Uitspraak
19 2567 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
6 december 2017 met ingang van 1 januari 2018 een IVA-uitkering toegekend.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De betrokkene, die als keuringsarts werkte, had haar arbeidsduur op verzoek verminderd van 24 naar 20 uur per week vanwege gezondheidsklachten gerelateerd aan de ziekte MS. Het Uwv had haar een IVA-uitkering toegekend, maar betrokkene maakte bezwaar tegen de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheidsdag en stelde dat zij als medische afzakker moest worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde in eerste instantie dat het Uwv ten onrechte was uitgegaan van een maatmanomvang van 20 uur per week en dat er voldoende medische onderbouwing was voor de urenvermindering.
In hoger beroep heeft het Uwv aangevoerd dat er geen objectieve medische noodzaak was voor de urenvermindering. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende specifieke medische onderbouwing is om betrokkene als medische afzakker aan te merken. De Raad heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat betrokkene op advies van een arts minder is gaan werken. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische onderbouwing bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de status van medische afzakker.