ECLI:NL:CRVB:2021:1108
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verzekering voor de AOW van een in het buitenland wonende uitkeringsgerechtigde
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzekering van appellant voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) over de periode van 1 januari 2000 tot en met 17 januari 2019. Appellant, geboren in Nederland en later verhuisd naar Joegoslavië, had een WAO-uitkering ontvangen en verzocht om een pensioenoverzicht. De Sociale verzekeringsbank (Svb) stelde vast dat appellant niet verzekerd was voor de AOW gedurende de genoemde periode, wat appellant betwistte. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep.
De Raad oordeelde dat de Svb terecht had vastgesteld dat appellant niet verzekerd was voor de AOW, omdat de regelgeving per 1 januari 2000 was gewijzigd en appellant niet meer voldeed aan de voorwaarden voor verzekering. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om aan te nemen dat de Svb appellant als verzekerd diende aan te merken, ondanks zijn argumenten dat hij niet op de hoogte was gesteld van de wijziging van de regels. De Raad benadrukte dat het aan de verzekerde zelf is om zich te informeren over zijn rechten en plichten, vooral wanneer hij in het buitenland woont.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.