ECLI:NL:CRVB:2022:1848
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde gokactiviteiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant ontving van 1 december 2004 tot en met 31 januari 2018 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Tijdens een rechtmatigheidsonderzoek bleek dat de appellant in de periode van 1 april 2015 tot en met 31 januari 2018 regelmatig casino's bezocht en online gokte, zonder dit te melden aan het college. Het college heeft daarop de bijstand van de appellant per 1 februari 2018 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van € 43.436,29. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij zijn inlichtingenverplichting niet heeft geschonden, omdat hij bij de meeste casinobezoeken niet heeft gegokt en volledige openheid over zijn financiën heeft gegeven. De Raad oordeelt echter dat de appellant wel degelijk zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat hij niet heeft gemeld dat hij gokactiviteiten ondernam, wat van invloed kan zijn op zijn recht op bijstand. De Raad stelt vast dat de appellant in de te beoordelen periode grote bedragen heeft opgenomen en regelmatig online gokte, wat betekent dat hij inkomsten had kunnen verwerven.
De Raad concludeert dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij recht op bijstand zou hebben gehad als hij zijn gokactiviteiten had gemeld. Ook zijn argumenten over dringende redenen om van terugvordering af te zien, zijn niet onderbouwd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.