ECLI:NL:CRVB:2023:2108
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor tandartskosten op basis van voorliggende voorziening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de weigering van bijzondere bijstand voor tandartskosten aan appellante. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand voor tandartskosten afgewezen, omdat er een voorliggende voorziening was in de vorm van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en er geen zeer dringende redenen waren die bijstandverlening noodzakelijk maakten. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 26 september 2023 was appellante niet aanwezig, maar het college werd vertegenwoordigd door mr. A. Zonneveld. De Raad beoordeelde de argumenten van appellante, die aanvoerde dat het college geen zorgvuldig onderzoek had gedaan naar haar situatie en ten onrechte had gesteld dat er geen zeer dringende redenen waren. De Raad oordeelde dat de Zvw in beginsel een toereikende voorliggende voorziening is en dat het college niet verplicht was om verder onderzoek te doen, aangezien er geen zeer dringende redenen waren aangetoond. Appellante kon niet onderbouwen dat het niet verlenen van bijstand ernstige gevolgen voor haar gezondheid zou hebben.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft. Appellante kreeg geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door K.M.P. Jacobs, in tegenwoordigheid van N.B. Yalçinkaya als griffier op 7 november 2023.