Uitspraak
18.2997 WMO15-PV
18/3051 WMO15, 18/3686 WMO15 en 18/2871 WMO15 plaatsgevonden.
BESLISSING
Wmo 2015. Hetgeen appellant in deze zaak naar voren heeft gebracht leidt de Raad niet tot een ander oordeel dan in die uitspraken.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een vreemdeling, had verzocht om een maatwerkvoorziening beschermd wonen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had dit verzoek afgewezen, met als argument dat de appellant geen rechtmatig verblijf had. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat, zoals eerder in uitspraken van 3 oktober 2018 en 12 december 2018 is overwogen, vreemdelingen geen aanspraak kunnen maken op een maatwerkvoorziening beschermd wonen op grond van de Wmo 2015. De Raad vond dat de argumenten die de appellant naar voren had gebracht niet leidden tot een ander oordeel dan in de eerdere uitspraken. De Raad concludeerde dat de appellant niet kan worden gelijkgesteld met een Nederlander en dat hij derhalve geen recht heeft op de gevraagde zorg.
De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de griffier, G.D. Alting Siberg, en de voorzitter, L.M. Tobé, hebben de beslissing ondertekend. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.