ECLI:NL:GHARL:2025:5177

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
200.345.704/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om beloning voor verhuizing van een onder bewind gestelde persoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beloning van een bewindvoerder voor de verhuizing van een onder bewind gestelde persoon, [verweerder]. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Kattestaart, had een verzoek ingediend om een aanvullende vergoeding van € 469,48 voor de verhuizing van [verweerder] vast te stellen, op basis van artikel 3 lid 5 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. De kantonrechter had dit verzoek eerder afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

De procedure bij het hof omvatte een mondelinge behandeling op 4 maart 2025, waarbij de bewindvoerder aanwezig was, maar [verweerder] niet. Het hof heeft de feiten en de eerdere beschikking van de kantonrechter in overweging genomen. De bewindvoerder stelde dat de werkzaamheden die zij had verricht in verband met de verhuizing, zoals het omzetten van abonnementen en het regelen van de oplevering van de oude woning, onder de beloning voor verhuizing vallen. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder recht had op de vergoeding, omdat er geen mentor was en [verweerder] niet in staat was om de verhuizing zelf te regelen.

Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter en kende de bewindvoerder een beloning van € 388,- exclusief BTW toe voor de verhuizing. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof benadrukte dat de regeling voor beloning van bewindvoerders bedoeld is om de administratieve afhandeling te vereenvoudigen en dat de bewindvoerder adequaat moet worden beloond voor de uitoefening van zijn taken. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, gezien de onduidelijkheid die er bestaat over de beloning voor verhuizingen in het kader van bewindvoering.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.345.704
(zaaknummer rechtbank Gelderland 11112741 BH VERZ 24-13655)
beschikking van 21 augustus 2025
inzake
[verzoekster] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. E. Kattestaart,
en
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [verweerder] .

1.De procedure bij de rechtbank

In de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 24 juni 2024 (zaaknummer rechtbank Gelderland 11112741 BH VERZ 24-13655) staat hoe de procedure bij de rechtbank is verlopen. Deze beschikking wordt hierna de ‘bestreden beschikking’ genoemd.

2.De procedure bij het hof

2.1
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
  • het beroepschrift met bijlagen, ontvangen op 6 september 2024;
  • een bericht namens de bewindvoerder van 20 februari 2025 met aanvullende bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling was op 4 maart 2025. Namens de bewindvoerder waren mevrouw [naam1] en de advocaat van de bewindvoerder daarbij aanwezig. [verweerder] was door het hof opgeroepen om naar de mondelinge behandeling te komen, maar was niet gekomen. Het hof heeft ook geen schriftelijke reactie van [verweerder] gekregen.

3.De feiten

Bij beschikking van de rechtbank Zutphen van 11 juni 2008 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [verweerder] onder bewind gesteld als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand. Bij beschikking van 12 augustus 2013 is [verzoekster] B.V. als (opvolgend) bewindvoerder benoemd.

4.Waar het nu over gaat

4.1
Bij verzoekschrift van 21 mei 2024 heeft de bewindvoerder de kantonrechter verzocht een aanvullende vergoeding van € 469,48 (incl. BTW) voor de verhuizing van [verweerder] vast te stellen op grond van artikel 3 lid 5 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerder afgewezen.
4.2
De bewindvoerder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De bewindvoerder verzoekt het hof:
1. de bestreden beschikking te vernietigen;
2. alsnog aan het verzoek tegemoet te komen in die zin dat voor recht wordt verklaard dat in voorkomende gevallen, oftewel gevallen die zich voordoen, bij een verhuizing en de daarmee gepaard gaande (administratieve) werkzaamheden de bewindvoerder op grond van artikel 3 lid 5 onder b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren aanspraak heeft op de zogenaamde verhuiskostenvergoeding; en/of
dat de bewindvoerder in het dossier [verweerder] thans een bedrag ad € 388,00, exclusief BTW/
€ 469,48, inclusief BTW aan verhuiskostenvergoeding wordt toegekend;
één en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.
