ECLI:NL:CRVB:2025:688
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant, die zich op 2 oktober 2018 ziekmeldde met psychische klachten, betwist de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid en stelt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. Hij voert aan dat de geselecteerde functies assembly worker A en assembly worker B gelijksoortig zijn en dat het Uwv bij de beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid is uitgegaan van een te hoog uurloon. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van appellant. De Raad onderschrijft de medische en arbeidskundige beoordeling van het Uwv en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De weigering van de WIA-uitkering blijft in stand, evenals de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.