ECLI:NL:CRVB:2025:1062
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgevolgen van een informatieve brief van de Sociale verzekeringsbank over terugvorderingen van nabestaandenuitkering
In deze zaak staat de vraag centraal of een brief van de Sociale verzekeringsbank (Svb) aan appellant over teruggevorderde bedragen een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Svb heeft de brief niet als een besluit aangemerkt en het bezwaar van appellant daartegen niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de brief geen besluit is, maar een informatieve mededeling met een betalingsherinnering. Appellant had eerder een nabestaandenuitkering en een halfwezenuitkering ontvangen, maar de Svb heeft bedragen teruggevorderd op basis van eerdere besluiten. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaarde. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de brief van de Svb niet gericht is op rechtsgevolg, maar slechts een herinnering is voor de terugbetaling van eerder vastgestelde bedragen. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen, en hij krijgt geen proceskostenvergoeding.