4.3
In het bericht van 20 februari 2025 heeft de bewindvoerder het hof verzocht om op grond van artikel 392 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de Hoge Raad de volgende zes rechtsvragen te stellen ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing:

5.De beslissing van het hof

het juridisch kader
5.1
Op grond van artikel 1:447 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de bewindvoerder aanspraak op beloning overeenkomstig de regels die bij ministeriële regeling zijn vastgesteld.
5.2
Die regeling is de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de Regeling). Artikel 3 lid 1 van de Regeling bepaalt dat de kantonrechter die een bewindvoerder, bedoeld in artikel 1:435 lid 7 BW benoemt, diens beloning vaststelt overeenkomstig het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid. Artikel 3 van de Regeling geldt dus alleen voor de professionele bewindvoerder. Op grond van artikel 3 lid 6 van de Regeling kan de kantonrechter in afwijking van het eerste lid - voor zover hier belang - bij uitzonderlijke omstandigheden de beloning op andere wijze vaststellen.
5.3
Artikel 3 lid 5 onder b van de Regeling bepaalt dat de kantonrechter naast de jaarbeloning de bewindvoerder in voorkomende gevallen een beloning toekent van € 412 voor de verkoop of ontruiming van een woning, of in geval er geen mentor is, een verhuizing.
Het bedrag van € 412 geldt vanaf 1 januari 2025. De verhuizing waar deze zaak betrekking op heeft vond plaats in 2024 en toen gold een tarief van € 388 (exclusief BTW).
ten aanzien van het verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen
5.4
Op grond van het bepaalde in artikel 392 lid 1 Rv kan de rechter in een procedure op verzoek van een partij of ambtshalve de Hoge Raad een rechtsvraag stellen ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing, indien:
- een antwoord op deze vraag nodig is om op de vordering of het verzoek te beslissen;
en
- rechtstreeks van belang is:
a. voor een veelheid aan vorderingsrechten die gegrond zijn op dezelfde of soortgelijke feiten en uit dezelfde of soortgelijke samenhangende oorzaken voortkomen, of
b. voor de beslechting of beëindiging van talrijke andere uit soortgelijke feiten voortvloeiende geschillen, waarin dezelfde vraag zich voordoet.
5.5
De bewindvoerder heeft ter onderbouwing van haar verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen gewezen op - kort gezegd - de onrust die in den lande is ontstaan doordat de Expertgroep CBM van het Landelijk Overleg Toezicht (LOVT) het niet eens is met de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 4 februari 2025 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2025:563) waarbij aan een bewindvoerder de extra beloning voor verhuizing werd toegekend die hem door de rechtbank Midden-Nederland was onthouden. Het hof overwoog in die zaak het volgende:
“Het standpunt van de bewindvoerder
5.4
De bewindvoerder stelt dat de kantonrechter in strijd met de Regeling heeft gehandeld door aan haar geen beloning in verband met de verhuizing van [naam2] toe te kennen. Bij de beoordeling voor het toekennen van een beloning moet niet worden getoetst aan het criterium van “uitzonderlijke werkzaamheden”, maar aan het toetsingscriterium “voorkomende gevallen”. Er is hier sprake van een verhuizing en er is geen mentor die de werkzaamheden die de verhuizing met zich meebrengt had kunnen verrichten. De bewindvoerder stelt dat daardoor haar een bedrag van € 388,00 toekomt in verband met de verhuizing van [naam2]. Hiertoe voert zij aan dat alle administratieve handelingen in verband met de verhuizing voor rekening en risico van de bewindvoerder komen, omdat deze handelingen van vermogensrechtelijke aard zijn. Ter zitting heeft de bewindvoerder verwezen naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 februari 2024 (ECLI:NL:GHARL:2024:1556), waar aan een curator een beloning voor een verhuizing is toegekend.
