In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in hoger beroep over de niet-ontvankelijkheid van een teruggaafverzoek van BPM (belasting van personenauto’s en motorrijwielen) door [X] B.V. Het verzoek om teruggaaf was gedaan na de export van een Audi A8 naar Polen. De Inspecteur had het verzoek niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet binnen de vereiste termijn van dertien weken na beëindiging van de tenaamstelling in het Nederlandse kentekenregister was ingediend. De rechtbank Gelderland had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar had de Inspecteur wel veroordeeld tot het vergoeden van immateriële schade en proceskosten.
Tijdens de zitting bij het Hof op 8 juni 2021 is de gemachtigde van belanghebbende verschenen, maar de Inspecteur had geen tijd gehad om een recent ingediend stuk goed te bestuderen. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen en dat de hoorplicht niet was geschonden, aangezien de gemachtigde en de belanghebbende zelf meerdere uitnodigingen voor een hoorgesprek hadden afgewezen.
Het Hof concludeerde dat het teruggaafverzoek terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat de termijn niet was nageleefd. Ook werd geoordeeld dat de voorwaarden voor teruggaaf van BPM niet in strijd waren met het Unierecht. De verzoeken om vergoeding van griffierecht en proceskosten werden afgewezen, en het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De zaak benadrukt het belang van het naleven van termijnen in belastingprocedures en de rol van de Inspecteur in het proces.