ECLI:NL:CRVB:2023:2472
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen intrekking en terugvordering bijstandsverlening en opgelegde boete wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van appellant tegen besluiten tot intrekking en terugvordering van zijn bijstand, alsook om een aan appellant opgelegde boete. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding in bezwaar en dat de nalatigheid van de bewindvoerder voor rekening en risico van appellant komt. De Raad bevestigt dat het college terecht een boete heeft opgelegd, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. De opgelegde boete is evenredig aan de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid. De Raad heeft vastgesteld dat appellant sinds 31 mei 2017 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet en dat hij in de periode van juli 2017 tot oktober 2020 meermaals door de politie is staande gehouden, waarbij hij grote geldbedragen in zijn bezit had. Het college heeft op basis van deze informatie de bijstand van appellant ingetrokken en teruggevorderd. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de termijn was ingediend. De Raad heeft geoordeeld dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De boete die aan appellant is opgelegd, is in stand gebleven, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij niet over de middelen beschikte die hij had moeten melden. De Raad bevestigt de uitspraken van de rechtbank en verklaart de hoger beroepen van appellant ongegrond.