Oordeel van het hof
5.5 [
naam2] is in november 2023 verhuisd naar een zelfstandige woonruimte. In het beroepschrift van 24 mei 2024 heeft de bewindvoerder omschreven welke werkzaamheden zij in het kader van de verhuizing heeft moeten verrichten. Dat deze werkzaamheden tot de reguliere taken van de bewindvoerder behoren, verdraagt zich niet met de in de Regeling vermelde mogelijkheid tot toekenning van een extra beloning voor een verhuizing. De kantonrechter heeft overwogen dat geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, waardoor de extra beloning niet zal worden toegekend. In de Regeling staat echter niet dat sprake zou moeten zijn van uitzonderlijke omstandigheden, maar slechts van een voorkomend geval, waarvan hier naar het oordeel van het hof sprake is. Er is in casu sprake van een verhuizing en [naam2] heeft geen mentor die hem bij de verhuizing kon ondersteunen. In dit geval is de bewindvoerder de aangewezen persoon om betrokkene bij de verhuizing te ondersteunen, waarvoor overeenkomstig artikel 3, vijfde lid, onder b van de Regeling een beloning van € 388,00 wordt toegekend.
Het hof zal daarom de bestreden beschikking vernietigen en alsnog de verzochte beloning voor de verhuizing toekennen.”
Die beslissing van het hof was overigens in lijn met een eerdere uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, van 27 februari 2024 (https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2024:1556), al betrof het in die laatste zaak een curator wiens verzoek om extra beloning in verband met verhuizing van zijn curandus door de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, werd afgewezen (en door het hof werd toegewezen).
5.6
Dat deze kwestie de gemoederen niet onberoerd laat, is ook het hof (ambtshalve) gebleken: het hof heeft een verzoek tot toelating tot de mondelinge behandeling van een vertegenwoordiger van een bracheorganisatie afgewezen en het hof ontving in deze zaak van een kantonrechter in den lande het welgemeende maar ongevraagde verzoek om prejudiciële vragen te stellen. Voorts heeft het hof kennis genomen van een brief die de Expertgroep CBM op 4 april 2025, dus kort na de mondelinge behandeling in deze zaak, aan de bracheverenigingen van bewindvoerders heeft verzonden naar aanleiding van voormelde uitspraak van het hof van 4 februari 2025 met - onder meer - de volgende inhoud:
“In genoemde uitspraak heeft het Hof geoordeeld dat zodra er sprake is van een verhuizing en er geen mentor is die betrokkene bij de verhuizing kon ondersteunen de bewindvoerder de aangewezen persoon is om dat te doen en dat dan de betreffende forfaitaire beloning wordt toegekend. Anders dan het Hof zijn de leden van de Expertgroep CBM van oordeel dat de administratieve handelingen die een bewindvoerder altijd dient te verrichten bij de verhuizing van een cliënt (of er nu wel of geen mentor is) vallen onder de standaardwerkzaamheden van een bewindvoerder en daarmee niet onder de werkzaamheden vallen waarvoor de regeling een beloning bij verhuizing toekent. Als een bewindvoerder geen andere werkzaamheden dan de genoemde administratieve handelingen heeft gesteld, wordt dus niet voldaan aan voornoemd criterium.
(…)
Conclusie
De kantonrechters hebben in de Expertgroep CBM afgesproken dat een verzoek tot het toekennen van een beloning voor werkzaamheden voor een verhuizing van betrokkene moet worden onderbouwd met de feitelijke werkzaamheden die zijn verricht. Als die onderbouwing achterwege blijft of als uit de onderbouwing volgt dat het alleen gaat om administratieve handelingen, zal het verzoek in beginsel worden afgewezen (zie bijvoorbeeld deze uitspraken van 31 maart jl.: ECLI:NL:RBZWB:2025:1805 en ECLI:NL:RBZWB:2025:1826).
Verzoek
Het verzoek is of jullie dit bericht van de Expertgroep CBM expliciet onder de aandacht willen brengen van jullie leden.”
5.7
Dat een en ander tot onrust leidt bij bewindvoerders kan het hof zich voorstellen. Professionele bewindvoerders zijn immers, en hetzelfde geldt voor professionele curatoren en mentoren, voor de uitoefening van hun beroep afhankelijk van hun benoeming door de kantonrechters. De kans dat die afhankelijkheid hen noopt dan maar geen extra beloning aan te vragen ook al is er geen mentor en is de rechthebbende zelf niet in staat om zijn verhuizing te regelen, of tegen een afwijzing van een dergelijke aanvraag geen hoger beroep in te stellen, komt het hof alleszins groot voor.
