– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de immateriëleschadevergoeding,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade ten bedrage van € 469,
– veroordeelt Inspecteur tot vergoeding van de wettelijke rente over € 469, vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak in hoger beroep tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Staat tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade ten bedrage van € 2.531,
– veroordeelt de Staat tot vergoeding van de wettelijke rente over een deel van deze vergoeding, te weten € 2.500, vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank van 14 juni 2016 tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming) tot vergoeding van de wettelijke rente over het resterende deel van deze vergoeding, te weten € 31, vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak in hoger beroep tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 300,
– gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 251 vergoedt,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van het door belanghebbende bij de Rechtbank betaalde griffierecht van € 156 vanaf vier weken na de openbaarmaking van de uitspraak van de Rechtbank van 14 juni 2016 tot aan de dag van algehele voldoening, en
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de wettelijke rente over de vergoeding van het door belanghebbende in hoger beroep betaalde griffierecht van € 251 vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak van het Hof tot aan de dag van algehele voldoening.