In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de verstrekking van een persoonsgebonden budget (pgb) aan appellante door het college van burgemeester en wethouders van Groningen voor de periode van 1 mei 2017 tot en met 31 juli 2018. Het college heeft het pgb verstrekt op basis van het tarief voor sociaal netwerk, omdat de moeder van appellante tot haar sociale netwerk behoort. Appellante heeft betoogd dat het college een onjuist tarief heeft gehanteerd en dat haar moeder, gezien haar scholing, als deskundige moet worden beschouwd. De Raad heeft geoordeeld dat het college terecht het pgb heeft verstrekt op basis van het tarief voor sociaal netwerk, in overeenstemming met de geldende verordening. Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn met ruim zes maanden is overschreden en heeft een schadevergoeding van € 1.000,- toegekend aan appellante, te betalen door de Staat der Nederlanden. De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank bevestigd, voor zover deze zijn aangevochten, en de Staat veroordeeld in de proceskosten van appellante.