ECLI:NL:GHARL:2025:5303

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
21-000488-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Overijssel inzake illegaal gokken en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor zijn rol in het op grote schaal organiseren en faciliteren van illegaal online gokken, in strijd met de Wet op de Kansspelen, en voor het voorhanden hebben van wapens. De feiten dateren van 2011 tot en met 2016. Het hof heeft de verweren van de verdediging, waaronder sfeercumulatie en bewijsuitsluiting van afgeluisterde gesprekken, verworpen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een andere strafoplegging opgelegd. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie en het faciliteren van illegale kansspelen zonder vergunning. Daarnaast is hij veroordeeld voor het voorhanden hebben van verboden wapens, waaronder pistolen en een stroomstootwapen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000488-20
Uitspraak d.d.: 19 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de economische kamer van het gerechtshof Arnhem -Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem , gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 23 januari 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 08-996110-15 en 08-993150-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum] 1965,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 28 maart 2023, 24 juni 2025 en 19 augustus 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden,
mr. G. Spong en mr. C.G. Peerik, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van – kort gezegd – in de zaak met parketnummer 08996110-15 het onder 1 tenlastegelegde als leider deelnemen aan een criminele organisatie en het onder 2 primair tenlastegelegde, (een gewoonte maken van) het zonder vergunning aanwezig hebben van kansspelautomaten op publieke plaatsen, en in de zaak met parketnummer 08-993150-16 de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde overtredingen van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 08993150-16. Hoger beroep staat hiertegen voor verdachte niet open en het hof zal hem in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere beslissing over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ter zake van feit 2 en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 08996110-15 in eerste aanleg – kort en zakelijk weergegeven, tenlastegelegd:
dagvaarding met parketnummer 08996110-15
dat verdachte leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie die gericht was op het faciliteren van illegaal gokken, het witwassen van de opbrengsten daarvan en het ontduiken van belastingen (feit 1); en
dat hij op verschillende plaatsen in Nederland samen met een ander
in de periode van 22 november 2011 tot 1 januari 2015
kansspelautomaten aanwezig heeft gehad op voor het publiek toegankelijke plaatsen (feit 2 primair ten eerste) en
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 4 april 2016
een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk zonder vergunning aanwezig hebben van kansspelautomaten op voor publiek toegankelijke plaatsen (feit 2 primair ten tweede),
dan wel
in de periode van 22 november 2011 tot 1 januari 2015
opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan het publiek om via een kansspel mee te dingen naar prijzen zonder dat daarvoor een vergunning was verleend (feit 2 subsidiair ten eerste) en
in de periode van 1 januari 2015 tot en met 4 april 2016
een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk gelegenheid geven aan het publiek om via een kansspel mee te dingen naar prijzen zonder dat daarvoor een vergunning was verleend (feit 2 subsidiair ten tweede);
dagvaarding met parketnummer 08993150-16
dat verdachte twee pistolen, munitie, een stroomstootwapen, een vlindermes, een stiletto en een busje traangas aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging dat:
Zaak met parketnummer 08-996110-15
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot en met 4 april 2016 in de gemeente [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of elders in Nederland en/of Duitsland, als oprichter/leider/bestuurder heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met o.a. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en één of meer andere natuurlijke en/of rechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het
plegen van misdrijven, te weten:
- het gelegenheid geven om mede te dingen naar prijzen en/of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschied door enige kansbepaling waarop de deelnemers geen invloed kunnen uitoefenen en waarvoor geen vergunning is afgegeven (als bedoeld in artikelen 1 lid 1 onder a, 36 WOK) en/of
- ( gewoonte)witwassen (als bedoeld in artikel 420ter/bis SR) en/of
- belastingfraude; het niet afdragen van inkomstenbelasting en/of kansspelbelasting (als bedoeld in artikel 68 en/of 69 AWR);
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot
1 januari 2015, in de gemeente [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of [plaats 4] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen althans alleen, opzettelijk telkens zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig heeft gehad op voor het publiek toegankelijke plaatsen, te weten onder meer:
- [stichting 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 1] - vanaf moment bestuurlijke boete - (zaaksdossier 002) en/of
- [cybercafé] en/of [stichting 2] , gelegen aan de [vestigingsplaats 2] (zaaksdossier 003) en/of
- [video en tabakshop] , gelegen aan de [vestigingsplaats 3] (zaaksdossier 004) en/of
- [stichting 3] , gelegen aan de [vestigingsplaats 4] (zaaksdossier 005) en/of
- [bedrijf 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 5] (zaaksdossier 6) en/of
- [Café] gelegen aan het [vestigingsplaats 6] (zaaksdossier 006) en/of
- [Kiosk] , gelegen aan de [vestigingsplaats 7] (zaaksdossier 007) en/of
- [stichting 4] , gelegen aan de [vestigingsplaats 8] (zaaksdossier 008) en/of
- [stichting 5] , gelegen aan de [vestigingsplaats 9] (zaaksdossier 009),
en
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met
4 april 2016, in de gemeente [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of [plaats 4] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen althans alleen, opzettelijk telkens zonder vergunning van de burgemeester één of meer kansspelautomaten aanwezig heeft gehad op voor het publiek toegankelijke plaatsen, te weten onder meer:
- [stichting 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 1] vanaf -moment bestuurlijke boete- (zaaksdossier 002) en/of
- [cybercafé] en/of [stichting 2] , gelegen aan de [vestigingsplaats 2] (zaaksdossier 003) en/of
- [video en tabakshop] , gelegen aan de [vestigingsplaats 3] (zaaksdossier 004) en/of
- [stichting 3] , gelegen aan de [vestigingsplaats 4] (zaaksdossier 005) en/of
- [bedrijf 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 5] (zaaksdossier 6) en/of
- [Café] gelegen aan het [vestigingsplaats 6] (zaaksdossier 006) en/of
- [Kiosk] , gelegen aan de [vestigingsplaats 7] (zaaksdossier 007) en/of
- [stichting 4] , gelegen aan de [vestigingsplaats 8]
(zaaksdossier 008) en/of
- [stichting 5] , gelegen aan de [vestigingsplaats 9] (zaaksdossier 009),
zulks terwijl hij, [verdachte] , en/of zijn mededaders van het plegen van voormelde feiten een gewoonte heeft gemaakt;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 november 2011 tot
1 januari 2015, in de gemeente [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of [plaats 4] en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in
- [stichting 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 1] - vanaf moment bestuurlijke boete - te [plaats 1] (zaaksdossier 002) en/of
- [cybercafé] en/of [stichting 2] , gelegen aan de [vestigingsplaats 2] (zaaksdossier 003) en/of
- [video en tabakshop] , gelegen aan de [vestigingsplaats 3] (zaaksdossier 004) en/of
- [stichting 3] , gelegen aan de [vestigingsplaats 4] (zaaksdossier 005) en/of
- [bedrijf 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 5] (zaaksdossier 6) en/of
- [Café] gelegen aan het [vestigingsplaats 6] (zaaksdossier 006) en/of
- [Kiosk] , gelegen aan de [vestigingsplaats 7] (zaaksdossier 007) en/of
- [stichting 4] , gelegen aan de [vestigingsplaats 8] (zaaksdossier 008) en/of
- [stichting 5] , gelegen aan de [vestigingsplaats 9] (zaaksdossier 009),
(telkens) al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven (aan personen uit) het publiek om door middel van een (kans)spel op de website [website 1] , in elk geval enig (kans)spel, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor (telkens) ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend;
en
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2015 tot en met 4 april 2016, in de gemeente [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of [plaats 4] en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in
- [stichting 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 1] - vanaf moment bestuurlijke boete - te [plaats 1] (zaaksdossier 002) en/of
- [cybercafé] en/of [stichting 2] , gelegen aan de [vestigingsplaats 2] (zaaksdossier 003) en/of
- [video en tabakshop] , gelegen aan de [vestigingsplaats 3]
(zaaksdossier 004) en/of
- [stichting 3] , gelegen aan de [vestigingsplaats 4] (zaaksdossier 005) en/of
- [bedrijf 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 5] (zaaksdossier 6) en/of
- [Café] gelegen aan het [vestigingsplaats 6] (zaaksdossier 006) en/of
- [Kiosk] , gelegen aan de [vestigingsplaats 7] (zaaksdossier 007) en/of
- [stichting 4] , gelegen aan de [vestigingsplaats 8]
(zaaksdossier 008) en/of
- [stichting 5] , gelegen aan de [vestigingsplaats 9] (zaaksdossier 009),
(telkens) al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven (aan personen uit) het publiek om door middel van een (kans)spel op de website [website 1] , in elk geval enig (kans)spel, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor (telkens) ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend
zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededaders van het plegen van voormelde feiten een gewoonte heeft gemaakt;
Zaak met parketnummer 08-993150-16 (gevoegd)
1.
hij op of omstreeks 04 april 2016 in de gemeente [plaats 1] één of meer wapens van categorie III, te weten pistolen (merk/type: Browning Baby Fn en/of Ag Brescia Brevett), en/of munitie van categorie III, te weten patronen (merk/type: Sellier & Bellot 7.65 en/of Win.25 Auto), voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 04 april 2016 in de gemeente [plaats 1] (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 04 april 2016 in de gemeente [plaats 1] , een wapen(s), van categorie I, onder 1°, te weten een stiletto en/of een vlindermes, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie

De cumulatieve tenlastelegging onder 2 primair ten eerste en subsidiair ten eerste is toegesneden op overtreding van respectievelijk het voorschrift gesteld bij artikel 30b (oud) van de Wet op de kansspelen en het voorschrift gesteld bij artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet op de kansspelen en houdt in respectievelijk het zonder vergunning aanwezig hebben van kansspelautomaten op voor het publiek toegankelijke plaatsen en het zonder vergunning gelegenheid geven om mede te dingen naar prijzen of premies, indien de aanwijzing van de winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen, gepleegd in de periode van 22 november 2011 tot 1 januari 2015. Gedragingen in strijd met deze voorschriften waren in de ten laste gelegde periode als economisch delict strafbaar gesteld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder 3o, van de Wet op de economische delicten. Voor zover opzettelijk begaan betreffen dit misdrijven en wordt degene die het misdrijf begaat op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder 2o, van de Wet op de economische delicten gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Ingevolge artikel 70, eerste lid, aanhef en onder 2o, van het Wetboek van Strafrecht vervalt het recht tot strafvordering door verjaring in zes jaren voor de misdrijven waarop geldboete, hechtenis of gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld.
Ingevolge artikel 72, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht stuit elke daad van vervolging de verjaring.
Ingevolge artikel 72, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht vangt na de stuiting een nieuwe verjaringstermijn aan. Het recht tot strafvordering vervalt evenwel ten aanzien van overtredingen na tien jaren en ten aanzien van misdrijven indien vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verjaringstermijn is aangevangen een periode is verstreken die gelijk is aan twee maal de voor het misdrijf geldende verjaringstermijn.
Op het moment van de onderhavige uitspraak, 19 augustus 2025, geldt ten aanzien van een deel van de pleegperiode van de cumulatief onder 2 primair ten eerste en subsidiair ten eerste ten laste gelegde feiten dat vanaf de dag waarop de oorspronkelijke verjaringstermijn is aangevangen een periode is verstreken die gelijk is aan twee maal de voor het misdrijf geldende verjaringstermijn. Dit zijn de onder 2 primair ten eerste en subsidiair ten eerste ten laste gelegde misdrijven die in de periode van 22 november 2011 tot en met 18 augustus 2013 zouden zijn gepleegd. Ten aanzien van die misdrijven is het recht tot strafvordering vervallen, zodat het openbaar ministerie in zoverre in de vervolging van de verdachte nietontvankelijk moet worden verklaard.

Rechtmatigheid vooronderzoek

Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie nietontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de verdachte, dan wel dat bewijsuitsluiting moet worden toegepast. Terwijl het opsporingsonderzoek al liep zijn controlebevoegdheden voor opsporingsdoeleinden toegepast. Zo zijn bij de Kansspelautoriteit in het kader van toezicht verzamelde gegevens gevorderd en hebben bestuursrechtelijke controles plaatsgevonden op locaties ten aanzien waarvan het vermoeden bestond dat er illegaal werd gegokt. Dit vormt een ontoelaatbare sfeercumulatie in de vorm van samenloop van controle- en opsporingsbevoegdheden. De met bestuursrechtelijke bevoegdheden verzamelde informatie is in het strafdossier ingebracht, zonder inachtneming van de waarborgen die het strafprocesrecht de verdachte toekent. Zo heeft een bestuursrechtelijke controle plaatsgevonden op 9 juni 2015 op de locatie van [stichting 3] op het adres [vestigingsplaats 4] , terwijl uit het dossier niet duidelijk wordt wat de aard en het doel van de controle was en of er mogelijk overleg met het openbaar ministerie heeft plaatsgevonden. Op 13 november 2015 is op de locatie van [stichting 5] op het adres [vestigingsplaats 9] een controle uitgevoerd door gemeenteambtenaren, de politie en toezichthouders van de Kanspelautoriteit, waarbij computergegevens die betrekking hebben op kansspelaanbod zijn veiliggesteld en zonder machtiging van de officier van justitie zijn onderzocht. Op 7 januari 2016 is nog een controle uitgevoerd op de locatie van [cybercafé] ( [stichting 2] ) op het adres [vestigingsplaats 2] . Bij toepassing van de controlebevoegdheden voor uitsluitend opsporingsdoeleinden is sprake van misbruik van bevoegdheid en zijn de aan de verdachte toekomende waarborgen niet in acht genomen. Hierdoor is het fundament onder een eerlijk proces weggevallen, wat dient te leiden tot nietontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het dossier verschaft geen duidelijkheid over de manier waarop en de omstandigheden waaronder het bewijs is vergaard en met welke doelstelling de bevoegdheden zijn ingezet. Door de verwevenheid van controle en opsporing is niet goed te onderscheiden welke informatie is verkregen door de inzet van controlebevoegdheden en welke door de inzet van (bijzondere) opsporingsbevoegdheden. De controles hebben geen redelijk bestuursrechtelijk doel gediend en waren gericht op bewijsvergaring ten behoeve van het opsporingsonderzoek. De tijdens de controles verkregen informatie is gebruikt voor vorderingen tot machtiging om te tappen. Zonder die informatie zouden de tapmachtigingen niet zijn verkregen. De gegevens waarop de tapmachtigingen zijn gebaseerd, zijn verkregen via bestuursrechtelijke controles die na juni 2015, toen de verdachte als zodanig in beeld was gekomen, zijn ingezet met een ander doel dan waarvoor zij wettelijk zijn verleend. Als het openbaar ministerie niet nietontvankelijk in de vervolging van de verdachte wordt verklaard, dienen in ieder geval de tapgesprekken van het bewijs te worden uitgesloten.
