In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 oktober 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een wegrestaurant, gelegen aan een snelweg, door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.259.000 per waardepeildatum 1 januari 2020 voor het jaar 2021, en had een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar handhaafde zijn beschikking en aanslag. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond.
In hoger beroep heeft belanghebbende de waarde betwist en een lagere waarde van € 999.000 bepleit. De heffingsambtenaar heeft de waarde onderbouwd met een taxatiematrix en marktgegevens van vergelijkingsobjecten. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, en dat de gebruikte referentieobjecten de best beschikbare waren. Belanghebbende heeft zijn grieven in hoger beroep laten varen en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn ingetrokken. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.