ECLI:NL:CRVB:2018:3322
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van medische geschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als isolatiemonteur werkte, had zich op 1 september 2014 ziek gemeld met rugklachten en ontving ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Het Uwv heeft na een eerstejaars ZW-beoordeling vastgesteld dat appellant per 1 oktober 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Raad beoordeelde of het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en of er sprake was van 'equality of arms'. De Raad concludeerde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De Raad oordeelde dat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische beoordeling en dat appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het Uwv de beperkingen van appellant niet had onderschat en dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.