Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
20 november 2018
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Doetinchem(hierna: de Inspecteur) en
Staat der Nederlanden(de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag BPM (belasting van personenauto’s en motorrijwielen) die aan belanghebbende was opgelegd. De zaak betreft een geschil tussen belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigden, en de Inspecteur van de Belastingdienst, alsook de Staat der Nederlanden. De naheffingsaanslag was opgelegd na een aangifte door belanghebbende op 22 november 2012. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard, maar de naheffingsaanslag was uiteindelijk door de rechtbank Gelderland in 2015 vernietigd en verminderd. Belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 1 november 2018 werd het geschil besproken, waarbij belanghebbende aanspraak maakte op vergoedingen voor immateriële schade en proceskosten. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag in strijd kan zijn met het Unierecht, omdat het systeem van naheffing een zwaardere fiscale last kan opleggen aan geïmporteerde voertuigen. Het Hof heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 725 en de belastingrente dienovereenkomstig aangepast. Tevens werd belanghebbende een immateriële schadevergoeding van € 500 toegekend, omdat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden.
De uitspraak bevestigt de noodzaak om de belastingheffing in overeenstemming te brengen met het Unierecht en biedt inzicht in de rechten van belastingplichtigen bij naheffingen. Het Hof heeft de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 300, waarbij het belang van de bijzondere omstandigheden in deze zaak werd erkend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze beslissing.