De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat wanneer de bewezenverklaring in grote dan wel niet geringe mate wordt gebaseerd op de inhoud van afgeluisterde gesprekken bij de afgeluisterde gesprekken moet zijn voldaan aan de eisen die in het Landeck-arrest (HvJ EU 4 oktober 2024) en het naar aanleiding daarvan door de Hoge Raad gewezen arrest (HR 18 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:409) zijn gesteld aan het onderzoek in inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers. Het tappen van telefoongesprekken komt op hetzelfde neer als het maken van een image van een smartphone, omdat daarmee alle communicatie die via het nummer tot stand komt zonder filter wordt verkregen. Onderzoek aan inhoudelijke, via een smartphone uitgewisselde, communicatie moet worden gezien als een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Voor het afluisteren van de telefoons was daarom niet alleen een machtiging van de rechtercommissaris vereist, maar had daarbij ook het materiële afwegingskader moeten worden toegepast. De summier gemotiveerde machtigingen van de rechtercommissaris voldoen niet daaraan. Artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering moet richtlijnconform – in overeenstemming met Richtlijn 2002/58/EG en Richtlijn (EU) 2016/680 – en op basis van het evenredigheidsbeginsel zo worden uitgelegd, dat een machtiging voor tappen blijk moet geven van een volwaardige belangenafweging tussen enerzijds het belang van opsporing en anderzijds het belang van eerbiediging van de grondrechten van het betrokken individu. De getapte gesprekken zijn, nu van een dergelijke belangenafweging bij de machtigingen geen sprake is, onrechtmatig verkregen en dienen op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering te worden uitgesloten van het bewijs.
De afgeluisterde telefoongesprekken zijn bovendien onrechtmatig verkregen omdat bij de vermeende strafbare feiten die aan de machtigingen ten grondslag zijn gelegd geen sprake is van een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Weliswaar betrof de verdenking niet alleen overtreding van de Wet op de kansspelen maar ook artikel 140 en artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, maar deze feiten vallen in wezen met de overtreding van de Wet op de kansspelen samen.
Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en geen bewijsuitsluiting moet worden toegepast. Er was geen sprake van sfeercumulatie, nu er reguliere controlebevoegdheden werden toegepast door de bevoegde bestuursrechtelijke autoriteiten en de resultaten daarvan pas later en naar aanleiding van een vordering op de voet van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering zijn gedeeld. Verder gelden de Landeck-beperkingen niet voor het tappen van telefoons.
Oordeel hof
Sfeercumulatie
Blijkens artikel 1:6, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht zijn de hoofdstukken 2 tot en met 8 en 10 van die wet niet van toepassing op de opsporing van strafbare feiten. De bepalingen van titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht over toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift bieden geen grondslag voor het toepassen van de in die bepalingen neergelegde bevoegdheden van een toezichthouder tot bijvoorbeeld het betreden van plaatsen (artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht), het vorderen van inlichtingen (artikel 5:16 van de Algemene wet bestuursrecht), het vorderen van inzage van zakelijke gegevens en bescheiden (artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht) of het onderzoeken van zaken en deze aan opneming onderwerpen (artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht), indien deze bevoegdheidsuitoefening in de concrete omstandigheden van het geval uitsluitend kan worden aangemerkt als opsporing in de zin van artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering (HR 3 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:487, rechtsoverweging 3.3.2.). Zolang een dergelijke bevoegdheid, uitgevoerd door een bevoegde toezichthouder, mede is uitgeoefend in het kader van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht is die uitoefening in beginsel rechtmatig, ook indien die bevoegdheid daarnaast het verrichten van opsporingshandelingen mogelijk maakt waarop deze bepalingen niet zien. Die omstandigheid brengt nog niet mee dat de bevoegdheid van de toezichthouder is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is verleend (vgl. HR 1 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2454, rechtsoverweging 3.4.). Het bestaan van een redelijk vermoeden dat iemand zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit staat niet in de weg aan het uitoefenen van controlebevoegdheden, mits bij aanwending van die bevoegdheden tegen een verdachte de aan deze als zodanig toekomende waarborgen in acht worden genomen (vgl. HR 21 november 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY9670, rechtsoverweging 3.4).
In het kader van het onderhavige opsporingsonderzoek heeft de officier van justitie gebruik gemaakt van zijn in artikel 126nd, eerste lid, en artikel 126ne, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering neergelegde bevoegdheid om in het belang van het onderzoek van degene van wie redelijkerwijs kan worden vermoed dat hij toegang heeft tot bepaalde opgeslagen of vastgelegde gegevens de verstrekking van deze gegevens te vorderen, waarbij de vordering betrekking kan hebben op gegevens die eerst na het tijdstip van de vordering worden verwerkt, en heeft de officier van justitie deze vorderingen gericht tot de Kansspelautoriteit. De Kansspelautoriteit heeft op 23 maart 2015 aangifte gedaan van het in het kader van een crimineel samenwerkingsverband illegaal aanbieden van kansspelen, witwassen van de uit misdrijf afkomstige opbrengsten en het ontduiken van kansspelbelasting en inkomstenbelasting. Uit de aangifte komt naar voren dat de medeverdachte als spil zou fungeren in een crimineel samenwerkingsverband dat vermoedelijk op verschillende locaties in Nederland illegale toto aanbiedt.
De Kansspelautoriteit bewaakt een veilig en betrouwbaar kansspelaanbod, bestrijdt illegale vormen van kansspelen en houdt toezicht op de naleving van de bij en krachtens de Wet op de kansspelen gestelde voorschriften. De Kansspelautoriteit heeft bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten tot haar beschikking. Volgens het door het openbaar ministerie en de Kansspelautoriteit vastgestelde handhavingsprotocol wordt er strafrechtelijk gehandhaafd als de Wet op de kansspelen herhaaldelijk of in ernstige mate wordt overtreden, er sprake is van verwevenheid met georganiseerde criminaliteit of het situaties betreft waarin een voorbeeld moet worden gesteld als handhaving door middel van het bestuursrecht niet afdoende werkt.
Op basis van de door de officier van justitie gedane vorderingen heeft de Kansspelautoriteit aan het openbaar ministerie voor het opsporingsonderzoek informatie verstrekt die zij in het kader van toezicht op de naleving van de bij en krachtens de Wet op de kansspelen gestelde voorschriften heeft verzameld. Het gaat daarbij onder andere om informatie over controles die zijn gehouden op verschillende locaties in Nederland waar het criminele samenwerkingsverband volgens de aangifte van 23 maart 2015 illegale gokactiviteiten zou organiseren, waaronder de door de verdediging genoemde locaties [vestigingsplaats 4] , [vestigingsplaats 9] en [vestigingsplaats 2] .
Niet aannemelijk is geworden dat, zoals de verdediging heeft gesuggereerd, toezichthouders tijdens deze controles bevoegdheden hebben uitgeoefend voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verleend en dat die bevoegdheidsuitoefening uitsluitend kan worden aangemerkt als opsporing in de zin van artikel 132a van het Wetboek van Strafvordering. Het feit alleen dat een controle is uitgevoerd na de start van het opsporingsonderzoek is nog geen reden om aan te nemen dat feitelijk uitsluitend onderzoek is verricht in verband met strafbare feiten. Uit de door de Kansspelautoriteit verstrekte informatie komt niet anders naar voren dan dat de controles zijn uitgevoerd door daartoe bevoegde toezichthouders en dat zij hun bevoegdheden conform de daarvoor geldende wettelijke voorschriften hebben uitgeoefend in het kader van het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet op de kansspelen. Die uitoefening van toezichtsbevoegdheden is naar het oordeel van het hof rechtmatig. Daarvoor maakt geen verschil dat de toepassing van toezichtsbevoegdheden eventueel later, tijdens het opsporingsonderzoek, het verrichten van opsporingshandelingen in de vorm van het afluisteren van telefoongesprekken mede mogelijk heeft gemaakt. De Kansspelautoriteit heeft tijdens controles verzamelde informatie aan de officier van justitie verstrekt en die informatie is mede aan (het vorderen van een machtiging voor) de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden ten grondslag gelegd. Die omstandigheid brengt niet mee dat de bevoegdheid van de toezichthouder is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Overigens hebben de meeste controles waarover de informatie gaat die de Kanspelautoriteit aan het openbaar ministerie heeft verstrekt, plaatsgevonden vóór de start van het opsporingsonderzoek. Voor zover die controles na de start van het opsporingsonderzoek hebben plaatsgevonden – een controle op de locatie [vestigingsplaats 4] is uitgevoerd op 21 februari 2015 en een controle op de locatie [vestigingsplaats 9] op 13 november 2015 – bevatten de processtukken en wat de verdediging heeft aangevoerd geen aanknopingspunten dat zij op initiatief of onder leiding van de officier van justitie in het kader van de opsporing zijn verricht. Zo blijkt uit het verslag van de controle op 13 november 2015 dat de toezichthouders van de Kansspelautoriteit ondersteuning hebben verleend tijdens een controle door toezichthouders van de [gemeente] . Tijdens de controle zijn wedtickets gevonden en hebben de toezichthouders van de Kansspelautoriteit met behulp van onderzoekssoftware computerbestanden veiliggesteld aan de hand waarvan is vastgesteld dat op vijf van de aanwezige computers – zonder daartoe vereiste vergunning – gelegenheid is gegeven om mee te dingen naar prijzen of premies, waarbij de aanwijzing van de winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen (een kansspel in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, de Wet op de kansspelen) en dat dus illegale kansspelen werden aangeboden. De toezichthouders waren bevoegd om de computers te onderzoeken. Niet is gebleken dat zij hun bevoegdheid hebben uitgeoefend als opsporingsambtenaar onder gezag van de officier van justitie. De toezichthouders van de [gemeente] waren ook buitengewoon opsporingsambtenaar. Uit hun verslag komt naar voren dat zij de inrichting hebben gecontroleerd op naleving van de Algemene Plaatselijke Verordening van [plaats 4] naar aanleiding van diverse meldingen over het aanbieden van illegale kansspelen en het vermoeden van het zonder vergunning exploiteren van een horecainrichting. Zij hebben de aanwezigen, waartoe niet de verdachte of de medeverdachte behoorde, ondervraagd en daarbij verteld dat zij niet tot antwoorden zijn verplicht en recht hebben op rechtsbijstand en dus de aan een verdachte als zodanig toekomende waarborgen in acht genomen. De toezichthouders werden geassisteerd door opsporingsambtenaren van de politie die een veilige werkplek hebben gecreëerd. Dat deze politieambtenaren opsporingshandelingen hebben verricht, vindt geen steun in de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof komt tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat de informatie over de controle op de locatie [vestigingsplaats 9] op 13 november 2015 of een van de andere controles die op vordering van de officier van justitie door de toezichthouders aan het openbaar ministerie is overgelegd, tot stand is gekomen als gevolg van een vormverzuim. Er is dus ook geen reden het openbaar ministerie op die grond nietontvankelijk in de vervolging van de verdachte te verklaren of informatie over de controles van het bewijs uit te sluiten.
Tapmachtiging rechtercommissaris
Het wettelijk systeem van toedeling van de bevoegdheid tot het bevelen van het opnemen van telecommunicatie met een technisch hulpmiddel houdt in dat die bevoegdheid aan de officier van justitie is verleend. De rechtercommissaris dient van tevoren een schriftelijke machtiging te hebben verstrekt.
Het staat daarbij in eerste instantie ter beoordeling van de officier van justitie of er sprake is van een verdenking als bedoeld in artikel 126m, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en of het onderzoek dringend vordert dat gegevensverkeer wordt opgenomen. Bij deze laatste toetsing spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol.
Vervolgens dient de rechtercommissaris bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan bovenstaande wettelijke voorwaarden is voldaan. Aan de zittingsrechter ten slotte staat de rechtmatigheid van de toepassing van de bevoegdheid ter beoordeling. In het wettelijk systeem houdt die beoordeling, in een geval waarin de rechtercommissaris een machtiging heeft verstrekt, de beantwoording van de vraag in of de rechtercommissaris in redelijkheid tot zijn oordeel over die machtiging heeft kunnen komen.
Verder omvat die beoordeling de vraag of het gebruik dat de officier van justitie vervolgens heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot het bevelen van het opnemen van telecommunicatie met een technisch hulpmiddel in overeenstemming is met die machtiging en overigens rechtmatig is.
