ECLI:NL:CRVB:2025:623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van de IOW-uitkering wegens schending van de inlichtingenplicht
In deze zaak staat centraal of het Uwv terecht de IOW-uitkering van appellant heeft herzien en de terugvordering heeft beperkt tot € 1.917,-. Appellant ontving inkomsten uit prepensioen, maar heeft dit niet gemeld aan het Uwv, wat leidde tot een te hoge uitkering. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat het Uwv de herziening en terugvordering terecht heeft doorgevoerd, omdat appellant zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank had eerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, maar de Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van 15 maart 2022 gegrond verklaard. De Raad oordeelt dat het Uwv de belangen van appellant voldoende heeft meegewogen bij de beslissing om de terugvordering te beperken. De Raad benadrukt dat de herziening van de IOW-uitkering gerechtvaardigd was, gezien de schending van de inlichtingenplicht door appellant. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant toegewezen aan het Uwv, die in totaal € 4.560,60 bedragen, en het griffierecht vergoed.