5.8
Wat daar verder van zij, het hof ziet geen aanleiding om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad stellen, aangezien het hof ook zonder de beantwoording van de voorgestelde vragen op het verzoek van de bewindvoerder kan beslissen.
ten aanzien van de verzochte beloning voor de verhuizing
5.9
Het hof is van oordeel dat de bewindvoerder voor de verhuizing van [verweerder] op grond van artikel 3 lid 5, onder b van de Regeling aanspraak kan maken op de daarin bepaalde beloning. Het hof overweegt daartoe het volgende.
5.1
Uit de toelichting op de Regeling (Staatscourant 2014, 32149) blijkt (a) dat de regeling als bindend instrument is ingevoerd om de rechtsverscheidenheid terug te dringen die tot dan toe gold; (b) dat uitgangspunt van de regeling is dat de bewindvoerder (en de curator en mentor) adequaat wordt beloond voor de uitoefening van zijn taken; (c) dat aan de regeling een forfaitair systeem ten grondslag ligt, waarbij de beloning geldt als een gemiddelde, met als doel de administratieve afhandeling te vereenvoudigen en de regeldruk voor bewindvoerders en de rechterlijke macht te verminderen (Hoge Raad 23 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:964, https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2023:964).
5.11
De toelichting zegt over het karakter en het systeem van de Regeling het volgende (tarieven 2014):
“Algemeen
(…)
In de praktijk baseren kantonrechters zich bij de vaststelling van de beloning doorgaans op de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK), (…). Een bezwaar van deze aanbevelingen is dat ze voor de individuele kantonrechter, die gaat over de benoeming en beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren, niet bindend zijn. Vertegenwoordigers die aan meer dan één kantonrechter rekening en verantwoording schuldig zijn, kunnen daardoor ondanks de aanbevelingen met verschillende normen voor de beloning worden geconfronteerd. Daarom stel ik in deze regeling eenduidige bindende regels voor de beloning vast.
Deze regeling bouwt voort op de systematiek van de aanbevelingen. Er wordt uitgegaan van een forfaitaire jaarbeloning op basis van het aantal uren waarin de werkzaamheden jaarlijks worden uitgeoefend, inclusief een onkostenvergoeding.
(…)
Naast de jaarbeloning kunnen professionele vertegenwoordigers in voorkomende gevallen tevens aanspraak maken op een forfaitaire beloning voor bepaalde incidentele werkzaamheden, zoals werkzaamheden in verband met een verhuizing.
Uitgangspunt is dat de curator, bewindvoerder en mentor adequaat worden beloond voor de uitoefening van hun taken. (…) Een adequate beloning betekent ook dat vertegenwoordigers in staat moeten worden gesteld om hun werkzaamheden in het belang van de betrokkene naar behoren uit te voeren.
De jaarbeloning geldt als gemiddelde. Het ene mentorschap of bewind zal meer tijd vergen dan het andere. Het zal ook voorkomen dat gedurende een aantal jaren veel uren aan een betrokkene worden besteed en de volgende jaren minder dan het gemiddelde aantal uren waarop de forfaitaire jaarbeloning is gebaseerd. Het voordeel van het hanteren van een forfaitaire beloning is dat de administratieve afhandeling relatief eenvoudig is. Daarmee wordt beoogd de regeldruk voor de vertegenwoordigers en de rechterlijke macht te verminderen.
