ECLI:NL:CRVB:2019:3737
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van bijstandsuitkeringen in verband met schadevergoeding na verkeersongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellante, die sinds 6 april 1999 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW), heeft een schadevergoeding ontvangen na een verkeersongeval op 6 december 2010. De schadevergoeding, die in totaal € 41.500,- bedroeg, werd gedeeltelijk als inkomen aangemerkt door het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland, wat leidde tot een terugvordering van bijstandsuitkeringen. De appellante verzocht het college om de schadevergoeding buiten beschouwing te laten, maar het college besloot een deel van de vergoeding als middelen te beschouwen.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellante tegen het besluit van het college ongegrond. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat het college terecht had geoordeeld dat een deel van de schadevergoeding moest worden aangemerkt als middelen. De Raad benadrukte dat het college de vrijheid heeft om te bepalen welke vergoedingen uit het oogpunt van bijstandsverlening verantwoord zijn. De appellante had niet voldoende aangetoond dat zij in de toekomst daadwerkelijk kosten zou maken voor huishoudelijke hulp en tuinonderhoud, en het college had terecht rekening gehouden met de mogelijkheid van een vergoeding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO).
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellante niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.