ECLI:NL:CRVB:2025:1389
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake procesbelang en maatschappelijke opvang onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze zaak heeft appellant, na een hulpvraag in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), een aanvraag ingediend voor een tijdelijke maatwerkvoorziening voor opvang. Het college heeft echter gecommuniceerd dat appellant niet onder de doelgroep van de Wmo 2015 valt. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend, maar de voorzieningenrechter heeft dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Het college heeft vervolgens het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het e-mailbericht van het college geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellant geen procesbelang meer had; hij had een andere oplossing gevonden en wenste geen gebruik meer te maken van de maatschappelijke opvang.
Appellant is het niet eens met deze uitspraak en stelt dat de rechtbank had moeten beoordelen of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Hij meent dat er sprake is van een appellabel besluit en dat zijn procesbelang ligt in het verkrijgen van een vergoeding voor bezwaarkosten en schade. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat appellant geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en voegt daaraan toe dat het procesbelang niet kan liggen in het verzoek om vergoeding van bezwaarkosten of immateriële schade, omdat appellant niet heeft onderbouwd dat hij schade heeft geleden. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.