ECLI:NL:CRVB:2025:1391

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
24/118 JW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van jeugdhulp aanvragen en de rol van het college in het stappenplan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht inzake jeugdhulp voor appellant, die beperkingen ondervindt door psychische problematiek. De Raad oordeelt dat het college niet op een inzichtelijke wijze het stappenplan heeft doorlopen, waardoor niet duidelijk is welke jeugdhulp appellant nodig heeft. De Raad draagt het college op om nieuwe besluiten op bezwaar te nemen, waarbij het stappenplan correct moet worden gevolgd. De Raad constateert dat de besluiten van het college onvoldoende gemotiveerd zijn en dat de toekenning van jeugdhulp niet in overeenstemming is met de wettelijke vereisten. De Raad vernietigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaart de beroepen gegrond. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.

Uitspraak

24/118 JW en 24/231 JW
Datum uitspraak: 18 september 2025
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 8 december 2023, 22/3535 en van 8 december 2023, 22/3536 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Papendrecht (college)
SAMENVATTING
Het college heeft niet op een inzichtelijke wijze het stappenplan doorlopen. Hierdoor is niet duidelijk welke jeugdhulp appellant nodig heeft. De Raad draagt het college op nieuwe besluiten op bezwaar te nemen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J. Nieuwstraten, advocaat, hoger beroepen ingesteld en nadere stukken ingediend. Het college heeft verweerschriften en een nader stuk ingediend.
De Raad heeft de zaken behandeld op een zitting van 15 mei 2025 gelijktijdig met het hoger beroep van [naam broer] (24/232 JW). Voor appellant is de wettelijk vertegenwoordiger [naam moeder] (moeder) verschenen, bijgestaan door mr. Nieuwstraten. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. J.E. Ossewaarde en mr. R.S. Rodriguez.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant ondervindt beperkingen als gevolg van psychische problematiek. Zijn ouders zijn gescheiden in mei 2021. Op 18 juni 2021 is appellant met zijn moeder, zijn drie broers en zijn zus vanuit de gemeente [X] verhuisd naar de gemeente [woonplaats].
1.2.
Het college van de gemeente [X] heeft appellant laatstelijk de volgende jeugdhulp toegekend op grond van de Jeugdwet. Hij ontving 660 minuten per week begeleiding door het sociaal netwerk. Deze uren zijn verdeeld over drie kinderen en over twee jeugdhulpverleners.
Daarnaast ontving appellant 175 minuten per week gespecialiseerde begeleiding en logeeropvang. Op 31 oktober 2021 eindigde deze indicatie.
1.3.
In augustus en september 2021 zijn namens appellant aanvragen voor jeugdhulp ingediend bij het college. Het jeugdteam heeft onderzoek verricht en de uitkomsten van dit onderzoek neergelegd in het actieplan van 15 november 2021 (actieplan).
1.4.
Met een besluit van 30 november 2021 (besluit 1) heeft het college de aanvraag van appellant voor jeugdhulp, bestaande uit begeleiding en persoonlijke verzorging uit te voeren door het sociaal netwerk (de moeder) door middel van een persoonsgebonden budget (pgb), afgewezen. Een deel van de hulp die de moeder biedt aan appellant kan worden aangeduid als bovengebruikelijke hulp maar de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen zijn toereikend om deze hulp te bieden. Het college heeft in besluit 1 verwezen naar het actieplan.
1.5.
Met een afzonderlijk besluit van 30 november 2021 (besluit 2) heeft het college aan appellant jeugdhulp toegekend over de periode van 6 september 2021 tot en met 24 januari 2022 in de vorm van een pgb. Het gaat om begeleiding (met code H300) voor 360 minuten per week tegen een tarief van € 52,50 per uur en respijtzorg, te leveren door het sociaal netwerk, voor 120 minuten per week tegen een tarief van € 20,- per uur. Ook in besluit 2 heeft het college verwezen naar het actieplan.
1.6.
Appellant heeft op 20 december 2021 een aanvraag gedaan om verlenging van de professionele begeleiding individueel voor 15 uur per week.
1.7.