Om tot forfaitaire beloningen te komen en in uitzonderlijke omstandigheden extra werkzaamheden te kunnen belonen, wordt een uurtarief gehanteerd. (…)
De forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW. (…)
In deze regeling worden voor de professionele curator, bewindvoerder en mentor naast de ‘standaardwerkzaamheden’ uren toegekend voor extra werkzaamheden in verband met ‘problematische schulden’ (…)
Met deze regeling wordt beoogd het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind en mentorschap te bestrijken. Niet uit te sluiten is echter dat zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarop deze regeling niet onverkort kan worden toegepast. De kantonrechter wordt daarom de ruimte gelaten om vanwege uitzonderlijke omstandigheden in het specifieke geval de beloning van de vertegenwoordiger op andere wijze vast te stellen (…)
Naar aanleiding van reacties op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden’ in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. Indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, kan de kantonrechter door deze ingebouwde ‘noodklep’ bijvoorbeeld een hogere beloning toekennen dan door deze regeling wordt voorgeschreven. (…) Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld. Deze omstandigheden zijn immers toegesneden op de omstandigheden die zich in een specifiek geval kunnen voordoen en zijn naar hun aard niet alle voorzienbaar. (…) Wat in geen geval onder uitzonderlijke omstandigheden kan worden verstaan zijn de werkzaamheden die blijkens de toelichting vallen onder de verschillende voor professionele vertegenwoordigers onderscheiden categorieën werkzaamheden (zie voor een omschrijving van deze werkzaamheden de toelichting bij art. 2, tweede lid, art. 3, tweede lid, en art. 4, tweede lid). Van belang is om te benadrukken dat het dient te gaan om incidentele extra werkzaamheden.
Consultatie en advies
In aanloop naar het opstellen van deze regeling zijn gesprekken gevoerd met de expertgroep curatele, bewind en mentorschap van het LOVCK, de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI), de Nederlandse Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders (NBPB), de Nederlandse Beroepsvereniging voor Professionele Mentoren (NBPM) en Mentorschap Netwerk Nederland (MNN).
(…)
De Raad voor de rechtspraak (hierna: ‘de Raad’) is verzocht om een advies op de regeling uit te brengen. (…) Aan het advies is gevolg gegeven.
(…)
Met deze aanpassingen verwacht ik dat de regeling voor de rechterlijke macht uitvoerbaar is.
2. Artikelsgewijs
(…)
Artikel 3
Lid 1
Het eerste lid regelt dat de kantonrechter die de professionele bewindvoerder benoemt diens beloning vaststelt overeenkomstig het tweede tot en met vijfde lid.
Lid 2
Het bewind betreft vermogensrechtelijke belangenwaarneming (art. 431, eerste lid, Boek 1 BW). De bewindvoerder beheert de onder bewind staande goederen (art. 438, eerste lid, Boek 1 BW) en vertegenwoordigt de rechthebbende in en buiten rechte (art. 441, eerste lid, Boek 1 BW).
De forfaitaire jaarbeloning van de bewindvoerder is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW.
Deze regeling introduceert twee categorieën van bewind: een waarin alleen zogenoemde standaardwerkzaamheden worden verricht (onderdeel a), en één waarin naast de standaardwerkzaamheden ook werkzaamheden in verband met problematische schulden worden verricht (onderdeel b). Op deze wijze kan de kantonrechter bij aanvang van het bewind eenvoudig vaststellen onder welke categorie de werkzaamheden van de bewindvoerder vallen en op welke jaarbeloning hij aanspraak kan maken en hoeft er geen aparte beschikking over de jaarbeloning te worden genomen.
Beoogd is om het aantal verzoeken van bewindvoerders om een extra beloning bovenop de forfaitaire beloning te beperken.
Hieronder worden de twee categorieën toegelicht.
Lid 2, onderdeel a
Onder de wettelijke taak van een bewindvoerder wordt onder meer begrepen: het beheren van het vermogen, het regelen van de financiële huishouding, regelmatig contact met rechthebbende, contact met mentor, contact met instanties (gemeente, belastingdienst, UWV, CJIB), het bijwonen van zittingen van de kantonrechter, verstrekken van een maandelijks mutatieoverzicht, belastingaangifte over afgelopen kalenderjaar, het treffen van enkele afbetalingsregelingen, het opmaken en afleggen van rekening en verantwoording.
(…)
De bewindvoerder stelt daartoe een plan van aanpak op, waarin de wederzijdse afspraken worden neergelegd.
