Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
hij in of omstreeks de periode van 8 mei 1993 tot en met 15 mei 1993 te Antwerpen, België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders op of omstreeks 8 mei 1993 een of meer kogels in het lichaam van die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan hij zodanige verwondingen heeft opgelopen dat hij daaraan op 15 mei 1993 is overleden;
hij in of omstreeks de periode van 8 mei 1993 tot en met 12 mei 1993 te Antwerpen, België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders op of omstreeks 8 mei 1993 een of meer kogels in het lichaam van die [slachtoffer 2] geschoten, ten gevolge waarvan zij zodanige verwondingen heeft opgelopen dat zij daaraan op 12 mei 1993 is overleden;
Vonnis waarvan beroep
Eerdere strafzaken bij het gerechtshof Amsterdam
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
- de extreme schending van de redelijke termijn van berechting;
- de behandeling van de verdachte door Nederland vanaf 1993;
- de ondeugdelijkheid van het onderzoek en de weigering van het openbaar ministerie om reële alternatieve scenario’s te onderzoeken.
Bespreking van een verweer met betrekking tot onrechtmatig verkregen bewijs
Vrijspraak
rechtstreeksbewijs bevat van betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde. Wel bevat het dossier stukken, met name telecomgegevens en getuigenverklaringen, die wijzen in de richting van de verdachte. De verdachte ontkent elke vorm van betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] en [slachtoffer 2] . De vraag die voorligt is, of op grond van de inhoud van het dossier kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
vermoedensdat de verdachte de opdrachtgever was. [getuige 3] kon zich vrijwel niets herinneren toen hij in Passage in hoger beroep werd gehoord, en is inmiddels overleden zodat hij in de zaak tegen de verdachte in het geheel niet kon worden ondervraagd. [getuige 4] heeft in Passage wisselend verklaard over de herkomst van zijn vermoedens, en kon zich tijdens zijn verhoor in de zaak tegen de verdachte zo goed als niets herinneren.