Met een besluit van 24 februari 2022 (besluit 3) heeft het college aan appellant jeugdhulp toegekend over de periode van 25 januari 2022 tot en met 25 juli 2022 in de vorm van een pgb. Het betreft begeleiding basis voor 90 minuten per week tegen een tarief van € 49,88 per uur en respijtzorg, te leveren door het sociaal netwerk, voor 30 minuten per week tegen een tarief van € 20,- per uur. Over de periode van 25 januari 2022 tot en met 31 mei 2022 is jeugdhulp voor begeleiding basis toegekend voor 180 minuten per week in de vorm van een pgb tegen een tarief van € 49,88 per uur.
1.8.
Met een besluit van 31 mei 2022, aangevuld en verzonden op 6 juli 2022 (bestreden besluit 1), heeft het college de bezwaren van appellant tegen de besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
1.9.
Met een besluit van 27 juni 2022 (bestreden besluit 2) heeft het college besluit 3 in stand gelaten en aanvullend over de periode van 25 januari 2022 tot en met 25 juli 2022 respijtzorg, te leveren door het sociaal netwerk, toegekend voor 0,5 uur per week in de vorm van een pgb.
Uitspraken van de rechtbank
2.1.
In de aangevallen uitspraak 1 heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit 1 ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit 1 in stand gelaten.
2.2.
In de aangevallen uitspraak 2 heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit 2 gegrond verklaard en het bestreden besluit 2 vernietigd voor zover daarin is beslist dat appellant geen vergoeding van de door hem gemaakte kosten in bezwaar krijgt. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat het college de kosten van het bezwaar vergoedt tot een bedrag van € 1.194,-.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraken van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraken aangevoerd dat het onderzoek door het college onzorgvuldig is geweest en het stappenplan niet op de juiste wijze is doorlopen. De beoordeling is daardoor niet inzichtelijk. De jeugdhulp die is toegekend is niet passend en onvoldoende. Het college heeft geen inzicht gegeven in de grote vermindering ten opzichte van de jeugdhulp die het college van [X] had toegekend. Het college heeft de jeugdhulp deels in de vorm van respijtzorg verstrekt maar de hulp die de heer [naam begeleider] (de begeleider) geeft, is geen respijtzorg. Daarnaast is de omvang van de respijtzorg onduidelijk. Verder dient voor de begeleiding die [naam begeleider] levert een hoger tarief gegeven te worden, nu er sprake is van begeleiding specialistisch. Nergens in de wet- of regelgeving is vastgelegd dat de heer [naam begeleider] SKJ-geregistreerd moet zijn of onder supervisie van een SKJ-geregistreerde coach moet werken. De kwaliteitscriteria gelden niet voor aanbieders die door ouders in het kader van een pgb worden ingeschakeld.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit over de jeugdhulp in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt.
4.1.
De beroepsgrond dat het stappenplan niet op de juiste wijze is doorlopen en de beoordeling niet inzichtelijk is, slaagt. Daarbij is het volgende van betekenis.
4.1.1.
Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat bij een aanvraag voor jeugdhulp het college het stappenplan moet doorlopen. [1]
Dit stappenplan houdt het volgende in:
  • stap 1: vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is;
  • stap 2: vaststellen of zich opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen voordoen en zo ja, welke dat zijn;
  • stap 3: bepalen welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
  • stap 4: onderzoeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden;
  • stap 5: tot slot dient dan te worden bepaald welke voorziening nodig is.
4.1.2.
Het college heeft bestreden besluit 1 en de onderliggende besluitvorming gebaseerd op het actieplan. Het actieplan is een document van 30 pagina’s en bevat veel informatie over appellant. Weliswaar zijn in het actieplan de stappen uit het stappenplan benoemd maar deze stappen zijn niet op inzichtelijke wijze doorlopen. Wat in elk geval ontbreekt is een vertaalslag van de onderzoeksbevindingen naar de toegekende jeugdhulp. De Raad licht dit als volgt toe.
4.1.3.
Bij stap 1 “Wat is de hulpvraag van het gezin?” is opgesomd welke documenten door de moeder zijn overgelegd en welke aanvragen (meerdere in augustus en september 2021) zijn ingediend maar een conclusie over wat de hulpvraag van het gezin (of appellant) inhoudt, is niet getrokken.
4.1.4.
