Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 1.1. Begripsbepalingen
In deze wet wordt verstaan onder:
(…)
e. initieel onderwijs: hoger onderwijs als bedoeld in artikel 7.3a;
Artikel 6.2. Onderwijsaanbod
1. Het instellingsbestuur legt het voornemen tot:
het verzorgen van een nieuwe opleiding;
het samenvoegen van bestaande opleidingen; of
het gezamenlijk verzorgen van een opleiding of afstudeerrichting als bedoeld in artikel 7.3c, ter instemming aan Onze Minister voor met het oog op de beoordeling van een doelmatig onderwijsaanbod en de beoordeling van een doelmatige taakverdeling tussen de instellingen, gelet op het geheel van de voorzieningen op het gebied van het hoger onderwijs. Artikel 7.17, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. Onze Minister kan zich bij de beoordeling van het voornemen, bedoeld in het eerste lid, laten bijstaan door een adviescommissie. Bij het samenvoegen van bestaande opleidingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, of bij het gezamenlijk verzorgen van een opleiding als bedoeld in artikel 7.3c oordeelt het accreditatieorgaan of er sprake is van een nieuwe opleiding.
Artikel 7.3a. Associate degree-, bachelor- en masteropleidingen
1. Binnen het wetenschappelijk onderwijs worden onderscheiden:
bacheloropleidingen, en
masteropleidingen, volgend op de bacheloropleidingen, bedoeld onder a.
2. Binnen het hoger beroepsonderwijs worden onderscheiden:
associate degree-opleidingen,
bacheloropleidingen, en
masteropleidingen volgend op de bacheloropleidingen, bedoeld onder b.
Artikel 7.5. Reguliere studielast opleidingen
1. Onverminderd de artikelen 7.5a tot en met 7.5d bedraagt de studielast van:
een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs 180 studiepunten;
een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs 60 studiepunten;
een bacheloropleiding in het hoger beroepsonderwijs 240 studiepunten;
een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs 60 studiepunten; en
en associate degree-opleiding 120 studiepunten.
Artikel 7.5a. Bijzondere studielast van opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs
De studielast van een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs:
tot leraar voor de periode van voorbereidend hoger onderwijs in vakken van voortgezet onderwijs bedraagt ten minste 60 studiepunten en ten hoogste 120 studiepunten. Het instellingsbestuur bepaalt binnen die bandbreedte de studielast van de opleiding;
voor het beroep van wijsgeer van een bepaald wetenschapsgebied bedraagt 120 studiepunten;
voor het beroep van arts, dierenarts, apotheker, tandarts en klinisch technoloog bedraagt 180 studiepunten; en
geneeskunde, klinisch onderzoeker bedraagt 240 studiepunten.
Artikel 7.5b. Bijzondere studielast van opleidingen in het hoger beroepsonderwijs
1. De studielast van een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs:
op het gebied van de kunst bedraagt een door het instellingsbestuur te bepalen studielast van ten minste 60 studiepunten en ten hoogste 120 studiepunten;
tot leraar voortgezet onderwijs van de eerste graad in algemene vakken bedraagt 90 studiepunten;
tot advanced nurse practitioner bedraagt 120 studiepunten;
tot physician assistant bedraagt 150 studiepunten; en
op het gebied van de bouwkunst bedraagt 240 studiepunten.
Wet studiefinanciering 2000
Artikel 5.2. Vorm en duur studiefinanciering
1. De prestatiebeurs hoger onderwijs wordt eenmalig aan een ho-student verstrekt gedurende 4 jaar, vermeerderd met:
eenmalig het aantal maanden dat het resultaat is van het aantal studiepunten, genoemd in de artikelen 7.5, eerste lid, onderdeel d, 7.5b, eerste lid en 7.5c, tweede en vierde lid WHW, gedeeld door vijf, indien een student is ingeschreven aan een in de betreffende artikelleden genoemde masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs;
eenmalig het aantal maanden dat het resultaat is van het aantal studiepunten, genoemd in de artikelen 7.5a en 7.5c, tweede tot en met vijfde lid, WHW minus zestig en gedeeld door vijf, indien een ho-student is ingeschreven aan een in de betreffende artikelleden genoemde opleiding in het wetenschappelijk onderwijs.
4. Gedurende 36 maanden na de periode, bedoeld in het eerste lid, kan het collegegeldkrediet worden verstrekt en kan daarnaast studiefinanciering worden verstrekt in de vorm van een lening. Het bedrag van de lening, bedraagt in afwijking van de artikelen 3.1, vierde lid, 3.3, 3.13 en 3.18 naar de maatstaf van 1 januari 2014 per maand € 894,51. In de eerste 12 maanden kan tevens een reisvoorziening worden verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs.
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 14. Verbod van discriminatie
Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
Protocol nr. 12 bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
Artikel 1. Algemeen verbod van discriminatie
1. Het genot van elk in de wet neergelegd recht moet worden verzekerd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
2. Niemand mag worden gediscrimineerd door enig openbaar gezag op met name een van de in het eerste lid vermelde gronden.