(…)
De jaarbeloning bedraagt in dit geval (17 uren * € 65 =) € 1.105.
Lid 2, onderdeel b
Een bewindvoerder kan om een hogere jaarbeloning dan voor een standaardbewind verzoeken indien de rechthebbende ‘problematische schulden’ heeft.
(…)
De jaarbeloning bedraagt in dit geval ((17 + 5) uren * € 65 =) € 1.430.
(…)
Lid 5
In beginsel wordt de bewindvoerder niet meer en niet minder toegekend dan de forfaitaire beloning als bedoeld in het tweede lid. Voor een aantal werkzaamheden heeft de bewindvoerder op grond van het vijfde lid aanspraak op een aanvullende beloning. Het betreft:
(…)
Lid 5, onderdeel b
De beloning voor werkzaamheden in verband met de verkoop of ontruiming van de woning van rechthebbende, of in geval er geen mentor is, de verhuizing van de rechthebbende, bedraagt (5 uren * € 65 =) € 325.
De werkzaamheden in het kader van een verhuizing vallen in beginsel onder de taak van de mentor. Daarom dient een beloning voor werkzaamheden in het kader van een verhuizing alleen te worden toegekend indien de rechthebbende daartoe zelf niet in staat is en er geen mentor is die de verhuizing kan regelen.
(…)
Lid 6
Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in geval een bewind niet alle goederen betreft en in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor. (…)”
5.12
In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter bij de motivering van de afwijzing van het verzoek aansluiting gezocht bij de Aanbevelingen Meerderjarigenbewind, Curatele en Mentorschap (hierna: de Aanbevelingen).
De Aanbevelingen (vastgesteld in 2023) ten tijde van de bestreden beschikking waren wat betreft de beloning in geval van verhuizing hetzelfde als de huidige Aanbevelingen, vastgesteld door het LOVT op 3 april 2025:
“H. Beloning van de bewindvoerder
B.H1 De bewindvoerder heeft recht op een beloning volgens de regels die daarover door de Minister van Justitie en Veiligheid zijn vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (artikel 1:447, eerste lid, BW), hierna: de Regeling beloning.
(…)
B.H4 Het uitgangspunt van de Regeling beloning is, dat de regeling een forfaitair karakter heeft. Extra beloning is alleen mogelijk in geval van uitzonderlijke werkzaamheden. Verzoeken om extra beloning zullen worden getoetst aan dit criterium.
(…)
B.H8 De administratieve werkzaamheden vanwege een verhuizing horen in beginsel tot de normale taak van een bewindvoerder. De extra beloning in verband met verhuizen is bedoeld voor extra werkzaamheden die een bewindvoerder moet verrichten ten aanzien van de feitelijke verhuizing van betrokkene. Daarbij kan gedacht worden aan omzetten van het energie- of internetcontracten, een verhuisbedrijf inschakelen, een schoonmaakploeg inhuren en dergelijke, omdat betrokkene en zijn sociale omgeving of mentor dit niet zelf kunnen regelen. De bewindvoerder moet vermelden waarom betrokkene dit niet zelf kan. Daarnaast kent de Regeling beloning een vergoeding voor ontruiming van de woning van betrokkene. Er bestaat alleen recht op deze beloning als de bewindvoerder zelf werkzaamheden in het kader van de ontruiming van de woning heeft moeten verrichten omdat betrokkene en zijn sociale omgeving of mentor dit niet zelf kunnen regelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de inschakeling van een bedrijf voor de uitvoering van de ontruiming, het aanwezig zijn in de woning om vast te stellen welke goederen wel en welke goederen niet afgevoerd kunnen worden en het regelen van opslag van goederen. In bijzondere situaties kan zowel een vergoeding voor verhuizing als voor ontruiming worden toegekend, bijvoorbeeld als er na een verhuizing nog aanzienlijke ontruimingswerkzaamheden moeten worden verricht en voor de beide vergoedingen is voldaan aan de hierboven vermelde criteria.”
