Bijlage
Artikel 3:4, eerste lid, Awb
1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
1. Verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering geschiedt slechts voor zover in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.
2. Verrekening geschiedt onder vermelding van de vordering waarmee de geldschuld is verrekend alsmede de hoogte van het bedrag van de verrekening.
3. De verrekening werkt terug overeenkomstig artikel 129, eerste en tweede lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
4. De schuldenaar is niet bevoegd tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn.
5. Uitstel van betaling staat aan verrekening niet in de weg.
Artikel 14g, eerste lid, TW
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verrekent de bestuurlijke boete en een eerdere bestuurlijke boete wegens eenzelfde gedraging als bedoeld in artikel 14a, vijfde lid, met een toeslag op grond van deze wet, een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen of de Wet arbeid en zorg, die degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd ontvangt.
Artikel 20, eerste lid, TW
1. De toeslag die als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 11a of 14 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen teruggevorderd.
Artikel 20a, tweede lid, TW
2. Artikel 14g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de aflossingsbedragen lager vaststelt.
1. Het beslag strekt zich niet uit tot vorderingen of zaken die volgens de wet niet voor beslag vatbaar zijn, noch tot vorderingen die recht geven op een volgens de wet of naar haar aard niet voor beslag vatbare prestatie.
2. Het beslag is niet geldig op het gedeelte van een vordering dat daarop wordt ingehouden krachtens de wet, uit hoofde van een ziektekostenverzekering of van een pensioenspaarregeling dan wel uit hoofde van een ondernemingsspaarregeling voor een oudedagsverzorging.
3. Het beslag strekt zich niet uit tot onkostenvergoedingen, tenzij deze als fiscaal loon van de geëxecuteerde worden beschouwd.
4. Vorderingen die recht geven op iets anders dan betaling van een geldsom of dan levering van roerende zaken die geen registergoederen zijn, of van rechten aan toonder of order, vallen slechts onder het beslag, voor zover zij in het beslagexploot uitdrukkelijk zijn omschreven.
5. Een beslag als bedoeld in artikel 475, eerste lid, op geldmiddelen die een natuurlijk persoon aanhoudt bij een bank is slechts geldig voor zover het de bedragen genoemd in het eerste lid van artikel 475da gedurende een kalendermaand overtreft. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld inzake de uitvoering van dit beslag.
6. Indien de geëxecuteerde op grond van de basisregistratie personen geen woonadres in Nederland heeft en geen vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland, is een beslag als bedoeld in het vijfde lid slechts geldig voor zover het de helft van de bedragen genoemd in het eerste lid van artikel 475da gedurende een kalendermaand overtreft. Indien de geëxecuteerde buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, kan de geëxecuteerde de kantonrechter verzoeken het vijfde lid van toepassing te verklaren.
7. In dit artikel en in artikel 475aa worden onder geldmiddelen verstaan geldmiddelen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en onder bank wordt verstaan een bank als bedoeld in artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht.
8. Op ingevolge artikel 642c in de consignatiekas gestorte bedragen mag geen beslag worden gelegd.