ECLI:NL:CRVB:2025:1395

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
25/222 WMO15-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 september 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om wraking van de behandelend rechters. Verzoekers, bestaande uit drie personen, hebben het verzoek ingediend na een zitting op 14 augustus 2025, waarbij zij hoger beroep hadden ingesteld tegen eerdere uitspraken. Het verzoek om wraking werd echter pas drie weken na de zitting ingediend, wat volgens de Raad in strijd is met artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelde dat de verzoekers niet tijdig hebben gehandeld, aangezien de feiten en omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek al bekend waren na de zitting. De verzoekers voerden aan dat zij tijd nodig hadden om overleg te voeren en zaken uit te zoeken, maar de Raad wees erop dat een verzoek om wraking zo snel mogelijk moet worden ingediend na bekendwording van de feiten die twijfels over de onpartijdigheid van de rechter oproepen. De Raad verklaarde het verzoek om wraking dan ook niet-ontvankelijk, in overeenstemming met de geldende rechtspraak. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, met T. Dompeling als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker 1] (verzoeker 1), [verzoeker 2] (verzoeker 2) en [verzoekster 3] (verzoekster 3) te [woonplaats] (verzoekers)
Datum uitspraak: 18 september 2025

PROCESVERLOOP

Verzoekers hebben verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 2 mei 2024, 22/2880 JW en 24/213 WMO15. [1]
Verzoekers hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 december 2024, AMS 23/3876.
De verzoeken om herziening en het hoger beroep zijn op 14 augustus 2025 ter zitting behandeld door H.J. de Mooij, K.M.P. Jacobs en B. Serno (behandelend rechters).
Bij brief van 8 september 2025 hebben verzoekers verzocht om wraking van de behandelend rechters.
Bij brief van 10 september 2025 hebben de behandelend rechters op het verzoek om wraking gereageerd en te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
Verzoekers hebben op 14 en 15 september 2025 nadere stukken ingediend.
Verzoekers en de behandelend rechters zijn uitgenodigd om te worden gehoord ter zitting van de wrakingskamer op 16 september 2025. Verzoeker 2 en verzoekster 3 zijn verschenen. De behandelend rechters hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.

OVERWEGINGEN

1. De regels uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechtelijke colleges 2022 die voor de beoordeling van de verzoeken om wraking belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze beslissing.
2. Verzoekers hebben aan hun wrakingsverzoek, kort samengevat en zoals ter zitting toegelicht, het volgende ten grondslag gelegd. De behandelend rechters hebben met hun uitlatingen volgens verzoekers blijk gegeven van hardnekkige denk- en beoordelingsfouten met betrekking tot de juridische verhoudingen tussen jongeren met een voogdij-achtergrond, ouders, mentoren, pleegouders, gecertificeerde instellingen en zorgaanbieders. Met betrekking tot de zitting van 14 augustus 2025 hebben verzoekers aangevoerd dat de behandelend rechters tijdens de zitting geen rekenschap hebben afgelegd over de henzelf toe te rekenen beoordelingsfouten en wat deze fout betekent voor het risico dat verzoekers lopen. Zij hebben bovendien de gemeente Oostzaan en de gemeente Amsterdam hierover geen vragen gesteld en de gemeenten ook niet bevraagd over een alternatief zorgaanbod. Volgens verzoekers etaleren de opmerkingen van de behandelend rechters een gebrek aan kennis van het sociaal domein. Ook hebben verzoekers tijdens de zitting fouten die in de procedure zijn gemaakt niet mogen bespreken en hebben de rechters daarover aan de andere partijen geen vragen gesteld. Daardoor zijn de rechters volgens verzoekers niet onpartijdig geweest.
3.1.
Verzoekers hebben na de zitting meer dan drie weken (namelijk drie weken en vier dagen) gewacht met het indienen van hun wrakingsverzoek. Verzoekers hebben gesteld dat zij hebben gewacht met het wrakingsverzoek omdat zij overleg moesten voeren en zaken moesten uitzoeken. Daarnaast hebben zij erop gewezen dat op de website rechtspraak.nl staat dat een verzoek om wraking kan worden ingediend voor, tijdens of na de zitting. Nu zij het verzoek hebben ingediend na de zitting en voor de uitspraak, is dit verzoek volgens hen niet te laat ingediend.
3.2.
Op rechtspraak.nl staat onder het kopje ‘Procedure om de rechter te wraken: na de zitting’ dat een wrakingsverzoek zo snel mogelijk moet worden ingediend nadat betrokkene bekend is geraakt met de feiten en omstandigheden die bij hem zorgen voor de twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter en dat een niet zo snel mogelijk ingediend verzoek te laat kan zijn. Uit deze informatie blijkt dat het verzoek zo snel mogelijk moet worden gedaan en niet, anders dan verzoekers lijken te betogen, dat een verzoek om wraking dat is gedaan voorafgaand aan de uitspraak altijd wordt aangemerkt als tijdig. De omstandigheden die verzoekers ter onderbouwing van hun wrakingsverzoek hebben aangevoerd waren hen uiterlijk na afloop van de zitting van 14 augustus 2025 bekend. Ook is niet gebleken van na de zitting opgekomen feiten of omstandigheden die rechtvaardigen dat verzoekers ruim drie weken hebben gewacht met het indienen van hun verzoek. Door zo lang met het indienen van het wrakingsverzoek te wachten hebben verzoekers niet gehandeld overeenkomstig artikel 8:16, eerste lid, van de Awb. De te late indiening betekent dat het verzoek om wraking niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit is in overeenstemming met vaste rechtspraak. [2]
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om wraking niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door T. Dompeling als voorzitter en S.B. Smit-Colenbrander en M.E. Fortuin als leden, in tegenwoordigheid van S. Ploum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 september 2025.

(getekend) T. Dompeling

(getekend) S. Ploum

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht
Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
Het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Artikel 1, eerste lid, van de Wrakings-en verschoningsregeling bestuursrechterlijke rechtscolleges 2022
1. Een verzoek om wraking dient:
[…]
c. te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden waardoor volgens de indiener de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden aan de verzoeker bekend zijn geworden;
[…]

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 15 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3976, en 15 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3385.