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtercommissaris in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat machtigingen konden worden verstrekt omdat aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Op grond van de inhoud van de vorderingen heeft de rechtercommissaris ook steeds in redelijkheid tot het afgeven van een tapmachtiging kunnen komen. De verdenking tegen de medeverdachte en later ook de verdachte hield in dat zij deel uitmaakten van een criminele organisatie die zich bezig houdt met het aanbieden van illegale toto op verschillende locaties in Nederland en het op die manier op grote schaal overtreden van de Wet op de kansspelen. Daarbij werden de opbrengsten witgewassen en kansspelbelasting en inkomstenbelasting ontdoken. Ondanks bestuursrechtelijk optreden door gemeentebesturen en de Kansspelautoriteit zou het illegaal aanbieden van kansspelen al meer dan drie jaar op verschillende locaties in het land plaatsvinden. Gezien de aard van de verdenking en de concrete omstandigheden waaronder de misdrijven in georganiseerd verband werden gepleegd, heeft de rechtercommissaris naar het oordeel van het hof kunnen oordelen dat sprake was van de verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.
Het hof onderschrijft niet de opvatting van de verdediging dat de schriftelijke machtigingen van de rechtercommissaris voor een bevel tot het opnemen van telecommunicatie met een technisch hulpmiddel niet voldoen aan daaraan in het licht van HvJ EU 4 oktober 2024, zaak C-548/21, ECLI:EU:C:2024:830 (
Landeck) en HR 18 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:409 te stellen eisen.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) heeft geoordeeld dat een onderzoek naar de gegevens die beschikbaar zijn in een elektronische gegevensdrager, zoals een smartphone, valt onder de reikwijdte van de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging (EU) 2016/680. [1] Deze richtlijn diende uiterlijk op 6 mei 2018 in nationale wetgeving te zijn omgezet. Met de wetgeving waarmee Nederland uitvoering heeft gegeven aan Richtlijn (EU) 2016/680 zijn geen wijzigingen doorgevoerd van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de regeling van de inbeslagneming van een gegevensdrager en het onderzoek van de gegevens die op of in een (mobiele) gegevensdrager zijn te vinden. [2] In HvJ EU 4 oktober 2024, zaak C-548/21, ECLI:EU:C:2024:830 (
Landeck) heeft het HvJ EU geoordeeld dat voor het verkrijgen van toegang tot dergelijke gegevens voorafgaande toestemming nodig is van een rechterlijke instantie of een onafhankelijk, niet bij de opsporing betrokken, bestuursorgaan indien er een kans is dat die toegang het mogelijk maakt nauwkeurige conclusies over iemands privéleven te trekken. [3]
Richtlijn 2002/85/EG [4] geeft regels over privacy en elektronische communicatie en bepaalt (in artikel 5) dat de lidstaten het vertrouwelijke karakter van elektronische communicatie en daarmee verband houdende persoonsgegevens in de vorm van (historische)
verkeers- en locatiegegevens garanderen. Richtlijn 2002/85/EG biedt de lidstaten onder voorwaarden de mogelijkheid die vertrouwelijkheid te doorbreken voor de bestrijding, opsporing en vervolging van strafbare feiten (zie artikel 15). De richtlijn over privacy en elektronische communicatie is in Nederland geïmplementeerd in de Telecommunicatiewet. Telecomaanbieders mogen op grond van de Telecommunicatiewet de vertrouwelijkheid van de door hen verzamelde gegevens doorbreken als dit noodzakelijk is in het belang van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten. In een arrest van 2 maart 2021 heeft het HvJ EU de voorwaarden voor toegang tot bewaarde verkeers- en locatiegegevens verduidelijkt en aangescherpt. [5] De toegang tot historische verkeersgegevens, waaruit (nauwkeurige) conclusies kunnen worden getrokken over de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker, moet zijn onderworpen aan een voorafgaande toetsing door een rechterlijke instantie of een onafhankelijk bestuursorgaan.
Naar aanleiding van HvJ EU 2 maart 2021, C-746/18, ECLI:EU:C:2021:152 (
Prokuratuur) is de Hoge Raad tot het oordeel gekomen dat de onder andere in artikel 126n van het Wetboek van Strafvordering neergelegde bevoegdheden tot het vorderen van
verkeers- en locatiegegevens niet in overeenstemming is met de eisen die Richtlijn 2002/58/EG stelt, als de toepassing van de betreffende bevoegdheid meebrengt dat sprake is van een ernstige inmenging in het recht op bescherming van het privéleven en de beslissing tot de toepassing van die bevoegdheid wordt genomen door de officier van justitie. Vereist is in een dergelijk geval – behalve in spoedeisende situaties – dat voorafgaand toezicht door een rechterlijke instantie of door een onafhankelijke bestuurlijke entiteit plaatsvindt. Dit voorafgaande toezicht is niet vereist wanneer het uitsluitend gaat om het verlenen van toegang tot gegevens aan de hand waarvan de betrokken gebruiker kan worden geïdentificeerd, zonder dat de gegevens in verband kunnen worden gebracht met informatie over de tot stand gebrachte communicatie. De Hoge Raad heeft in het arrest HvJ EU 2 maart 2021, C-746/18, ECLI:EU:C:2021:152 (
Prokuratuur) aanleiding gezien te bepalen dat als de officier van justitie verkeers- en locatiegegevens wil verkrijgen die meer omvatten dan uitsluitend identificerende gegevens, hij gehouden is een schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris te vorderen. [6]
In zijn arrest van 18 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:409, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat als politie en justitie onderzoek willen verrichten aan inbeslaggenomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken en er van een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer sprake is – bijvoorbeeld als inzicht wordt verkregen in de inhoud van via die smartphone uitgewisselde communicatie – een voorafgaande toetsing door de rechtercommissaris is vereist. Deze toetsing vergt een beoordeling of de inbreuk die door het onderzoek wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker, is gerechtvaardigd mede gelet op de ernst van het strafbare feit waarop de verdenking betrekking heeft en het belang voor de waarheidsvinding van het onderzoek aan de elektronische gegevensdrager of het geautomatiseerde werk.
De regeling van artikel 126m van het Wetboek van Strafvordering voldoet aan het Unierechtelijke en door de Hoge Raad in zijn jurisprudentie toegepaste uitgangspunt dat bij een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer door een onderzoek aan elektronische communicatie, voorafgaand toezicht door een rechterlijke instantie of een onafhankelijke bestuurlijke entiteit plaatsvindt.
De rechtercommissaris – een rechterlijke instantie in de zin van HvJ EU 2 maart 2021, C746/18, ECLI:EU:C:2021:152 (
Prokuratuur) en HvJ EU 4 oktober 2024, zaak C-548/21, ECLI:EU:C:2024:830 (
Landeck) en de daarop gebaseerde rechtspraak van de Hoge Raad – toetst bij een vordering voor een tapmachtiging of sprake is van een verdenking als bedoeld in artikel 126m, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering en of het onderzoek dringend vordert dat telecommunicatie wordt opgenomen. Hierbij spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. In die toetsing ligt naar het oordeel van het hof besloten dat de rechtercommissaris beoordeelt of de inbreuk die door het onderzoek wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker van het nummer, is gerechtvaardigd, mede gelet op de ernst van het strafbare feit waarop de verdenking betrekking heeft en het belang van de inzet van het middel voor de waarheidsvinding.
Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de toetsing die de rechtercommissaris in deze zaak op grond van artikel 126m, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering bij de beoordeling van het opnemen van communicatie via bij de verdachte in gebruik zijnde telefoon- en IPnummers heeft uitgevoerd, niet aan deze eisen (van proportionaliteit en subsidiariteit) voldoet. Van belang hierbij is dat bij de beoordeling van de machtigingen om te tappen de inhoud van de daartoe strekkende vorderingen van de officier van justitie over de verdenking tegen de verdachte en de medeverdachte in aanmerking mag worden genomen. De feiten en omstandigheden uit die vorderingen hielden in dat de medeverdachte en de verdachte in georganiseerd verband op grote schaal illegaal toto aanbieden en zo een gewoonte maken van overtreding van de Wet op de kansspelen en dat gedurende het opsporingsonderzoek de schaal waarop zij illegale toto aanbieden groter en de verdenking tegen hen gaandeweg sterker zijn geworden. Zo heeft de officier van justitie uiteindelijk het gezamenlijk wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op netto € 2.377.962,-.
Aan het betoog van de verdediging over de betekenis van HvJ EU 4 oktober 2024, zaak C548/21, ECLI:EU:C:2024:830 (
Landeck) en HR 18 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:409 voor de aan een tapmachtiging te stellen eisen, kan dan ook niet de conclusie worden verbonden die zij er aan gehecht wil zien. Het hof laat daarbij verder buiten beschouwing dat deze rechtspraak gaat over een onderzoek van gegevens die beschikbaar zijn in een elektronische gegevensdrager, zoals een smartphone, en niet over het opnemen met een technisch hulpmiddel van communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de diensten van een aanbieder van een communicatiedienst.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat
verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2 subsidiair in de zaak met parketnummer 08-996110-15 en de feiten 1, 2 en 4 in de zaak met parketnummer 08993150-16.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte vrijgesproken moet worden van het in de zaak met parketnummer 08-996110-15 onder 2 primair tenlastegelegde, omdat hier niet gesproken kan worden van kansspelautomaten.
Oordeel van het hof
De rechtbank heeft in haar vonnis uitvoerige overwegingen gewijd aan het bewijs. Het hof maakt die overwegingen tot de zijne en zal die – voor zover het hof de overwegingen van de rechtbank overneemt – hierna citeren en gecursiveerd weergeven. Waar in de hierna cursief weergegeven tekst ‘de rechtbank’ staat vermeld moet ‘het hof’ worden gelezen. Aanvullingen van het hof worden niet-cursief weergegeven.
Inleiding
In februari 2015 is het onderzoek onder de naam ‘Mandoline’ [7] gestart omdat de verdenking bestond dat medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) vanaf 22 november 2011 op een aantal locaties in Nederland in samenwerking met anderen illegaal online kansspelen aanbood, waarbij het vermoeden was dat de opbrengsten hieruit werden witgewassen. Op 23 maart 2015 heeft de Kansspelautoriteit (hierna: Ksa) aangifte gedaan tegen [medeverdachte 1] . Kort na de start van het opsporingsonderzoek bleek uit opgenomen telefoongesprekken dat [medeverdachte 1] veelvuldig contact had met verdachte (hierna: [verdachte] ), met wie hij eerder door politiemensen op verschillende goklocaties was gezien. [8] In hun onderlinge telefoongesprekken ging het onder meer over activiteiten op diverse goklocaties. Beide verdachten waren tijdens observaties bij diverse locaties gezien waar mogelijk gegokt werd.
Het onderzoek heeft geleid tot doorzoekingen op meerdere adressen in Nederland, Duitsland en Oostenrijk op 4 april 2016. Beide verdachten werden die dag ook aangehouden door de politie.
Overwegingen in de dagvaarding met parketnummer 08-996110-15 [9]
Beoordelingskader
Verdachte wordt onder 1 verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Onder een organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt verstaan ‘een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en tenminste één ander persoon.’ Bij de beantwoording van de vraag of een dergelijk samenwerkingsverband het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd en aan het min of meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking. Daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of de onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van een gemeenschappelijk doel van de organisatie en, meer in het algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Van deelname aan een criminele organisatie is slechts dan sprake, indien de betrokkene:

1. behoort tot het samenwerkingsverband en

2. een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt bij, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in artikel 140 Sr bedoelde oogmerk.

Voor deelneming is voldoende dat betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Er moet sprake zijn van een zodanige rol in het geheel van handelingen dat het samenwerkingsverband daardoor functioneert of kan functioneren.
De rechtbank is - met de officier van justitie en anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat het dossier voldoende feiten en omstandigheden bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het deelnemen aan een criminele organisatie. Uit het dossier blijkt dat er sprake was van een samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Hierbij vervulde iedere verdachte zijn eigen rol, waarbij de volgende (globaal weergegeven) modus operandi werd gehanteerd.
