In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, een B.V., tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van een ex-werkneemster. De ex-werkneemster was werkzaam als managementassistente en had zich ziek gemeld vanwege psychische klachten. Na beëindiging van haar dienstverband heeft het Uwv vastgesteld dat zij geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarop zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv onvoldoende inzicht heeft gegeven in de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. De Raad oordeelt dat de combinatie van beperkingen van de ex-werkneemster niet goed is onderbouwd en dat er onvoldoende is gemotiveerd waarom er geen passende functies voor haar beschikbaar zijn. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waarbij het Uwv wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante.