4.6.De rechtbank heeft met betrekking tot de door belanghebbende gevraagde proceskostenvergoeding het volgende overwogen.
12. Eiser stelt zich primair op het standpunt dat hij recht heeft op vergoeding van de
werkelijke proceskosten, omdat verweerder tegen beter weten in heeft gehandeld en sprake
is van een voldoende gekwalificeerde schending van het Unierecht. Subsidiair stelt hij zich
op het standpunt dat de proceskostenvergoeding moet worden berekend op basis van het
Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) en wel per bezwaar en beroep.
Verweerder bestrijdt de standpunten van eiser.
13. De rechtbank zoekt voor de berekening van de proceskostenvergoeding aansluiting
bij de uitgangspunten die het gerechtshof Amsterdam in zijn uitspraak van 17 oktober 2013,
in een soortgelijke zaak die de gemachtigde van eiser namens een andere belanghebbende
had voorgelegd.
14. De rechtbank stelt voorop dat wanneer een belanghebbende geheel of gedeeltelijk
in het gelijk wordt gesteld, als regel de door hem in beroep gemaakte kosten voor
vergoeding op de voet van artikel 8:75 van de Awb in aanmerking komen. Van deze regel
mag worden afgeweken indien de noodzaak tot het instellen van bezwaar en beroep
uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van de belanghebbende (Hoge Raad 12 mei
onvoldoende is gesteld noch gebleken komt eiser in aanmerking voor een vergoeding van de
in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat bijzondere omstandigheden aanwezig zijn
op grond waarvan, in afwijking van artikel 1, eerste lid, van het Besluit, een hogere
vergoeding dient te worden vastgesteld, omdat niet kan worden geoordeeld dat verweerder
in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld.
15. Voor het bepalen van de omvang van de kostenvergoeding acht de rechtbank het
volgende van belang:
1. De gemachtigde verleent in de beroepsfase rechtsbijstand in 3.500 â 4.000 zaken. In de
bezwaarfase heeft de gemachtigde rechtsbijstand verleend in circa 8.750 zaken.
2. Alle zaken betreffen een beperkt aantal geschilpunten, in wisselende combinaties. Deze
geschilpunten zijn zuiver juridisch van aard: er bestaat tussen partijen geen verschil van
inzicht over de relevante feiten.
3. Alle stukken zijn per beroepszaak apart ingediend, doch zijn - per thema - vrijwel
identiek (knippen en plakken).
4. In de bezwaarfase hebben voor 8.750 bezwaarschriften twee hoorgesprekken
plaatsgevonden.
5. Reeds omdat niet alle voormelde zaken (nagenoeg) gelijktijdig zijn ingediend is met
betrekking tot de gehele groep van zaken geen sprake van samenhangende zaken in de
zin van artikel 3 van het Besluit.
16. De rechtbank is van oordeel dat het op grond van de voornoemde punten nagenoeg
onmogelijk en gelet op de strekking van het Besluit ook niet wenselijk is om de vergoeding
van kosten voor beroepsmatige rechtsbijstand in elke individuele zaak te berekenen op de
voet van de bijlage bij het Besluit, omdat een berekening op de voet van de bijlage zou
leiden tot een vergoeding die de werkelijke kosten overtreft. De rechtbank ziet hierin reden
om te oordelen dat sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde
lid, van het Besluit.
17. Bij bijzondere omstandigheden kan ingevolge deze bepaling worden afgeweken
van de op basis van de bijlage (het puntensysteem) te berekenen kosten. De rechtbank zal
zich niettemin wel op dat puntensysteem oriënteren en er daarbij naar streven te komen tot
een proceskostenveroordeling die recht doet aan de strekking van het Besluit. De rechtbank
zal er daarbij voorts naar streven om overeenkomstig die strekking op forfaitaire wijze een
vergoeding toe te kennen in de totale kosten van de beroepsmatig door de betrokken
gemachtigde verleende rechtsbijstand.
18. De rechtbank zal de hoogte van de vergoeding in goede justitie vaststellen door de
proceskostenvergoeding te berekenen aan de hand van de bijlage bij het Besluit en de
uitkomst van deze berekening vervolgens met een factor 0,25 te vermenigvuldigen.
19. De rechtbank stelt het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij
het Besluit opgenomen tarief en onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen op
€ 371 (1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor het horen, met een waarde per punt
van € 246 met toepassing van een wegingsfactor van 0,25 + 1 punt voor het beroepschrift en
1. punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 met toepassing
van een wegingsfactor van 0,25).”