5.13
Het door de Aanbevelingen voorgestane toetsingskader lijkt zich aldus slechts beperkt te verenigen met de strekking en het (forfaitaire) systeem van de Regeling. De Regeling is in het leven geroepen om de rechtseenheid te bevorderen en de regeldruk voor bewindvoerders en de rechterlijke macht te beperken. De Regeling benoemt in dat kader een (beperkt) aantal werkzaamheden dat recht geeft op een vaste beloning (de algemene werkzaamheden in artikel 3 tweede lid en de voorkomende werkzaamheden in artikel 3, vijfde lid van de Regeling) en daarmee is de kous af, behoudens uitzonderlijke omstandigheden
.Uit de toelichting blijkt dat het de uitdrukkelijke bedoeling is geweest van de wetgever om alleen in uitzonderlijke, niet in de Regeling voorziene, omstandigheden afwijking van het forfaitaire beloningssysteem mogelijk te maken: werkzaamheden beschreven in artikel 3, tweede tot en met vijfde lid van de Regeling zijn (ook) volgens de toelichting derhalve geen uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in het zesde lid
(“Wat onder uitzonderlijke omstandigheden wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld.”)
Bovendien volgt uit de Regeling niet, althans dat blijkt niet uit de tekst van de Regeling en evenmin uit de toelichting, dat administratieve werkzaamheden die verband houden met een verhuizing onder de werkzaamheden vallen waarop de jaarbeloning ziet. De Regeling maakt in het geheel geen onderscheid tussen verhuiswerkzaamheden van administratieve aard en van niet-administratieve aard.
De Aanbevelingen geven de kantonrechters echter in overweging om een in de Regeling opgenomen voorkomende werkzaamheid (verhuizing) te toetsen als ware het een uitzonderlijke omstandigheid. Daarvan is echter geen sprake want het komt geregeld voor dat een bewindvoerder een verhuizing moet regelen, vandaar ook dat de verhuizing in 2014, op advies van de Raad voor de rechtspraak (https://archief07.archiefweb.eu/archives/archiefweb/20241010161938/https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Advies-concept-ministeriele-regeling-beloning-curatoren-bewindvoerders-en-mentoren.pdf) aan de forfaitaire beloningsregeling voor bewindvoerders is toegevoegd: de administratieve afhandeling van het beloningsverzoek werd daarmee relatief eenvoudig en de regeldruk voor de rechterlijke macht werd daarmee verminderd.
De Aanbevelingen lijken die ‘regeldruk’ weer naar de rechterlijke macht toe te trekken, met het risico dat de daarvoor benodigde capaciteit niet langer beschikbaar is voor inhoudelijk toezicht op het door de (professionele) bewindvoerder (en curator en mentor) in het kader van zijn taakuitoefening gevoerde beleid.
5.14
In de bestreden beschikking overweegt de kantonrechter overigens dat de door de bewindvoerder opgegeven werkzaamheden voornamelijk een administratief karakter hebben gehad. Dat is een verbijzondering van de toetsing die de Aanbevelingen voorstaan: de grens ligt in de bestreden beschikking niet tussen
administratievewerkzaamheden en andere werkzaamheden voor de verhuizing, maar tussen werkzaamheden
met een voornamelijk administratief karakteren ander werkzaamheden. Dat lijkt een verdere uitholling van de forfaitaire benadering van de Regeling.
5.15
Los daarvan, ook als het hof het verzoek op de door de Aanbevelingen voorgestane wijze zou toetsen, zou het hof het verzoek toewijzen. In haar verzoekschrift van 21 mei 2024 somt de bewindvoerder de volgende werkzaamheden op:
“- Opstellen berekening huurprijs nieuwe woning
-
- Omzetten abonnementen naar nieuwe woning
- Veelvuldig contact met Triada (woningbouw) omtrent verhuiskostenvergoeding, oplevering, schoonmaak.
- Aanvragen machtiging rechtbank ontruiming woning i.v.m. enorme hoeveelheid afval en spullen”
Zij verzoekt daarbij overigens alleen toekenning van de beloning voor de verhuizing en niet (ook/of) die voor de ontruiming.
