In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante ontving bijstand en had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, waarin haar bijstand werd herzien en terugvordering werd ingesteld. Het college verklaarde het bezwaar tegen het herzieningsbesluit niet-ontvankelijk, omdat het te laat zou zijn ingediend. Appellante stelde echter dat zij het besluit niet had ontvangen en dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de juiste wijze was verzonden. De Raad oordeelde dat het college niet kon aantonen dat het besluit daadwerkelijk was verzonden, omdat de verzendadministratie niet deugde. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep gegrond. De Raad stelde de terugvordering vast op € 3.000,- en veroordeelde het college in de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 1.500,-. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke verzendadministratie in bestuursrechtelijke procedures.