[medeverdachte 1] en [verdachte] gingen actief op zoek naar fysieke locaties om gokactiviteiten te ontplooien. Dit betroffen onder meer locaties die reeds ingericht waren als koffiehuis of tabakswinkel, waarbij een samenwerking werd aangegaan met de eigenaar. In sommige gevallen werd een stichting opgericht en een locatie gehuurd of gekocht. Deze bestemmingen werden door [medeverdachte 1] expliciet een dekmantel genoemd. [10] Er werden mensen benaderd voor bijvoorbeeld de rol als stichtingsbestuurder of penningmeester, waardoor de stichting niet eenvoudig naar [medeverdachte 1] en [verdachte] te herleiden was. [medeverdachte 1] en [verdachte] bepaalden in onderling overleg welk personeel voor een locatie werd ingehuurd en tegen welke vergoeding. [11] In Oostenrijk werd het programma [programma 1] ingekocht bij het bedrijf [bedrijf 2] , een softwarebedrijf dat softwarelicenties verstrekt. [12] [medeverdachte 1] en [verdachte] gebruikten deze software in hun pand aan de [vestigingsplaats 1] en stelden deze op verschillende locaties in Nederland aan anderen ter beschikking. Daarbij werd onder meer gebruik gemaakt van [programma 2] en van de website [website 2] . [medeverdachte 1] zorgde ervoor dat op de locaties apparatuur werd geplaatst en programma’s werden geïnstalleerd waarmee ingelogd kon worden op de servers van [bedrijf 2] . In een later stadium kon worden gespeeld op een eigen server die door [medeverdachte 1] en [verdachte] was aangekocht. [13] Bij de locatiehouder en andere medewerkers op die locaties konden weddenschappen worden geplaatst waarvoor kwitanties of bonnen werden uitgedraaid, dan wel credits gekocht waarvoor tickets met een persoonlijke ID en/of inlogcode werden ontvangen. Een speler kon daarmee inloggen en vervolgens inzetten op voetbalwedstrijden. Eventuele gokwinsten werden door de locatiehouder contant uitbetaald aan de betreffende speler. Als er onvoldoende cash aanwezig was dan werd door de betreffende locatiehouder contact opgenomen met [medeverdachte 1] , die vervolgens in overleg met [verdachte] er voor zorgde dat er voldoende geld kwam om uit te betalen. Aan de hand van de gegevens op de [bedrijf 2] server konden [medeverdachte 1] en [verdachte] vaststellen hoeveel geld zij per goklocatie konden ophalen. [14] Maandelijks werden de zogenaamde afrekenrondes gereden om hun gokwinsten op te halen. [15] De locatiehouders ontvingen vergoedingen. In enkele gevallen kregen ze een salaris (van bijvoorbeeld 500 euro per week) en in andere gevallen een percentage van 30 tot 40 procent van de netto gokwinst. [16]
In de hierboven omschreven werkwijze van [medeverdachte 1] en [verdachte] was sprake van een zekere rolverdeling. Met name uit het groot aantal afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] komt dat naar voren. In de gesprekken noemt [medeverdachte 1] [verdachte] bijvoorbeeld dikwijls ‘patron’ en andersom wordt [medeverdachte 1] door [verdachte] vaak ‘directeur’ genoemd. [medeverdachte 1] treedt naar de buitenwereld het meest op de voorgrond. Ondertussen overlegt hij, met name voor belangrijke beslissingen, met [verdachte] . Uit de observaties, de huiszoekingen en de afgeluisterde telefoongesprekken [17] blijkt dat [verdachte] de financiën beheert. Zo houdt hij tijdens de zogenoemde afrekenrondes langs de goklocaties de administratie in de auto bij. De aangetroffen handgeschreven kasadministratie en notities in de woning van [verdachte] en in zijn kantoorruimte aan de [vestigingsplaats 1] te [plaats 3] ondersteunen dit, [18] als ook het op 4 april 2016 in de woning van [verdachte] contant aangetroffen geldbedrag van € 300.000,-. [19]
Verder constateert de rechtbank dat zij doorgaans in de “wij-vorm” spreken wanneer het over zaken gaat. Zo stelt [verdachte] in een op 1 september 2015 gevoerd gesprek “wij zijn al 4 à 5 jaar totoaanbieder” en, een maand, later: “We verdienen net zoveel als een coffeeshop” en “het geld dat wij sinds 2010 of 2011 hebben uitgegeven is heel veel”. [20] Zij benoemen onderling ook expliciet dat zij een bedrijf runnen. Wanneer [medeverdachte 1] op 1 oktober 2015 tegen [verdachte] zegt: “Zo he! Patron , wij zijn een echt bedrijf, maar we beseffen dat niet”, antwoordt [verdachte] : “En niet zo'n klein bedrijfje ook”. Vervolgens bespreken zij de omzet van “Voetbal en Sports”. [21] Ook naar derden laat [medeverdachte 1] zich in vergelijkbare zin uit. Zo benoemt hij in een gesprek met een zekere [naam 1] dat hij een compagnon heeft die [verdachte] heet en dat zij samen de eigenaars zijn van de hele business. [22]
Verder constateert de rechtbank dat uit de aangifte van Ksa [23] volgt dat door verdachten nooit een vergunning is aangevraagd. [verdachte] heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij geen vergunning had voor het aanbieden van kansspelen. [24] Dat beide verdachten wisten dat hun business niet legaal was, volgt ook uit verschillende afgeluisterde gesprekken. Zo bevat het dossier een gesprek van [medeverdachte 1] met een onbekend gebleven persoon, waarin [medeverdachte 1] onder meer zegt: “Ook wij laten hier in Nederland de mensen illegaal spelen (…). En als er controle komt, druk je op een knop en omdat het gestreamd wordt, verdwijnt het. (…) Er blijft geen enkel bewijs achter”. [25] In een gesprek met [naam 1] benoemt hij opnieuw meermalen dat het illegaal is wat hij doet en dat hij in Nederland heel veel illegaal heeft. [26] Uit de afgeluisterde gesprekken blijkt dat [verdachte] ook op de hoogte was van hoe het systeem werkte en op welke manier de controles konden worden gesaboteerd. [27]
Verder stelt de rechtbank vast dat de illegale herkomst van de gokopbrengsten door verdachten werd verhuld. Zo spreekt [medeverdachte 1] over de aanschaf van [cafetaria] , zodat hij kan laten zien dat hij omzet heeft [28] en wordt op 4 april 2016 in de woning van [verdachte] een contant geldbedrag van € 300.000,- aangetroffen, voor een groot deel bestaande uit in het normale handelsverkeer ongebruikelijke coupures van € 500,‑. [29] Ook zijn beide verdachten op 8 oktober 2014 gezamenlijk aangehouden aan de grens met Servië, terwijl zij met € 300.000,- aan contanten onderweg waren naar Turkije. [30] Over de uitgekeerde geldbedragen is nooit kansspelbelasting afgedragen en over de inkomsten uit kansspelen is nooit inkomstenbelastingaangifte afgedragen. [31]
De hiervoor besproken werkwijze van verdachten vindt verdere bevestiging in de onderzoeksbevindingen op de verschillende locaties in Nederland die in de tenlastelegging zijn genoemd. Op die locaties zal hieronder nader worden ingegaan.
[stichting 1] ( [vestigingsplaats 1] )
[verdachte] is eigenaar van het pand aan de [vestigingsplaats 1] . [32] Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is op dit adres [stichting 1] gevestigd. Deze stichting is opgericht op 23 maart 2010 en [medeverdachte 1] staat als voorzitter geregistreerd. [33] [verdachte] heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij het pand aan [medeverdachte 1] verhuurde. [34]
Uit de aangifte van de Ksa valt af te leiden dat er op dit adres twee controles hebben plaatsgevonden op 15 februari 2013 respectievelijk 7 januari 2014. Er zijn daarbij pc’s met logbestanden aangetroffen en er lagen tickets in de prullenbak. Onderzoek naar de logbestanden duidde op verdiensten van € 15.000,- in een periode van 6 weken. Bij beide controles was [medeverdachte 1] op deze locatie aanwezig. [35]
Gedurende het opsporingsonderzoek is de locatie driemaal, namelijk op 18 september 2015, 29 september 2015 en 17 oktober 2015, bezocht door zogenoemde pseudokopers. Op al deze dagen konden de pseudokopers eenvoudig naar binnen, werd hen niet gevraagd naar legitimatie en bleken zij te kunnen deelnemen aan gokactiviteiten. [36] Op 17 oktober 2015 hebben de pseudokopers bovendien waargenomen dat [naam 3] kassierswerkzaamheden in het pand verrichtte en dat hij hen middels een gebruikersnaam en een wachtwoord hielp met inloggen op de website [website 1] . Op vragen aan [naam 3] hoe de pseudokopers zelf in een willekeurige zaak zo’n goksysteem konden krijgen, heeft [naam 3] toen geantwoord dat “zijn baas” dat doet en dat die wel contact met hen zou opnemen als ze een telefoonnummer achterlieten. Twee dagen later, op 19 oktober 2015, heeft een persoon die zich voorstelde als “ [medeverdachte 1] ” via WhatsApp contact opgenomen. Aan zijn profielfoto werd deze persoon herkend als [medeverdachte 1] . [37]
Op 4 april 2016 heeft vervolgens een doorzoeking plaatsgevonden in het pand. Daarbij zijn - onder meer - elf computers aangetroffen, die allemaal aan stonden. Op de schermen van deze computers stond een site met de tekst “ [website 1] ”. [38] In het pand waren verder verschillende personen aanwezig die als getuige zijn gehoord. Zo heeft getuige [getuige] in zijn verhoor van 19 april 2016 verklaard dat het pand een illegale goktent was. Hij veronderstelt dat het pand van [verdachte] en [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] en [medeverdachte 1] ) is en dat het idee van de toto van [medeverdachte 1] kwam. [getuige] heeft verder uitgelegd, zakelijk weergegeven, dat er aanvankelijk een goksysteem was waarbij kon worden ingelogd met een gebruikersnaam en wachtwoord en waarbij bonnetjes werden verstrekt, maar dat de laatste drie maanden gewerkt werd met een systeem met pasjes die konden worden opgewaardeerd en waarbij er geen bonnetjes - die bewijsmateriaal konden vormen - meer aan te pas kwamen. Ook heeft de getuige verklaard over verschillende rollen die enkele personen in het pand vervulden. Zo was ene [naam 4] (de rechtbank begrijpt: fonetisch weergegeven) verantwoordelijk voor het opwaarderen van de pasjes en bestonden de werkzaamheden van [naam 3] (de rechtbank begrijpt: [naam 3] ) uit het binnenlaten van mensen, het opwaarderen van kaarten en het innen en uitbetalen van geld - overeenkomend met de door de pseudokopers geconstateerde kassierswerkzaamheden - en dat hij werd aangestuurd door [medeverdachte 1] en [verdachte] , die de baas waren. [39]
Het dossier bevat daarnaast een groot aantal afgeluisterde (tap- en OVC-)gesprekken, [40] waaruit naar voren komt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] in 2015 regelmatig met elkaar spraken over onder meer de omzet en/of winst [41] , de personele bezetting [42] , over ruzies tussen personeelsleden [43] , over te nemen maatregelen bij controles [44] , over het onderhoud van computers en het oplossen van storingen [45] en over het vervangen van kapotte goederen en systeemaanleg. [46] Wat in deze gesprekken opvalt is dat [medeverdachte 1] [verdachte] aanspreekt met “baas” of “patroon” en dat [verdachte] andersom [medeverdachte 1] aanspreekt met “directeur”.' [47]
[cybercafé] en/of [stichting 2] ( [vestigingsplaats 2] )
Op grond van de aangifte van de Ksa en van de uit het opsporingsonderzoek verzamelde gegevens, werd vermoed dat aan de [vestigingsplaats 2] een goklocatie zat waarbij [verdachte] en [medeverdachte 1] betrokken waren. [48] Op dit adres stond van 1 januari 2012 tot 23 juni 2014 [cybercafé] ingeschreven. [49] Op 16 april 2012 is door de politie samen met de Belastingdienst en de Ksa een controle uitgevoerd in dit pand, waarbij drie werkende voetbalzuilen zijn aangetroffen. Ook zijn in prullenbakken diverse bonnetjes aangetroffen waarop weddenschappen en bedragen voor het gokken stonden. [50]
Vanaf 24 februari 2015 is op dit adres [stichting 2] gevestigd, met als voorzitter
[naam 5] , als secretaris [naam 6] en als penningmeester [naam 7] . [51]
Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] in de periode van augustus tot en met november 2015 regelmatig contact onderhield met [naam 5] . Zij spraken onder meer over het betalen van klanten, over afrekenen en af te dragen percentages [52] , over accountnummers en wachtwoorden [53] en over het nemen van voorzorgsmaatregelen voor het geval er controle komt (er mogen geen tickets te vinden zijn, ook niet bij de vuilnis). [54] Dat er voorzorgsmaatregelen werden genomen, blijkt ook uit een gesprek dat [medeverdachte 1] op 19 november 2015 voert met een onbekend gebleven persoon, aan wie hij [stichting 2] laat zien. [medeverdachte 1] vertelt dan dat er achterin toto wordt gespeeld en dat het hele systeem verdwijnt als er controle komt. [55]
Op 31 augustus 2015 heeft [medeverdachte 1] contact met [naam 5] , die op dat moment in Turkije is, waarbij [naam 5] hem vraagt om een bedrag van ongeveer 2000 euro te sturen. Diezelfde dag belt [medeverdachte 1] met [verdachte] en vindt overleg plaats over “Rustem” die vanuit Turkije heeft gebeld en om 2000 euro heeft gevraagd. [verdachte] geeft dan aan [medeverdachte 1] aan dat hij het meteen zal overmaken als [medeverdachte 1] het moet sturen. [56] In een afgeluisterd (OVC-)gesprek van 30 september 2019 bespreken [verdachte] en [medeverdachte 1] dat zij om de twee weken zullen komen afrekenen en dat zij bij [cybercafé] goed geld hebben verdiend, waarbij [verdachte] vermoedt dat zij in totaal 40 à 50 duizend euro hebben opgehaald. [57] Op 5 oktober 2015 bespreken zij dat ze - zakelijk weergegeven - morgen 4000 gaan ophalen van de pandeigenaar van [cybercafé] . [58] Dat [verdachte] en [medeverdachte 1] fysiek op deze locatie kwamen, blijkt ook uit bevindingen van een observatieteam dat hen op 1 september 2015 gezamenlijk dit pand hebben zien binnengaan. [59]