Bij brief van 22 mei 2024 laat de griffier de bewindvoerder namens de kantonrechter weten dat de genoemde werkzaamheden tot de reguliere werkzaamheden van een bewindvoerder behoren, dat die werkzaamheden geen aanleiding geven tot het toekennen van een extra beloning en dat de kantonrechter voornemens is het verzoek af te wijzen. De bewindvoerder mag tot 12 juni 2024 reageren op dit voornemen.
Bij brief van 31 mei 2024 reageert de bewindvoerder als volgt:
“(…) Uit een verhuizing vloeien meerdere administratieve handelingen voort, zoals adreswijzigingen doorvoeren, aansluitingen wijzigen, nutspakketten omzetten e.d. Verder dient voorafgaande aan een verhuizing te worden besproken en berekend of een verhuizing een optie is en wat de budgettaire mogelijkheden zijn. Aangezien de bewindvoerder het vermogen beheert vallen deze taken expliciet onder die van de bewindvoerder.
(…)
Rechthebbende is verhuisd met de nodige werkzaamheden waarvoor wij de machtiging
verhuiskostenvergoeding aangevraagd hebben. Het niet toekennen van deze machtiging zou het doel van de vergoeding voorbij schieten.
Wij verzoeken u nogmaals de machtiging toe te kennen zoals gesteld in artikel 3 lid 5 sub b.
Als aanvullende onderbouwing van onze aanvraag hierbij een aantal extra werkzaamheden die wij in dit specifieke dossier hebben uitgevoerd:
De verhuizing van de heer [verweerder] is een gedwongen verhuizing omdat zijn oude woning wordt gesloopt.
Door de woningbouwvereniging is er een verhuisvergoeding toegekend. Hierover hebben wij veelvuldig contact gehad met de woningbouwvereniging.
Meerdere malen hebben wij de heer [verweerder] verzocht om de oude woning op tijd leeg te maken en te zorgen dat de woning schoon wordt opgeleverd.
De woning is niet op tijd opgeleverd door de heer [verweerder] . Uiteindelijk hebben wij samen met de woningbouwvereniging een schoonmaakbedrijf ingeschakeld om de oude woning leeg te halen.
In de periode mei 2023, toen bekend werd dat de woning zou worden gesloopt, tot en met 14 mei 2024, de datum waarop de factuur van het schoonmaakbedrijf is betaald, hebben wij veelvuldig contact gehad met de heer [verweerder] en de woningbouwvereniging over de verhuisvergoeding, het accepteren van de nieuwe woning en het opleveren van de oude woning.
Op basis van bovenstaande verzoeken wij u uw voornemen het verzoek af te wijzen te herzien en alsnog machtiging te verlenen voor het in rekening brengen van het forfaitaire tarief voor de verhuizing van de heer [verweerder] .
Als u vragen heeft aarzelt u dan niet contact met ons op te nemen.”
Niet gebleken is van verder contact tussen de kantonrechter en de bewindvoerder. De kantonrechter heeft geen mondelinge behandeling bepaald, maar op 24 juni 2024 de afwijzende beschikking gegeven. Het hof constateert dat de meeste van de door de bewindvoerder opgesomde werkzaamheden onder B.H8 van de Aanbevelingen worden genoemd als voorbeelden van extra werkzaamheden die volgens die Aanbevelingen wel aanspraak geven op de vergoeding van artikel 3 lid 5 onder b van de Regeling.
ten aanzien van de verzochte verklaring voor recht
5.16
Aan de verklaring voor recht zoals door de bewindvoerder verzocht komt - mede gelet op wat het hof hiervoor heeft overwogen - geen zelfstandige betekenis toe: zij zou neerkomen op een herhaling van hetgeen de Regeling in artikel 3 lid 5 sub b bepaalt. Dit verzoek zal worden afgewezen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingslocatie Zutphen van 24 juni 2024 en opnieuw beschikkende:
kent de bewindvoerder als beloning voor de verhuizing van [verweerder] toe € 388,- exclusief BTW;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, R. Feunekes en E.H. Schijven-Bours, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 21 augustus 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.