2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiser heeft twee kinderen. Een van zijn kinderen, [A] (geboren [..-..-....] ), stond de onderhavige jaren ingeschreven op het adres van eiser.
2. [A] heeft in 2012 een totaalinkomen genoten van € 7.648 en in 2013 een totaalinkomen van € 8.301.
3. Op 30 mei 2013 heeft de gemachtigde voor eiser diens aangifte ib/pvv voor het jaar 2012 digitaal ingediend en daarin een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 36.883, bestaande uit een bedrag aan belastbare winst uit onderneming van € 5.831, een bedrag aan inkomsten uit vroegere arbeid van € 40.641, een bedrag aan inkomsten uit eigen woning van - € 7.219, een bedrag aan aftrek in verband met uitgaven voor inkomensvoorzieningen van € 950 en een aftrek in verband met kosten levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar van € 1.420. De (primitieve) aanslag, die is gedagtekend 23 januari 2015, is conform de aangifte opgelegd.
4. Op 14 maart 2017 heeft verweerder eiser gevraagd om nadere informatie over de kosten met betrekking tot de eigen woning en de uitgaven voor levensonderhoud van kinderen. Op 16 juni 2017 heeft eiser daarop gereageerd. Op 3 juli 2017 heeft verweerder eiser meegedeeld dat de aangegeven aftrek van € 1.420 in verband met kosten levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar zal worden gecorrigeerd omdat uit informatie blijkt dat de dochter van eiser in 2012 voldoende inkomsten had om in haar eigen onderhoud te voorzien. Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 12 juli 2017 waarbij hij een overzicht van de door zijn dochter gemaakte kosten heeft gevoegd.
5. Met dagtekening 5 augustus 2017 heeft verweerder eiser de navorderingsaanslag ib/pvv 2012 opgelegd.
6. Op 28 april 2015 heeft de gemachtigde voor eiser diens aangifte ib/pvv voor het jaar 2013 digitaal ingediend en daarin een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 23.671, bestaande uit een bedrag aan belastbare winst uit onderneming van - € 1.089, een bedrag aan inkomsten uit vroegere arbeid van € 31.728, een bedrag aan inkomsten uit eigen woning van - € 5.548 en een aftrek in verband met kosten levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar van € 1.420. De (primitieve) aanslag, die is gedagtekend 29 juli 2015, is conform de aangifte opgelegd.
7. Op 14 maart 2017 heeft verweerder eiser gevraagd om nadere informatie over de kosten met betrekking tot de eigen woning en de uitgaven voor levensonderhoud van kinderen. Op 16 juni 2017 heeft eiser daarop gereageerd. Op 3 juli 2017 heeft verweerder eiser meegedeeld dat de aangegeven aftrek van € 1.420 in verband met kosten levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar zal worden gecorrigeerd omdat uit informatie blijkt dat de dochter van eiser in 2013 voldoende inkomsten had om in haar eigen onderhoud te voorzien. Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 12 juli 2017 waarbij hij een overzicht van de door zijn dochter gemaakte kosten heeft gevoegd.
8. Met dagtekening 5 augustus 2017 heeft verweerder eiser de navorderingsaanslag ib/pvv 2013 opgelegd.”
Nu voormelde door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier nog de volgende feiten aan toe.