Op 7 januari 2016 is tijdens een horeca-controle in het pand een ruimte aangetroffen achter een afgesloten deur, die middels een knop in de keuken geopend kon worden. In deze ruimte stonden tien laptops/pc’s en er hingen twee grote televisies aan de muur. Op één van deze televisies was een voetbalwedstrijd te zien. [60] Op 4 april 2016 zijn vervolgens bij de doorzoeking op deze locatie onder meer acht zwarte laptops inbeslaggenomen. [61]
[video en tabakshop] ( [vestigingsplaats 3] )
Uit het register van de Kamer van Koophandel blijkt dat op de [vestigingsplaats 3] een eenmanszaak, genaamd [video en tabakshop] , is gevestigd. Sinds 1 januari 2014 staat [naam 8] als eigenaar geregistreerd. [62] Op 28 maart 2013 heeft een controle in het pand plaatsgevonden, waarbij vier computerschermen werden waargenomen. Drie van deze schermen stonden aan en op een van de schermen was een internetpagina van een gokwebsite zichtbaar, waarmee op buitenlandse voetbalwedstrijden kon worden gegokt. [63]
Gedurende het opsporingsonderzoek zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] meerdere keren geobserveerd en bij het pand gezien. Op 1 juli 2015 wordt waargenomen dat [medeverdachte 1] zijn auto op de [straat 1] parkeert en - samen met een andere persoon die een mapje met papieren bij zich hield - uitstapt. Ongeveer een half uur later wordt gezien dat zij het pand aan de [vestigingsplaats 3] uit komen lopen. Vervolgens zijn zij via [plaats 3] naar [plaats 1] gereisd. [64] Op diezelfde dag is telefoonverkeer tussen [medeverdachte 1] en [naam 8] afgeluisterd, waaruit kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] en [verdachte] samen zijn en met [naam 8] afspreken aan de [straat 1] en dat zij kennelijk geld komen ophalen. [65]
Op 1 september 2015 wordt door het opsporingsteam gezien dat [medeverdachte 1] [verdachte] oppikt in [plaats 1] , waarna zij gezamenlijk naar [plaats 5] rijden en - na eerst een bezoek te hebben gebracht aan [stichting 2] aan de Jan van Galenstraat (zie hierboven) - aan de [straat 1] in [plaats 5] parkeren. Zij gaan perceel 345 binnen en verlaten het pand 18 minuten later weer. [66] Ook op deze dag is er telefonisch contact geweest tussen [medeverdachte 1] en [naam 8] . Er wordt een ontmoeting afgesproken en in een later gesprek belt [medeverdachte 1] om te vragen of het klopt dat er een tas “waar geld is” hebben achtergelaten. Deze tas komen ze ophalen. [67]
Op 2 oktober 2015 wordt gezien dat [medeverdachte 1] en [verdachte] vanuit [plaats 4] , via [plaats 7] , naar [plaats 5] rijden en om 18.28 uur perceel 345 van de [straat 1] binnen gaan. Om 18.42 uur komt [medeverdachte 1] naar buiten, pakt iets uit zijn auto en gaat weer naar binnen. Twee minuten later komen [medeverdachte 1] en [verdachte] gezamenlijk naar buiten. Zij rijden weg en parkeren een paar honderd meter verderop bij een eetgelegenheid. Om 19.26 uur wordt gezien dat [medeverdachte 1] alleen in zijn auto zit. Drie minuten later wordt deze auto opnieuw in de directe omgeving van perceel 345 geparkeerd, waarna [verdachte] uit de richting van percelen 345/347 komt aanlopen en instapt. Zij vervolgen hun weg daarna naar Leiden, [plaats 3] en uiteindelijk [plaats 1] . [68]
Naast de observaties en de afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [naam 8] , bevat het dossier ook afgeluisterde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , waarin zij spreken over het ophalen van geld op diverse locaties. In deze context wordt ook de [straat 1] c.q. [video en tabakshop] genoemd. [69]
Verder is gedurende het opsporingsonderzoek tweemaal een pseudokoop ingezet om te onderzoeken of er in het pand gegokt kon worden. Op 15 september 2015 werd de pseudokoper door [naam 8] , de eigenaar, meegedeeld dat gokken illegaal was en dus niet mogelijk. Een kleine anderhalve maand later, op 27 oktober 2015, bleek een tweede pseudokoper echter wel te kunnen inzetten op voetbalwedstrijden. [naam 8] leidde deze pseudokoper naar een ruimte achterin de zaak waarin onder meer drie computers stonden. [naam 8] liet middels een Google zoekopdracht op een van deze computers een gokwebsite tevoorschijn komen, waarna de pseudokoper kon inzetten op voetbalwedstrijden. Na het inzetten werd een ticket uitgeprint onder de kassalade, dat vervolgens door [naam 8] aan de pseudokoper werd overhandigd. [70]
Op 4 april 2016 is door het onderzoeksteam ook op dit adres binnengetreden. Bij de doorzoeking van het pand zijn onder meer computers en printbonnetjes die betrekking hebben op gokken op voetbalwedstrijden (tickets) inbeslaggenomen. [71]
[stichting 3] ( [vestigingsplaats 4] )
In de aangifte van de Ksa wordt de [vestigingsplaats 4] genoemd als locatie waar mogelijk illegale gokactiviteiten werden verricht. [72] Op deze locatie was in de ten laste gelegde periode [stichting 3] gevestigd. Uit het register van de Kamer van Koophandel volgt dat [naam 9] en [naam 10] vanaf 1 juni 2011 de bestuurders zijn van de stichting. Vanaf 4 november 2015 staat [naam 9] als penningmeester geregistreerd. [73]
[medeverdachte 1] en [verdachte] worden op 1 september 2015 bij het pand gezien als zij tijdens een ronde geld ophalen. [74] Daarnaast bevat het dossier afgeluisterde communicatie waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] bemoeienis hebben met deze locatie. Zo voert [medeverdachte 1] een gesprek met een medewerker van Ziggo over door hem ontvangen rekeningen met betrekking tot de [vestigingsplaats 4] . [75] Ook met betrekking tot een vordering van Oxxio op de stichting, is [medeverdachte 1] degene die contact opneemt. [76]
Verder onderhoudt [medeverdachte 1] contacten met ene [naam 11] , die blijkens de inhoud van de gesprekken, kennelijk werkzaam is aan de [vestigingsplaats 4] . De gesprekken handelen over het afrekenen van geldbedragen, het instellen van een nieuw systeem en het inzetten op voetbalwedstrijden. [77] Ook komt uit die gesprekken naar voren dat zij [naam 9] niet vertrouwen. [78] Dat er wantrouwen is, blijkt ook uit een gesprek waarin [medeverdachte 1] , kort gezegd, tegen [naam 9] zegt niet meer met hem te willen werken in de huidige constructie. Hij zal dit samen met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) komen bespreken. [79]
Op 1 september 2015 vindt in de auto van [medeverdachte 1] een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] , [verdachte] en [naam 11] over de bedrijfsvoering in [plaats 2] . Ze hebben deze zaak 5 jaar geleden geopend en [naam 9] doet zijn werk niet goed. Nadat [naam 11] de auto heeft verlaten bespreken [medeverdachte 1] en [verdachte] dat ze [naam 9] eruit moeten zetten en dat ze zowel verliezen als winsten moeten delen. Later die dag spreken zij opnieuw met elkaar en zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] dat hij twee dagen per week in [plaats 2] zal gaan werken met [naam 9] , om een (schoot)hond van hem te maken. [80]
Dit bespreekt [medeverdachte 1] vervolgens ook met [naam 11] . [81] [naam 9] laat op 9 september 2015 aan [medeverdachte 1] weten dat er controle is geweest maar dat hij tijdig maatregelen heeft kunnen treffen. [medeverdachte 1] zegt dat [naam 9] altijd direct moet bellen als er controle is, omdat de controleurs vervolgens naar een andere locatie kunnen gaan. [82]
Verder bevat het dossier gesprekken die [medeverdachte 1] met en over [naam 9] heeft gevoerd, waarbij Ilhan onder meer vertelt dat hij controle heeft gehad van de politie. [83] [verdachte] heeft op 16 oktober 2015 een gesprek met een derde, waarin hij aangeeft dat hij een speelkast heeft staan aan de [vestigingsplaats 4] in [plaats 2] . [84] Ook in onderlinge gesprekken bespreken [medeverdachte 1] en [verdachte] hun zaak in [plaats 2] en de controles die daar plaatsvinden. [85]
Op 4 april 2016 heeft in dit pand een doorzoeking plaatsgevonden. Daarbij zijn onder meer computers, laptops, een ticketprinter en printbonnetjes inbeslaggenomen. [86]
[bedrijf 1] ( [vestigingsplaats 5] ) en [Café] ( [vestigingsplaats 6] )
Blijkens de aangifte van de Ksa is op 28 oktober 2014 een algehele controle gehouden in een pand aan de locatie [vestigingsplaats 5] . In dit pand was blijkens het register van de Kamer van Koophandel [bedrijf 1] gevestigd. [87] Er zijn toen achterin de zaak negen pc’s aangetroffen waarop de website [website 2] in de browser open stond dan wel werd gevonden in de internethistorie. Verder zijn voorin de zaak twee pc’s en een ticketprinter aangetroffen en is in een kast een tweede ticketprinter aangetroffen. Tijdens de controle was ene [naam 12] aanwezig, die aan een toezichthouder van de Ksa verklaarde, kort gezegd, dat het aanbod via [medeverdachte 1] geregeld was en dat [medeverdachte 1] langskwam als er uitbetaald moest worden. [88] [naam 12] is op 26 mei 2016 als verdachte gehoord en heeft toen onder meer verklaard dat hij vanaf medio 2014 gedurende drie tot vijf maanden bij [bedrijf 1] gewerkt heeft en dat [Café] aan [vestigingsplaats 6] van hem is. [89]
Op 6 februari 2016 hebben pseudokopers de genoemde panden bezocht. In [bedrijf 1] zagen zij onder meer negen laptops, waarvan de meeste aan stonden met daarop zichtbaar open de website [website 1] . Verder zagen zij drie mannen van Turkse afkomst die allen voor een laptop zaten en allen voornoemde website open hadden staan. Een van de pseudokopers zag bij binnenkomst een man direct een stekker van een apparaat trekken dat verbonden was met een laptop; later zagen de pseudokopers dat die man de stekker weer in het apparaat stopte. Toen een van de pseudokopers vroeg wat hij moest doen om het scherm te krijgen waarop hij kon inzetten, voerde een onbekend gebleven persoon een gebruikersnaam en wachtwoord in. Vervolgens heeft deze pseudokoper tweemaal vijf euro ingezet via die website. De onbekend gebleven man deelde de pseudokoper vervolgens mee dat de printer het niet deed, maar dat de eventuele winst bij hem kon worden opgehaald en dat hij ook een fotootje kon maken van zijn inzet. [90]
In [Café] troffen de pseudokopers geen aanwijzingen aan die duidden op illegale kansspelen. [91]
Vervolgens heeft op 4 april 2016 in [bedrijf 1] een doorzoeking plaatsgevonden. Daarbij zijn onder meer computerapparatuur en ticketprinters aangetroffen en inbeslaggenomen. [92]
Uit afgeluisterde communicatie blijkt onder meer [93] dat [medeverdachte 1] vanaf 10 juni 2015 meerdere malen contact heeft gehad met [naam 12] . De gesprekken gingen onder meer over printers en accountnummers [94] en over een inzet op drie wedstrijden en een ticketnummer. [95]
[medeverdachte 1] heeft over deze locatie verklaard dat een zekere [naam 13] uit [plaats 9] daar een site van hem, [medeverdachte 1] , promoot en dat hij, [medeverdachte 1] , daarvoor dertig procent van de winst krijgt. [96] Op 2 juni 2016 is [naam 13] , geboren te [geboorteplaats 2] , als verdachte gehoord. Hij heeft niets verklaard over het promoten van een website, maar heeft wel een vriend met de naam [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ). Verder heeft [naam 13] verklaard dat hij wel eens in [bedrijf 1] kwam en dat hij daar toto speelde. [97] Het dossier bevat communicatie tussen [medeverdachte 1] en [naam 13] op 15 september 2015, waaruit naar voren komt dat [naam 13] acht- à tienduizend euro nodig heeft omdat de mensen met de toto prijs hebben en dat [medeverdachte 1] dat goed vindt en vraagt om hoeveel het gaat. Uit dit afgeluisterde gesprek tussen hen volgt dat [medeverdachte 1] diezelfde avond tienduizend (euro) aan Yilderay zal geven bij de McDonalds te [plaats 8] en dat hij tegen [naam 13] zegt dat hij die persoon meteen moet gaan uitbetalen. [98] Acht minuten na dat gesprek belt [medeverdachte 1] met [verdachte] en spreken zij af naar [plaats 3] te gaan. De volgende dag spreekt [medeverdachte 1] met [verdachte] over onder meer [naam 12] en [naam 13] , waarbij [verdachte] vraagt of [medeverdachte 1] “die tienduizend” aan hen heeft gegeven, hetgeen door [medeverdachte 1] bevestigd wordt. [99]
[verdachte] en [medeverdachte 1] voeren ook in de periode daarna nog meerdere malen gesprekken over [naam 12] en [naam 13] , waarbij het onder meer gaat over geldbedragen die zij bij hen hebben opgehaald, bedragen die zij aan hen schuldig zijn en over percentages die zij aan winst moeten afdragen. [100] Verder bevat het dossier een telefoongesprek van 6 september 2015 tussen [medeverdachte 1] en een zekere [naam 15] die zegt dat hij in [plaats 3] ook toto wil laten spelen, maar dat [naam 13] al in de [vestigingsplaats 5] zit, waarop [medeverdachte 1] zegt dat [naam 15] het beter in [plaats 10] kan doen omdat daar geen concurrentie of wat dan ook is; [naam 15] zegt ook nog dat zij op zoek zijn naar een pand waar zij het nieuwe systeem van [medeverdachte 1] willen doen waarop deze zegt dat dat super zou zijn. [101]
[Kiosk] ( [vestigingsplaats 7] )
Gedurende het opsporingsonderzoek is uit afgeluisterde (telefoon)gesprekken naar voren gekomen dat [medeverdachte 1] contact onderhield met [naam 16] , die sinds 25 januari 2013 geregistreerd bleek te staan als eigenaar van de eenmanszaak [Kiosk] aan de [vestigingsplaats 7] . [102] In deze gesprekken bespreken zij onder meer de verdeling van winsten [103] en een nieuw systeem met pasjes. [medeverdachte 1] vertelde [naam 16] daarbij ook wat hij moest doen als hij controle krijgt (“Jij trekt hem alleen maar d’r uit. Dan gaan die alles uitloggen…. Systeem is weg, jij hebt geen printer, geen ticketprinter. Geen geheugen, niemand kan zien, op IPadres kan ook niemand zien dat jij in die side...”). [104] Verder wordt er blijkens de gesprekken periodiek afgerekend, bijvoorbeeld op 3 november 2015 en op 1 december 2015, waarbij [medeverdachte 1] tegen [naam 16] zegt dat hij en zijn broer alleen mensen met cash moeten laten spelen en dat zij niet kunnen uitbetalen als iemand geen bon heeft. Ook wordt besproken dat de inzet op [bedrijf 3] nog moet worden uitgezocht. [105] [medeverdachte 1] vertelt op 14 september 2015 in een gesprek met ene Coskun dat zij op de [vestigingsplaats 7] al vier jaar samenwerken met een Marokkaan. [106]