Stap 2 “Is er sprake van opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen of stoornissen en zo ja, welke?” is voldoende in kaart gebracht. De destijds vastgestelde diagnoses zijn genoemd en de beperkingen die appellant ervaart zijn weergegeven. Wel is er wat onduidelijkheid over de precieze diagnose die gesteld is bij appellant. Volgens het jeugdteam is er enige verwarring over een niet vastgesteld eindverslag van [A] uit 2021. Anders dan appellant stelt, is in deze stap wel meegewogen dat appellant niet naar school gaat.
4.1.5.
Net als bij stap 1, bevat de beantwoording van de vraag “Welke hulp is noodzakelijk in aard en omvang?” (stap 3) een uitgebreide weergave van de opvattingen van moeder, vader, appellant en de begeleider. Het jeugdteam concludeert dat de samenhang tussen de wensen/behoeften en de inzet van jeugdhulp voor appellant niet altijd helder wordt op zowel de korte als de lange termijn. Het jeugdteam mist van de betrokkenen een eenduidige visie en plan waaruit de hulpverlening wordt ingezet. Gezien de problematiek van appellant dient er een toekomstperspectiefplan te komen waarbij voor iedereen zicht is op de (on)mogelijkheden op het gebied van de ontwikkeling van hem en wat hierin nodig is, rekening houdend met haalbaarheid en zoveel mogelijk groei. Hierbij dient duidelijk te worden wie welke jeugdhulp gaat bieden. Het jeugdteam acht het van belang dat er eenduidigheid komt over visie op de problematiek en over welke doelen prioriteit hebben en daarnaast een samenhangend plan van wie wat doet. Hieruit volgt niet welke hulp op dít moment nodig is. De volgende conclusie heeft het jeugdteam aan het einde geformuleerd:
“Samenvattend komt het Jeugdteam tot de conclusie dat [appellant] een kind is waar het Jeugdteam zich veel zorgen maakt over zijn ontwikkeling. Het Jeugdteam erkent hiermee de noodzaak voor hulp en ondersteuning. Deze professionele hulpverlening zal zich naast zich te richten op het vergroten van [appellant] zijn autonomie, ook moeten richten op ouders om systemische patronen te doorbreken."
Maar welke jeugdhulp noodzakelijk is in aard en omvang om dit te bereiken, heeft het jeugdteam niet uitgewerkt.
Onder het kopje “doelen en advies voorziening jeugdhulp Jeugdteam” brengt het jeugdteam de gestelde doelen terug naar vijf hoofd/einddoelen, namelijk:
  • (dag)structuur en dagbesteding;
  • weten en kennen van de eigen (on)mogelijkheden;
  • rust en ruimte hebben en krijgen voor ontwikkeling en het vergroten van zelfstandigheid;
  • ruimte voelen en krijgen om fouten te maken;
  • ontwikkelen van structuurafhankelijkheid (in plaats van persoonsafhankelijkheid).
Maar welke hulp per doel nodig is, heeft het jeugdteam niet uitgelegd. In de besluitvorming heeft het college dit ook niet gedaan.
4.1.6.
Ook voor het verdere doorlopen van het stappenplan is nodig dat duidelijk is welke jeugdhulp nodig is.
4.1.7.
Ook bij het onderzoek dat ten grondslag heeft gelegen aan bestreden besluit 2 is het stappenplan niet op de juiste wijze doorlopen en is de beoordeling niet inzichtelijk geworden. De besluitvorming is gebaseerd op een evaluatieplan. Een groot deel van dit evaluatieplan is overgenomen uit het actieplan dat ten grondslag heeft gelegen aan het bestreden besluit 1, waarbij vervolgens een toevoeging is gedaan. Ook hier heeft het jeugdteam niet uitgewerkt welke jeugdhulp noodzakelijk is naar aard en omvang.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Uit 4.1.2 tot en met 4.1.7 volgt dat de hoger beroepen slagen. De aangevallen uitspraken worden vernietigd, de beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten worden vernietigd. De Raad beschikt over onvoldoende informatie om zelf in de zaak te kunnen voorzien. Er is namelijk onvoldoende zicht op de aard en omvang van de jeugdhulp die nodig is.
4.3.
Het college zal worden opgedragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen binnen acht weken na verzending van deze uitspraak. Bij de nieuw te nemen beslissingen op bezwaar dient het college de volgende punten in acht te nemen.
