ECLI:NL:CRVB:2019:2477
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WIA-uitkering en schadevergoeding
In deze zaak heeft verzoeker een verzoek tot herziening ingediend van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 januari 2018, waarin zijn aanvraag voor een IVA-uitkering werd afgewezen. De Raad had eerder vastgesteld dat verzoeker met ingang van 2 maart 2015 in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, maar dat hij niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Verzoeker betoogde dat er een misslag was gemaakt in de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, met name met betrekking tot de diagnose van het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). Hij stelde dat de verzekeringsarts niet voldoende rekening had gehouden met wetenschappelijke inzichten en dat dit had geleid tot een onjuiste uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om herziening afgewezen. De Raad oordeelde dat verzoeker niet had aangetoond dat er feiten of omstandigheden waren die vóór de uitspraak van 5 januari 2018 niet bekend waren en die tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak, maar om een uitspraak te corrigeren die berust op een onjuist feitelijk uitgangspunt. Verzoeker had in wezen een discussie over de juistheid van de eerdere uitspraak willen openen, wat niet in lijn was met de voorwaarden voor herziening.
Daarnaast werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2019.