Daarnaast bevat het dossier afgeluisterde gesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] . Zo zitten zij op 10 oktober 2015 samen in de auto en heeft [medeverdachte 1] telefonisch contact met [naam 16] waarin wordt besproken dat ze op 50/50 basis werken en dat hij over een uur aan de [vestigingsplaats 7] zal zijn. Met [verdachte] bespreekt [medeverdachte 1] vervolgens dat ze in [plaats 6] ook naar een tweede locatie kunnen gaan, op 10 minuten afstand van [naam 16] . Ook bespreken zij de omzet van [naam 16] . [107] Verder verwachten [verdachte] en [medeverdachte 1] op 31 oktober 2015 dat zij van [naam 16] minstens achtduizend zullen krijgen. [108]
[stichting 4] ( [vestigingsplaats 8] )
Blijkens een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 10 augustus 2016 was op de [vestigingsplaats 8] [stichting 4] gevestigd. Deze stichting is opgericht op 27 mei 2013 en ontbonden op 30 november 2013. [naam 17] stond als voorzitter en bewaarder van boeken en bescheiden van deze stichting vermeld. [109] Volgens de aangifte van de Ksa is er op 12 december 2013 een integrale controle geweest in het pand, waarbij een kansspelautomaat en een gokzuil zijn aangetroffen. Enkele dagen na deze controle heeft medeverdachte [medeverdachte 1] zich gemeld bij de [gemeente] en zich kenbaar gemaakt als woordvoerder van de stichting. [110] Uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 16 juni 2015 tot en met 1 augustus 2015 telefonisch contact heeft gehad met [naam 17] . Uit deze gesprekken komt naar voren dat [naam 17] computers heeft en dat er bij [medeverdachte 1] een geldbedrag in rekening wordt gebracht ook als [naam 17] die computers maar een dag aanzet. Op 1 augustus 2015 spreken zij af dat [medeverdachte 1] op deze locatie langs zal komen. [111] Uit peilbakengegevens blijkt dat de auto van [medeverdachte 1] zich op deze dag in de buurt van de Distellaan in [plaats 4] bevond. [112]
Op 24 november 2015 is het pand door pseudokopers bezocht. Zij relateren dat zij zonder lidmaatschap en zonder gegevens te hoeven tonen het pand in konden gaan en dat [naam 17] aanwezig was en als aanspreekpunt fungeerde. De pseudokopers hebben achter een laptop plaatsgenomen en zagen op het scherm de hun ambtshalve bekende voetbaltoto. Vervolgens hebben zij op diverse voetbalwedstrijden geld ingezet en op het knopje “print” gedrukt. Daarop zagen zij dat [naam 17] naar hen toe kwam en tickets overhandigde waar bovenaan [programma 1] stond en die waren voorzien van de uitslagen die zij in de laptop hadden ingevoerd. [113] Bij een doorzoeking van het pand op 4 april 2016 zijn onder meer een ticketprinter en diverse tickets van [programma 1] aangetroffen. [114] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij achter de schermen de rekeningen voor deze stichting heeft betaald en dat hij twee sites heeft verhuurd aan [naam 17] . [115] Verdachte heeft over deze locatie verklaard, zakelijk weergegeven, dat hij er mogelijk wel eens met medeverdachte [medeverdachte 1] geweest is. [116]
[stichting 5] ( [vestigingsplaats 9] )
Aan de [vestigingsplaats 9] stond tussen 13 april 2012 en 7 maart 2016 [stichting 5] ingeschreven. [117] Dit pand werd door de eigenaar verhuurd aan medeverdachte [medeverdachte 1] . [118] De Ksa heeft op 13 november 2015 op deze locatie een controle uitgevoerd. Daarbij zijn twee computers met daarop aangesloten ticketprinters aangetroffen. Op een van de computers was het programma CBC - waarmee weddenschappen kunnen worden afgesloten - geïnstalleerd. Deze computer was die dag actief geweest en het zogenoemde ‘terminal ID nummer’ van deze computer kwam overeen met het nummer op een in het pand aangetroffen wedticket. Daarnaast zijn er bij de controle vier laptops aangetroffen die op dat moment uit stonden. Met een eveneens op een briefje aangetroffen wachtwoord bleken drie van de vier laptops te kunnen worden opgestart. Nadat Windows was opgestart, bleek op deze laptops automatisch het wedprogramma van CBC genaamd [programma 1] op te starten. Vervolgens werd geconstateerd dat op de wedaccounts van deze drie laptops in een periode van twee maanden (14 september 2015-13 november 2015) weddenschappen waren afgesloten met een gezamenlijke inleg van ongeveer 140.000 euro. Verder zijn ook in dit pand diverse wedtickets aangetroffen, waarbij de daarop vermelde zogenoemde ‘TID’s’ (de rechtbank begrijpt: identificatienummers) overeenkwamen met telkens een van de in het pand aangetroffen computers. [119]
Ten tijde van de controle waren meerdere personen in het pand aanwezig. [120] Enkele bezoekers, te weten [naam 18] , [naam 11] , [naam 19] en [naam 20] zijn gehoord. Ieder van hen heeft verklaard op deze locatie te hebben gegokt, dan wel te weten dat hier kon worden gegokt, dan wel dat het doel van de stichting is het gokken op uitslagen van voetbalwedstrijden. [121]
Verder was aanwezig [naam 21] die verklaarde de tijdelijke beheerder te zijn en daar normaal alleen te spelen en soms te slapen. Hij heeft verder verklaard dat er cash geld kon worden ingelegd en dan via internet kon worden gegokt op voetbaluitslagen en basketbalwedstrijden. [122] Hij is op 24 en 25 mei 2016 als verdachte bij de politie gehoord en heeft toen, zakelijk weergegeven, verklaard dat het gokken aan de [vestigingsplaats 9] illegaal is en dat hij betaald kreeg voor zijn werk. Hij kreeg daarvoor 50 of 60 euro en werd betaald door [naam 22] , zijn stiefvader, die op zijn beurt werd betaald door [medeverdachte 1] . Hij herkent [medeverdachte 1] op een aan hem tijdens het verhoor getoonde foto als [medeverdachte 1] . [123] Als hij een vraag had over een speelkast of als er storing was, belde hij met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] huurde het pand en had het voor het zeggen: hij kwam eens in de maand geld ophalen. De stichting stond op naam van personen die daarvoor betaald kregen. [124]
[naam 22] , ook wel [naam 22] genoemd, is eveneens als verdachte bij de politie gehoord. Op 3 mei 2016 heeft hij in grote lijnen overeenkomstig zijn stiefzoon, [naam 21] , verklaard. Zo heeft hij, zakelijk weergegeven, verklaard dat de [stichting 5] op zijn naam heeft gestaan - hetgeen voor de periode van 12 april 2012 tot 17 december 2014 wordt bevestigd in een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel [125] -, dat [medeverdachte 1] dat had geregeld en dat hij, [naam 22] , daar iedere maand 500 euro voor kreeg. Hij heeft verder verklaard dat iedereen daar kon komen om te gokken en dat iedereen wist dat het illegaal was. De winst was voor [medeverdachte 1] , die haalde hij iedere maand op en daar werd ook administratie van bijgehouden. [126] [medeverdachte 1] heeft zelf bij de politie verklaard dat hij achter de schermen rekeningen betaalde voor [stichting 5] . [127] Verdachte heeft ten slotte verklaard dat hij mogelijk wel eens op deze locatie is geweest met [medeverdachte 1] . [128] Dit vindt bevestiging in de verklaringen van zowel [naam 21] als [naam 22] , die - ieder voor zich - verdachte op een foto herkennen als degene die met [medeverdachte 1] meekwam om het geld op te halen. [129]
Het zaaksdossier bevat verder afgeluisterde gesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , tussen [medeverdachte 1] en [naam 22] , en tussen hen drieën. Hieruit wordt duidelijk dat [naam 22] contact opneemt en overleg voert met [medeverdachte 1] op het moment dat er een controle in het pand plaatsvindt. [130] Verder kan uit de afgeluisterde communicatie worden afgeleid dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zowel met elkaar onderling als met [naam 22] de geldstromen en de registratie daarvan bespreken. Onder meer is er een gesprek op 31 oktober 2015 tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] over het geld dat ze hebben opgehaald. [131] Uit de bakengegevens van de auto van [medeverdachte 1] blijkt dat deze ten tijde van voornoemd gesprek op de [vestigingsplaats 9] stond. [132] Verder blijkt onder meer dat [medeverdachte 1] op 23 november 2015 aan verdachte vertelt dat de locatie in [plaats 4] voor zes maanden is gesloten en dat de huur moet worden betaald, waarop verdachte hem vraagt of “wij” dat moeten betalen of zij. In een gesprek van 30 november 2011 hebben beide verdachten een gesprek met [naam 22] ( [naam 22] ) waarin zij aangeven dat zij alles bij zullen houden en dat op het moment dat de zaak weer opengaat, “zij” het geld van [naam 22] terug zullen vragen. [133]
Conclusie
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] heeft behoord tot een duurzaam samenwerkingsverband met meerdere personen, dat gericht was op het aanbieden van illegaal gokken, het witwassen van de opbrengsten daaruit en het ontduiken van de belastingen. Gelet op de structuur van de organisatie en de hiervoor vastgestelde rolverdeling tussen de verschillende deelnemers, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] binnen die organisatie een leidinggevende rol heeft vervuld, immers werden beleidsmatige en financiële beslissingen door hem in overleg met [medeverdachte 1] genomen. Aldus heeft [verdachte] bijgedragen aan de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] als leider heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
De door de raadsvrouw gevoerde verweren - zakelijk weergegeven inhoudende dat niet kan worden bewezen dat sprake was van een criminele organisatie, dan wel dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist wat het oogmerk van de organisatie was, dan wel dat verdachte daarin geen leidinggevende rol heeft vervuld - vinden hun weerlegging in de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen. Datzelfde geldt voor de verklaringen die verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft afgelegd, die er, zakelijk weergegeven, op neerkomen dat hij niet betrokken is geweest bij het aanbieden van illegale kansspelen. De rechtbank ziet in de bewijsmiddelen tevens voldoende bewijs voor de gehele ten laste gelegde periode, nu uit de woorden van [verdachte] zelf is gebleken dat [medeverdachte 1] en hij in 2015 al vier à vijf jaar totoaanbieder waren.

Overwegingen over het onder 2 tenlastegelegde

Vrijspraak feit 2 primair
Verdachte wordt onder 2 primair verweten dat hij op verschillende publiekelijk toegankelijke locaties kansspelautomaten aanwezig heeft gehad. Dit verwijt betreft, zo begrijpt het hof het dossier en de door het openbaar ministerie in deze zaak ingenomen standpunten, de computers die werden gebruikt om, via een website, weddenschappen op (voetbal)wedstrijden af te sluiten
Uit artikel 30 van de Wet op de kansspelen volgt dat een ‘kansspelautomaat’ een speelautomaat betreft die geen behendigheidsautomaat is. Onder ‘speelautomaat’ wordt verstaan ‘een toestel, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen’. Op grond van de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 30 van de Wet op de kansspelen, zoals weergegeven in het arrest van de Hoge Raad van 2 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:157, moet worden aangenomen dat dit vereiste met zich brengt dat het spel zelf moet bestaan uit een mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, dat door de speler in werking wordt gesteld (HR 26 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1728).
De op de in de tenlastelegging vermelde locaties aanwezig computers werden gebruikt om, via daarop geïnstalleerde software, weddenschappen op (voetbal)wedstrijden af te sluiten, waarbij aan de hand van de uitslag van de (voetbal)wedstrijden werd bepaald of tot uitkering van een geldbedrag moest worden overgegaan. Deze computers zijn daarmee niet ‘ingericht voor de beoefening van een spel dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces’ in de zin van artikel 30 van de Wet op de kansspelen. Bij een sportweddenschap is het ‘spel’ de sportwedstrijd waarop de weddenschap wordt afgesloten en niet een door de spel in werking gesteld proces als in die bepaling bedoeld. Dat een computer (mede) is bestemd voor het afsluiten van sportweddenschappen brengt dan ook niet mee dat deze is aan te merken als een ‘speelautomaat’ en dus ok niet als een ‘kansspelautomaat’ in de zin van artikel 30 van de Wet op de kansspelen.
Het hof spreekt verdachte daarom vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde.
Feit 2 subsidiair
Het hof heeft hiervoor overwogen dat het bewezen acht dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die online gokken aanbood zonder dat daar vergunningen voor waren verleend. Gelet op wat hiervoor ten aanzien van de verschillende locaties is vastgesteld, acht het hof bewezen dat al deze locaties ingericht waren met apparatuur waarop kon worden gegokt en dat verdachte hierbij betrokken is geweest, met uitzondering van de locatie [Café] aan het [vestigingsplaats 6] . Hoewel het dossier wel aanwijzingen bevat dat verdachte ook hier betrokken was bij het faciliteren van illegaal gokken, ontbreekt het ten aanzien van deze locatie aan het voor een bewezenverklaring vereiste wettig en overtuigend bewijs.
