ECLI:NL:CRVB:2020:20
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak in het bestuursrecht
Op 8 januari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/3684 ZW, waarin het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 29 juni 2016 werd behandeld. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.L.A.M. van Os, had op 5 juli 2018 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad, waarin zijn aanvraag voor een Ziektewetuitkering was afgewezen. De Raad had eerder geoordeeld dat verzoeker op 16 februari 2004 in staat was om zijn werkzaamheden als verzorgende te verrichten. In zijn herzieningsverzoek verwees verzoeker naar een uitspraak van het Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg van 15 mei 2017, waarin zijn klacht tegen psychiater [naam] (niet genoemd in de uitspraak) gedeeltelijk gegrond was verklaard.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat het herzieningsverzoek onredelijk laat was ingediend, aangezien het meer dan een jaar na de uitspraak van het Tuchtcollege was ingediend. De Raad stelde vast dat verzoeker niet voldoende redenen had aangevoerd om van deze termijn af te wijken. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het verzoek niet tijdig was ingediend. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit voorzitter J.P.M. Zeijen en de leden M. Schoneveld en S. Wijna, in aanwezigheid van griffier E. Diele. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.