ECLI:NL:CRVB:2025:1582
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vaststelling van het dagloon van de WIA-uitkering en de toepassing van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant betwistte de vaststelling van zijn WIA-dagloon door het Uwv, dat per 10 mei 2022 was vastgesteld op € 225,95, terwijl hij meende dat dit op het maximumdagloon van € 228,76 had moeten worden vastgesteld. Appellant stelde dat de toepassing van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen leidde tot een ongerechtvaardigd verschil in behandeling tussen WW- en WIA-gerechtigden, en dat dit in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. De Raad oordeelde dat het Uwv het dagloon terecht had vastgesteld en dat er geen sprake was van discriminatie of een onevenredige uitkomst. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat de wettelijke regels correct waren toegepast en dat de door appellant aangevoerde omstandigheden niet leidden tot een onredelijk bezwarend besluit. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.