Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellant sub 2] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
de eerste en tweede griefaangevoerde. Waar nodig aangevuld met andere feiten die tussen partijen niet in geschil zijn, komen de feiten neer op het volgende.
. Ik wil graag dat mijn naam als medehuurder op het huurcontract komt te staan.
. Op een later tijdstip, zo’n 6 jaar geleden, ging zijn vriend, [geïntimeerde] , met hem samenwonen op dit adres.
3.Beoordeling
derde tot en met de achtste grief(waarbij abusievelijk twee grieven als zevende grief zijn genummerd) richten zich, samengevat, tegen het oordeel van de kantonrechter dat de afwijzingsgrond van artikel 7:268 lid 3 onder a BW zich niet voordoet. [appellanten] betwist dat [geïntimeerde] sinds (in ieder geval) maart 2013 zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft. [geïntimeerde] heeft volgens [appellanten] ter zake niet aan zijn bewijslast voldaan; de kantonrechter heeft de regels van stelplicht en bewijslast niet goed toegepast. Dat geldt eveneens voor de stelling van [geïntimeerde] dat hij met [X] een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Zowel voor de periode maart 2013 tot eind juli 2015, toen [X] (volgens [appellanten] : structureel) in het verpleegtehuis werd opgenomen, als voor de periode daarna, heeft [geïntimeerde] daartoe onvoldoende concrete feiten aangevoerd, laat staan dat hij zijn stellingen heeft bewezen. Bankafschriften en dergelijke ontbreken immers. Ook blijkt nergens uit dat sprake was van duurzaamheid.
negende griefhoudt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] voldoet aan het vereiste van het bieden van voldoende financiële waarborg voor een behoorlijke nakoming van de huur. Volgens [appellanten] dient [geïntimeerde] meer inzicht te verschaffen in zijn financiële positie om dat vast te kunnen stellen.
tiende griefmist zelfstandige betekenis, zodat die geen afzonderlijke bespreking behoeft.