4.3.1.
Het actieplan bevat veel informatie maar een inzichtelijke beantwoording van de stappen uit het stappenplan ontbreekt. Dit zal het college alsnog moeten doen. De aard en de omvang van de jeugdhulp moet volgen uit de stappen die worden gezet.
4.3.2.
Het college heeft een deel van de jeugdhulp toegekend in de vorm van respijtzorg maar onvoldoende gemotiveerd dat het om respijtzorg gaat. Appellant heeft gemotiveerd betoogd dat de begeleider geen respijtzorg levert maar begeleiding. Ook de omvang van de jeugdhulp (die nu in de vorm van respijtzorg is toegekend), behoeft nadere motivering in het nieuw te nemen besluit. In het actieplan is vermeld dat respijtzorg wordt toegekend à € 20,- per etmaal en twee etmalen per week. In besluit 2 is respijtzorg toegekend voor € 20,- per uur en 120 minuten per week. In besluit 3 is vervolgens tezamen met het bestreden besluit 2 in totaal 60 minuten aan respijtzorg toegekend voor € 20,- per uur. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de vergoeding voor respijtzorg € 20,- per etmaal bedraagt. De Sociale Verzekeringsbank accepteert een tarief van € 20,- per etmaal niet omdat dat bedrag niet voldoet aan het wettelijk minimumloon. Om die reden staat er wat anders in de besluiten, te weten € 20,- per uur, aldus het college. De Raad is van oordeel dat het niet is toegestaan dat het college materieel jeugdhulp toekent in strijd met het wettelijk minimumloon [2] en het is ook niet toegestaan dat het college een toekenningsbesluit anders verwoordt dan feitelijk is bedoeld teneinde bij de Svb de schijn van naleving van wettelijk minimumloonregels te wekken. Namens appellant is overigens gemeld dat de begeleider van appellant geen jeugdhulp per etmaal biedt maar per uur en dat de begeleider een uurtarief rekent. Voor een vergoeding van € 20,- per etmaal is het appellant niet gelukt iemand te vinden die jeugdhulp wil bieden.
4.3.3.
Bij stap 4 dient het college te onderzoeken of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Appellant heeft in dit verband terecht gewezen op de uitspraken die de Raad op 29 mei 2024 heeft gedaan. [3] Ook hiermee moet het college rekening houden bij de nieuw te nemen besluiten.
4.3.4.
Het college dient bij de nieuw te nemen beslissingen aandacht te besteden aan de vraag welke verordening van toepassing is. Het college heeft de besluitvorming gebaseerd op de Verordening jeugdhulp Papendrecht 2018 (oude verordening). De Nadere regels en de beleidsregels, waarop het college de besluitvorming mede heeft gebaseerd, zijn vastgesteld op basis van de oude verordening. Gelet op het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 29 van de Verordening jeugdhulp Papendrecht (nieuwe verordening) lijkt het erop dat de nieuwe verordening van toepassing is. Het is de vraag wat dit betekent voor de Nadere regels en de beleidsregels. Dit is mede van belang omdat appellant een beroep heeft gedaan op artikel 9 van de Nadere regels, de afbouwregeling. Het standpunt van het college, dat van de overgangsperiode alleen gebruik kan worden gemaakt bij een beëindiging van de jeugdhulp, vindt geen steun in de tekst van de regeling zelf.
4.4.
Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht te bepalen dat tegen de nieuw te nemen beslissingen op bezwaar uitsluitend bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
5. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 1.814,- in beroep en op € 1.814,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 3.628,- (24/231) en op € 1.814,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand (24/118). Ook moet het college de door appellant in de beroepen en hoger beroepen betaalde griffierechten vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraken;
  • verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de besluiten van 6 juli 2022 en 27 juni 2022;
  • draagt het college op nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen deze besluiten uitsluitend bij de Raad kan worden ingesteld;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 5.442,-;
  • bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 376,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos als voorzitter en K.M.P. Jacobs en C.W.C.A. Bruggeman als leden, in tegenwoordigheid van B.F.C. Wiedenhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2025.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) B.F.C. Wiedenhof

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 1 mei 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1477.
2.Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.