Het hof acht op grond van het hiervoor overwogene het onder 2 subsidiair tenlastegelegde als na te melden wettig en overtuigend bewezen.

Overwegingen in de dagvaarding met parketnummer 08/993150-16

Op 4 april 2016 hebben in het kader van onderzoek Mandoline doorzoekingen plaatsgevonden op verschillende locaties, waaronder in de woning van [verdachte] aan de [adres] en de [vestigingsplaats 1] . [134] Ook laatstgenoemd pand is eigendom van [verdachte] . [135] In de woning van [verdachte] zijn twee handvuurwapens en munitie in een kluis, een stiletto en een vlindermes in een bureaulade van een vertrek dat als kantoorruimte was ingericht en twee busjes met traangas in een kledingkast in de ouderlijke slaapkamer aangetroffen. [136] In het pand aan de [vestigingsplaats 1] is een stroomstootwapen aangetroffen. [137] Al deze wapens zijn inbeslaggenomen en uit nader onderzoek is gebleken dat het voorhanden hebben van deze wapens op grond van de Wet wapens en munitie verboden is. [138] Uit de landelijke politieadministratie is gebleken dat [verdachte] voor het voorhanden hebben van wapens geen verlof of vrijstelling heeft en dat hem geen jachtakte is verleend. [139]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat [verdachte] de aangetroffen wapens voorhanden heeft gehad. Bij de beantwoording van die vraag stelt de rechtbank voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen vereist is dat een [verdachte] zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid daarvan (vgl. Hoge Raad 14 juni 2016, ECLI:NL:2016:1193).
[verdachte] is bij zijn politieverhoor van 19 april 2016 geconfronteerd met de vondst van de wapens en heeft zich bij die gelegenheid op zijn zwijgrecht beroepen. [140] Ter terechtzitting van 3 december 2019 heeft [verdachte] voor het eerst verklaringen afgelegd over de aanwezigheid van deze wapens. [141] De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Tijdens de doorzoeking in de woning van [verdachte] zijn onder meer drie kluizen aangetroffen en in een van deze kluizen zijn de vuurwapens en munitie aangetroffen. Op de vraag aan de in de woning aanwezige vrouw en kinderen van [verdachte] of zij de codes wisten en/of wisten waar de sleutels van deze kluizen lagen, heeft de vrouw van [verdachte] geantwoord zij van niets wist en dat zij geen codes en geen kluissleutels had. [verdachte] heeft zakelijk weergegeven, verklaard dat hij deze pistolen en de munitie voor een familielid in bewaring had genomen en dat hij deze in zijn kluis had opgeborgen. De rechtbank acht op grond daarvan bewezen dat [verdachte] wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de wapens en de munitie en dat hij deze goederen zodoende op 4 april 2016 voorhanden heeft gehad.
Het vlindermes en de stiletto zijn aangetroffen in een bureaulade in een vertrek in de woning dat als kantoor was ingericht. [verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze wapens in een (ver) verleden tijdens de uitoefening van zijn beroep van beveiliger in beslag heeft genomen onder een derde en dat hij deze vervolgens in de bureaulade heeft gelegd en vergeten was dat deze daar nog lagen. De rechtbank stelt op grond van deze verklaring van [verdachte] vast dat hij zich in elk geval ten tijde van het voorhanden krijgen en het wegleggen van de messen de beschikkingsmacht over de betreffende messen heeft gehad en deze in zijn eigen woning heeft opgeborgen en voorts dat hij ten tijde van de terechtzitting van 3 december 2019 zich van de aanwezigheid van die messen bewust heeft getoond. Daaruit leidt de rechtbank af dat [verdachte] zich ook op 4 april 2016 in enige mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van die messen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] deze messen voorhanden heeft gehad.
In een kantoor in het pand aan de [vestigingsplaats 1] is in een kast een groen metalen kistje met daarin een stroomstootwapen in een lederen etui aangetroffen. [verdachte] heeft over dit wapen ter terechtzitting verklaard dat het niet van hem was en dat hij, na het zien van foto’s, zich wel herinnerde dat er zoiets lag. Ook heeft [verdachte] verklaard dat er in het verleden wel eens - niet bij naam genoemde - portiers in zijn kantoor kwamen en heeft hij geopperd dat een van hen dit wapen daar mogelijk - buiten zijn weten - heeft neergelegd. Deze verklaring voor de aanwezigheid van het stroomstootwapen acht de rechtbank onaannemelijk, nu [verdachte] daags na de doorzoeking, op 5 april 2016, bij de politie heeft verklaard dat hij boven de [vestigingsplaats 1] een kantoortje heeft (de rechtbank begrijpt: aan de [vestigingsplaats 1] ), dat het kantoortje afgesloten is en dat hij de enige is die daar een sleutel van heeft en daar gebruik van maakt en dat hij daar bijna elke dag is. [142] Deze verklaring vindt steun in de omstandigheden dat in het kantoor persoonlijke bescheiden op naam van [verdachte] zijn aangetroffen [143] en dat [verdachte] ook ten tijde van de doorzoeking op 4 april 2016 op deze locatie ( [vestigingsplaats 1] ) aanwezig was en is aangehouden. [144] De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat [verdachte] bijna dagelijks in zijn kantoor kwam en dat hij de enige was die daartoe toegang had en daarvan gebruik maakte. Bovendien herinnert [verdachte] zich het wapen van foto’s, waaruit volgt dat hij het ten minste eenmaal eerder heeft gezien. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte] zich minst genomen in enige mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van het stroomstootwapen in zijn kantoor. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat hij dit wapen voorhanden heeft gehad.
Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de overige wapens voorhanden heeft gehad, zoals hem onder 1, 2 en 4 is tenlastegelegd.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-996110-15 onder 1 en 2 subsidiair en in de zaak met parketnummer 08-993150-16 onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 08-996110-15
1.
hij in
of omstreeksde periode van 22 november 2011 tot en met 4 april 2016
in de gemeente [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of eldersin Nederland en
/ofDuitsland, als
oprichter/leider
/bestuurderheeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband met
o.a.[medeverdachte 1]
en [medeverdachte 2]en
één of meerandere natuurlijke en
/ofrechtspersonen, welke organisatie tot oogmerk had het
plegen van misdrijven, te weten:
- het gelegenheid geven om mede te dingen naar prijzen en/of premies, indien de aanwijzing der winnaars geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers geen invloed kunnen uitoefenen en waarvoor geen vergunning is afgegeven (als bedoeld in artikelen 1 lid 1, aanhef en onder a, en 36 van de Wet op de Kansspelen) en
/of
- ( gewoonte)witwassen (als bedoeld in artikel 420ter/-bis van het Wetboek van Strafrecht) en
/of
- belastingfraude: het niet afdragen van inkomstenbelasting en/of kansspelbelasting (als bedoeld in artikel 68 en/of artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen);
2. subsidiair
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 19 augustus 2013 tot
1 januari 2015,
in de gemeente [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of [plaats 4] en/of eldersin Nederland
(telkens)tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,in
- [stichting 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 1] in [plaats 1] - vanaf moment bestuurlijke boete -
(zaaksdossier 002)en
/of
- [cybercafé] en/of [stichting 2] , gelegen aan de [vestigingsplaats 2]
(zaaksdossier 003)en
/of
- [video en tabakshop] video- en tabakshop, gelegen aan de [vestigingsplaats 3]
(zaaksdossier 004)en
/of
- [stichting 3] , gelegen aan de [vestigingsplaats 4]
(zaaksdossier 005)en
/of
- [bedrijf 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 5]
(zaaksdossier 6)en
/of
- [Café] gelegen aan het [vestigingsplaats 6] (zaaksdossier 006) en/of
- [Kiosk] , gelegen aan de [vestigingsplaats 7]
(zaaksdossier 007)en
/of
- [stichting 4] , gelegen aan de [vestigingsplaats 8]
(zaaksdossier 008)en
/of
- [stichting 5] , gelegen aan de [vestigingsplaats 9]
(zaaksdossier 009),
(telkens)
al dan nietopzettelijk gelegenheid heeft gegeven (aan personen uit) het publiek om door middel van een (kans)spel
op de website [website 1] , in elk geval enig (kans)spel,mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor (telkens) ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend;
en
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode 1 januari 2015 tot en met 4 april 2016,
in de gemeente [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of [plaats 5] en/of [plaats 6] en/of [plaats 4] en/of eldersin Nederland (
telkens)tezamen en in vereniging met een ander of anderen
, althans alleen,in
- [stichting 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 1] - vanaf moment bestuurlijke boete -
(zaaksdossier 002)en
/of
- [cybercafé] en/of [stichting 2] , gelegen aan de [vestigingsplaats 2]
(zaaksdossier 003) en
/of
- [video en tabakshop] video- en tabakshop, gelegen aan de [vestigingsplaats 3]
(zaaksdossier 004)en
/of
- [stichting 3] , gelegen aan de [vestigingsplaats 4]
(zaaksdossier 005)en
/of
- [bedrijf 1] , gelegen aan de [vestigingsplaats 5]
(zaaksdossier 6)en
/of
- [Café] gelegen aan het [vestigingsplaats 6] (zaaksdossier 006) en/of
- [Kiosk] , gelegen aan de [vestigingsplaats 7]
(zaaksdossier 007)en
/of
- [stichting 4] , gelegen aan de [vestigingsplaats 8]
(zaaksdossier 008)en
/of
- [stichting 5] , gelegen aan de [vestigingsplaats 9]
(zaaksdossier 009),
(telkens)
al dan nietopzettelijk gelegenheid heeft gegeven (aan personen uit) het publiek om door middel van een (kans)spel
op de website [website 1] , in elk geval enig (kans)spel,mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaars geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen en daarvoor (telkens) ingevolge de Wet op de kansspelen geen vergunning was verleend
zulks terwijl hij, verdachte, en
/ofzijn mededaders van het plegen van voormelde feiten een gewoonte hebben gemaakt;
Zaak met parketnummer 08-993150-16 (gevoegd)
1.
hij op
of omstreeks4 april 2016 in de gemeente [plaats 1]
één of meerwapens van categorie III, te weten pistolen (merk/type: Browning Baby Fn en
/ofAg Brescia Brevett), en
/ofmunitie van categorie III, te weten patronen (merk/type: Sellier & Bellot 7.65 en
/ofWin.25 Auto), voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks4 april 2016 in de gemeente [plaats 1]
(een
)wapen
(s)van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks4 april 2016 in de gemeente [plaats 1] ,
eenwapen
(s
), van categorie I, onder 1°, te weten een stiletto en
/ofeen vlindermes, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 08-996110-15 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het in de zaak met parketnummer 08-996110-15 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
(ten aanzien van de periode van 19 augustus 2013 tot 1 januari 2015)
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 30b van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
en
(ten aanzien van de periode van 1 januari 2015 tot en met 4 april 2016)
een gewoonte maken van medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 30b van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan.
Het in de zaak met parketnummer 08-993150-16 onder 1 bewezenverklaarde levert op, de misdrijven:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in de zaak met parketnummer 08-993150-16 onder 2 bewezenverklaarde levert op, het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het in de zaak met parketnummer 08-993150-16 onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om verdachte in het geval van een bewezenverklaring van de feiten geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft geruime tijd leiding gegeven aan een organisatie die zich op verschillende locaties in Nederland bezighield met het op grote schaal faciliteren en organiseren van illegaal gokken. De Wet op de kansspelen heeft onder meer ten doel om kansspelen aan regels te binden, opdat de spelers worden beschermd tegen het risico van kansspelverslaving en allerlei vormen van criminaliteit tegen te gaan die gepaard gaan met een illegaal kansspelaanbod. Verdachte heeft als leider van de organisatie bewust en kennelijk enkel vanuit persoonlijk gewin deze regels overtreden. Het hof rekent dat verdachte aan. Dat, zoals de verdediging heeft aangevoerd, de overheid in 2021 online gokken bij legale aanbieders heeft gelegaliseerd doet aan het verwijt aan verdachte niet af. Ook online gokken is aan regels gebonden.
Daarnaast heeft verdachte twee pistolen met munitie, losse munitie, een stroomstootwapen, een vlindermes en een stiletto voorhanden gehad. Aan het bezit van verboden wapens wordt zwaar getild, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen meebrengt en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt in de maatschappij.
Het hof heeft gelet op het strafblad van verdachte van 22 mei 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Naar het oordeel van het hof is gelet op de ernst van de feiten alsook het professionele karakter en de omvang van de activiteiten alleen een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Daarbij betrekt het hof dat al het bewezenverklaarde bezit van wapens in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur op zijn plaats doet zijn.
Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden acht het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden.
De redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is echter overschreden. In eerste aanleg met ongeveer twee jaren en twee maanden en in hoger beroep met ongeveer drie jaren en zes maanden. Het hof houdt met deze overschrijding van de redelijke termijn rekening door een lagere gevangenisstraf dan hiervoor genoemd op te leggen.
Het hof is alles afwegende van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Voorlopige hechtenis

Gelet op het tijdsverloop ziet het hof geen grond meer voor voorlopige hechtenis. Het geschorste bevel voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 30b in samenhang met artikel 36, eerste lid, van de Wet op de kansspelen en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 13, eerste lid, en 26, eerste lid, in samenhang met 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 08-993150-16 onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ter zake het onder 2 primair ten eerste en subsidiair ten eerste tenlastegelegde voor zover het betreft de periode van 22 november 2011 tot en met 18 augustus 2013.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-996110-15 onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 08-996110-15 onder 1 en 2 subsidiair en in de zaak met parketnummer 08993150-16 onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 08-996110-15 onder 1 en 2 subsidiair en in de zaak met parketnummer 08-993150-16 onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.

