Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de evenredigheid van navorderingsaanslagen die zijn opgelegd aan de erven van [X] door de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbenden, de erven van [X], hebben in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden aangevochten, waarin hun beroep tegen de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en vermogensbelasting ongegrond werd verklaard. De belanghebbenden stellen dat de Inspecteur het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden in de periode tussen de ontvangst van renseignementen en het versturen van de vragenbrief. De Inspecteur ontkent dit en verdedigt zijn handelen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de navorderingsaanslagen terecht waren opgelegd, maar de belanghebbenden zijn van mening dat de Inspecteur niet voortvarend heeft gehandeld. Het Hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, inclusief de tijd die de Belastingdienst nodig had om de renseignementen te verwerken en de navorderingsaanslagen op te leggen. Het Hof concludeert dat de Inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de navorderingsaanslagen niet in strijd zijn met het evenredigheidsbeginsel. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep van de belanghebbenden wordt ongegrond verklaard.