ECLI:NL:CRVB:2019:3890
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering en verzoek om terug te komen op eerdere afwijzing
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1965, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De aanvraag werd eerder afgewezen omdat appellante niet als jonggehandicapte werd aangemerkt. Appellante heeft meerdere keren geprobeerd om terug te komen op deze eerdere afwijzing, maar het Uwv heeft telkens geoordeeld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De rechtbank Noord-Nederland heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
Tijdens de zitting op 24 oktober 2019 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door een jurist. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de aanvraag van appellante terecht als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit heeft beschouwd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv, die op inzichtelijke wijze de beperkingen van appellante heeft vastgesteld. De Raad heeft ook geen noodzaak gezien om een deskundige in te schakelen, omdat de medische beoordeling voldoende was onderbouwd.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek van appellante om schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente werd eveneens afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2019.