ECLI:NL:CRVB:2025:935
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift in het kader van de Wet langdurige zorg
In deze zaak gaat het om de vraag of het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) terecht het bezwaarschrift van appellant niet inhoudelijk heeft behandeld omdat dit te laat was ingediend. De rechtbank Den Haag had eerder geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Appellant, die onder curatele was gesteld, had op 13 april 2023 bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CIZ van 23 februari 2023, waarin hij voor onbepaalde tijd voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) was geïndiceerd. Het CIZ verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het buiten de wettelijke termijn was ingediend. De Raad voor de Rechtspraak bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad benadrukte dat de indiener, ook al was hij onder curatele gesteld, verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het bezwaar, vooral omdat hij bijgestaan werd door een professionele rechtsbijstandverlener. De Raad concludeerde dat het CIZ op goede gronden het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.