ECLI:NL:CRVB:2025:960
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WIA-uitkering wegens schending inlichtingenverplichting en ontvangen pgb-inkomsten
In deze zaak gaat het om de WIA-uitkering van appellante over de jaren 2016 tot en met 2019. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellante teveel WIA-uitkering heeft ontvangen, omdat zij inkomsten uit een persoonsgebonden budget (pgb) voor de zorg van haar zoon niet heeft gemeld. Appellante stelt dat het Uwv geen herzieningsbesluiten heeft genomen en dat zij de inlichtingenverplichting niet heeft geschonden. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, en het Uwv heeft de terugvordering van de teveel betaalde uitkering gerechtvaardigd. De Raad voor de Rechtspraak bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht de WIA-uitkering heeft herzien en de teveel ontvangen bedragen heeft teruggevorderd. De Raad concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien. De Raad benadrukt dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de pgb-inkomsten, wat een grondslag biedt voor herziening van de uitkering. De Raad bevestigt dat de terugvordering in stand blijft en dat appellante geen proceskostenvergoeding ontvangt.