ECLI:NL:CRVB:2024:2416
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van persoonsgebonden budget op grond van de Wet langdurige zorg wegens niet geleverde zorg en doelmatigheid
In deze zaak gaat het om de intrekking van een persoonsgebonden budget (pgb) op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz). De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellant, die lijdt aan psychiatrische aandoeningen, had een pgb ontvangen om zorg in te kopen. Het zorgkantoor, Stichting Zorgkantoor Menzis, heeft echter vastgesteld dat de gedeclareerde zorg niet daadwerkelijk is geleverd en dat er geen doelmatige zorg van goede kwaliteit is ingekocht. Appellant betwistte de intrekking van de pgb's, stellende dat de controle aan de voorkant onvoldoende was geweest. De Raad oordeelde dat, hoewel de controle niet optimaal was, dit niet leidde tot een onjuiste voorstelling van zaken die de intrekking zou kunnen rechtvaardigen. De mate van verwijtbaarheid van appellant speelde geen rol in de beslissing om de pgb's in te trekken. De Raad bevestigde dat de belangenafweging van het zorgkantoor niet tot een onevenredige uitkomst leidde voor appellant, aangezien de intrekking geen financiële gevolgen had, omdat het zorgkantoor de besluiten tot terugvordering had herroepen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en de intrekking van de verleningsbesluiten in stand bleef.