Aldus gewezen door
mr. N.C. van Lookeren Campagne voorzitter,
mr. T. Bertens en mr. P.T.C. van Kampen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.J.H. Salvino, griffier,
en op 19 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.HvJ EU 4 oktober 2024, zaak C-548/21, ECLI:EU:C:2024:830 (
2.De Wet van 17 oktober 2018 inzake Wijziging van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ter implementatie van Europese regelgeving over de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de voorkoming van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen (Stb. 2018, 401) die op 1 januari 2019 in werking is getreden (Stb. 2018, 495) (met uitzondering van de artikelen I, onderdeel AL, II, onderdeel W, artikel 26e, en IIa, die op 1 november 2023 in werking zijn getreden (Stb. 2023, 359)).
3.Overwegingen 93 tot en met 95 en 102 tot en met 104.
4.Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2022 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB 2002, L 201/37). Deze richtlijn diende vóór 31 oktober 2003 in nationaal recht te zijn omgezet.
5.HvJ EU 2 maart 2021, zaak C-746/18, ECLI:EU:C:2021:152 (
6.HR 5 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:475, rov. 6.13.1 tot en met 6.13.5.
7.In dit vonnis wordt telkens verwezen naar stukken uit het politieonderzoek ONRAA15007/Mandoline.
8.ZD 1, p. 379.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van onderzoek ONRAA15007/Mandoline. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt procesverbaal.
10.Proces-verbaal, ZD 1, p. 31.
11.Proces-verbaal, ZD 1, p .23-27 (zie ook bijvoorbeeld p. 410, 434 en 436).
12.Proces-verbaal, ZD 1, p. 67.
13.Proces-verbaal, ZD 1, p. 63 e.v., bijlage 17, p. 430, p. 432, p. 433. Bijlage 18a, p. 446. Bijlage 34, p. 1347. (Zie ook afgeluisterd gesprek [medeverdachte 1] ZD 1, p. 29.)
14.Proces-verbaal, ZD 1, p. 414.
15.Proces-verbaal, ZD 1, (bijvoorbeeld) p. 46-48.
16.Proces-verbaal, ZD 1, afgeluisterd gesprek [medeverdachte 1] , p. 25
17.Proces-verbaal ZD 1, zie bijvoorbeeld bijlage 26, p. 530-580, bijlage 29, p. 616-657.
18.Proces-verbaal ZD 1, bijlage 29a, p. 658 e.v.
19.Proces-verbaal, ZD 1, p. 93 en p. 48-51.
20.Proces-verbaal, ZD 1, p. 32-33.
21.Proces-verbaal, ZD 1, p. 54-55.
22.Proces-verbaal, ZD 1, p. 57.
23.Proces-verbaal, bijlage 1, ZD1, p. 103.
24.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3, 4 en 5 december 2019.
25.Proces-verbaal, ZD 1, p. 28.
26.Proces-verbaal, ZD 1, p. 30.
27.Proces-verbaal, ZD 1, p. 36.
28.Proces-verbaal, ZD 1, p. 91.
29.Proces-verbaal, ZD 1, p. 93 en p. 48-51.
30.Proces-verbaal, ZD 1, p. 50-51.
31.Proces-verbaal, ZD 1, p. 1412, 1418, 1471 en 1846.
32.Een notariële akte met betrekking tot het betreffende pand, ZD 10, bijlage 4 (ongenummerde pagina’s).
33.Een uittreksel van de Kamer van Koophandel van 16 juni 2016.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte van 5 april 2016, ZD 2, p. 214.
35.Aangifte Ksa, ZD 1, p.103 e.v.
36.Processen-verbaal Pseudokoop 19 september 2015, ZD 2, p. 148-152, 29 september 2015, ZD 2, p. 129-133 en 17 oktober 2015, ZD 2, p. 114-117.
37.Proces-verbaal Pseudokoop 17 oktober 2015, ZD 2, p. 114-117 en bijlage p. 119.
38.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ZD 2, p. 161-162.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 19 april 2016, ZD 2, p. 195-201.
40.Zie voor het totaaloverzicht van deze en andere gesprekken ZD 2, p. 43-111, hierna worden enkele voorbeelden uitgelicht.
41.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van een tap- respectievelijk een OVC-gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , ZD 2, p. 83 en 84.
42.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , ZD 2, p. 80.
43.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , ZD 2, p. 47, bovenste gesprek.
44.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , ZD 2, p. 90, onderste gesprek.
45.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een tap-gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , ZD 2, p. 76.
46.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van OVC-gesprekken en een tap-gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] , ZD 2, p.58-60, p.61-64 en p.85.
47.Schriftelijke stukken, zie bijvoorbeeld de weergave van gesprekken op p. 50, 68, 70, 72 en 85.
48.Proces-verbaal, ZD 3, p. 5.
49.Een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel d.d. 15 maart 2016, ZD 3, p. 40.
50.Proces-verbaal van bevindingen van 26 april 2012, ZD 3, bijlage 2 (ongenummerde pagina’s).
51.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 1 september 2016, ZD 3, p. 45.
52.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [naam 5] , ZD 3, p. 669 en p. 690, bovenste gesprek.
53.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [naam 5] , ZD 3, p. 671.
54.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [naam 5] , p. 672.
55.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en NNman, p. 694.
56.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [naam 5] , respectievelijk [medeverdachte 1] en [verdachte] , ZD 3, p.672.
57.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek van 30 september 2015, p. 695.
58.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek van 5 oktober 2015, p. 675.
59.Proces-verbaal van observatie dinsdag 1 september 2015, ZD 3, p. 119-132, in het bijzonder p. 123.
60.Proces-verbaal ZD 3, p. 32, alsook een schriftelijk stuk, te weten een mutatierapport van 12 januari 2016, ZD 3, p. 52.
61.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ZD 3, p. 150-152.
62.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 15 maart 2016, ZD 4, p. 20-22.
63.Een schriftelijk stuk, te weten een mutatierapport van 28 maart 2013, ZD 4, p. 24.
64.Proces-verbaal van observatie 1 juli 2015, ZD 4, p. 26-30.
65.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [naam 8] , ZD 4, p. 57-58.
66.Proces-verbaal van observatie 1 september 2015, ZD 4, p. 32-45.
67.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [naam 8] ZD 4, p. 65-66.
68.Proces-verbaal van observatie 2 oktober 2015, ZD 4, p. 47-55.
69.Schriftelijke stukken, te weten de weergave van OVC-gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , ZD 4, (onder meer) p. 72, 75 en 77.
70.Proces-verbaal pseudokoop dinsdag 27 oktober 2015, ZD 4, p. 89-91.
71.Proces-verbaal van binnentreden ter inbeslagneming, ZD 4, p. 93-113.
72.Een schriftelijk stuk, te weten een aangifte van de Kansspelautoriteit (Ksa), ZD 5, p. 40-94, in het bijzonder voor deze locatie p. 47-38.
73.Schriftelijk stukken, te weten uittreksels uit het register van de Kamer van Koophandel, ZD 5, p. 115 en 118.
74.Proces-verbaal van observatie maandag 31 augustus 2015, ZD 1, p. 537-547, in het bijzonder p. 545
75.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 5, p. 123, bovenste gesprek.
76.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 5, p. 159, bovenste gesprek.
77.Idem, ZD 5, resp. p. 121, 125 en 131, p. 122 en p.123.
78.Idem, ZD 5, p. 125, onderste gesprek.
79.Idem, ZD 5, p. 127.
80.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van OVC-gesprekken, ZD 5, p. 133 en p.134, onderaan.
81.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 5, p. 136, onderste gesprek.
82.Idem, ZD 5, p. 120, beide gesprekken.
83.Idem, ZD 5, p. 145, beide gesprekken, p. 148 en p. 153, bovenste gesprek.
84.Idem, ZD 5, p. 146-147.
85.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van OVC-gesprekken, ZD 5, p. 142 en p.151, 153, 154 en 156.
86.Proces-verbaal van binnentreden ter inbeslagneming, ZD 5, p. 163-165.
87.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 1 september 2016, ZD 3, p. 45.
88.Proces-verbaal, ZD 6, p. 5.
89.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] [naam 12] van 26 mei 2016, ZD 6, p. 308-312.
90.Een proces-verbaal Pseudokoop, ZD 6, p. 76-78.
91.Een proces-verbaal Pseudokoop, ZD 6, p. 83-85.
92.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, ZD 6, p. 87-95.
93.Voor een volledig overzicht van de communicatie, zie ZD 6, p. 39-74.
94.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 06, p. 39 en 43.
95.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 06, p. 44, onderste gesprek en p. 45.
96.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 8 juni 2016, ZD 6, p. 212-241, in het bijzonder p. 221.
97.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] [naam 13] , ZD 6, p. 319-324, in gelijke zin: proces-verbaal van verhoor van 14 november 2017 bij de rechter-commissaris.
98.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tap- en OVC-gesprekken, ZD 06, p. 53-55.
99.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van een OVC-gesprekken, ZD 06, p. 58.
100.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van een OVC-gesprekken, ZD 06, p. 60-66 en 70-72.
101.Een schriftelijke stuk, te weten een overzicht van een tapgesprek, ZD 06, p. 53, onderste gesprek.
102.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 7 maart 2016, ZD 7, p. 82.
103.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p. 76-77.
104.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p. 66.
105.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van een OVC-gesprekken, ZD 07, p. 78 en p. 80, beide gesprekken.
106.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p. 62.
107.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een OVC-gesprek, ZD 07, p. 63-64.
108.Een schriftelijk stuk, te weten de weergave van een tapgesprek, ZD 07, p. 65.
109.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 10 augustus 2016, ZD 8, p. 12.
110.Een proces-verbaal van aangifte van de Kansspelautoriteit, ZD 001, p. 108.
111.Schriftelijke stukken, te weten een overzicht van tapgesprekken, ZD 8, p. 16-18.
112.Proces-verbaal, ZD 8, p. 6.
113.Een proces-verbaal Pseudokoop, ZD 8, p. 20-23.
114.Een schriftelijk stuk, te weten een bijlage inbeslaggenomen goederen, ZD 8, p. 64.
115.Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 9 juni 2016, ZD 8, p. 232 en 239.
116.Proces-verbaal van 9e verhoor verdachte, ZD 8, p. 108-109.
117.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 23 maart 2016, ZD 9, p. 32.
118.Een schriftelijk stuk, te weten een gespreksverslag van een gesprek tussen [gemeente] en de eigenaar van het pand, ZD 9, p. 79.
119.Een schriftelijk stuk, te weten een verslag met betrekking tot onderzoek [stichting 5] , [vestigingsplaats 9] , ZD 9, p. 40-43.
120.Proces-verbaal van bevindingen, ZD 9, p. 68-69.
121.Proces-verbaal van verhoor [naam 18] , ZD 9, p. 103-105, een schriftelijk stuk, te weten een formulier bevattende de verklaringen van [naam 20] , ZD 9, p. 125-127, [naam 23] , p. 128-131 en [naam 24] , p. 136-139.
122.Een schriftelijk stuk, te weten een formulier bevattende de verklaring van [naam 21] , ingevuld op 13 november 2015, ZD 9, p. 90-93.
123.Proces-verbaal van verhoor [naam 21] van 24 mei 2016, ZD 9, p. 170-175.
124.Proces-verbaal van verhoor [naam 21] d.d. 25 mei 2016, ZD 9, p. 177-183.
125.Een schriftelijk stuk, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 23 maart 2016, ZD 9, p. 32.
126.Proces-verbaal van verhoor [naam 22] , p. 155-167.
127.Proces-verbaal, ZD 9, p. 16.
128.Proces-verbaal van 10e verhoor verdachte, ZD 9, p. 186-189
129.Proces-verbaal van verhoor [naam 21] van 25 mei 2016, ZD 9, p. 177-183 en proces-verbaal van verhoor [naam 22] , p. 155-167.
130.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 9, p. 147-148.
131.Schriftelijke stukken, te weten een weergave van tapgesprekken, ZD 9, p. 145-146.
132.Proces-verbaal, ZD 9, p. 10.
133.Schriftelijke stukken, te weten tap- en OVC-gesprekken, ZD 9, p. 144-153, zie voor de genoemde voorbeelden in het bijzonder p. 149 en 152.
134.Proces-verbaal, ZD 10, p. 4-5.
135.Een schriftelijk stuk, te weten een notariële akte met betrekking tot het betreffende pand, ZD 10, bijlage 4 (ongenummerde pagina’s).
136.Een schriftelijk stuk, te weten een verslag van binnentreden en bevindingen, ZD10, p. 10-12 en schriftelijke stukken, te weten p. 21-29.
137.Proces-verbaal bevindingen doorzoeking [vestigingsplaats 1] , ZD 10, p. 52-53.
138.Processen-verbaal onderzoek wapen, respectievelijk ZD10, p. 55-56 (vuurwapens en munitie), p. 69-70 (vlindermes en stiletto), p. 62-63 (busjes met traangas) en p. 78 (stroomstootwapen).
139.Proces-verbaal, ZD 10, p. 7.
140.Proces-verbaal van 13e verhoor [verdachte] d.d. 19 april 2016, ZD 10, p. 82-84.
141.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3, 4 en 5 december 2019.
142.Proces-verbaal van 3e verhoor [verdachte] , ZD 10, p. 87.
143.Proces-verbaal bevindingen doorzoeking [vestigingsplaats 1] , ZD 10, p. 52-53.
144.Proces-verbaal van aanhouding [naam 26] , [naam 25] [verdachte] , p. 37-38.