Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.De procedure
3.Feiten en achtergronden
Rwandan Patriotic Front(RPF) in juli 1994 de macht overnam in de Rwandese hoofdstad Kigali. De RPF is sindsdien aan de macht in Rwanda, sinds 2000 onder leiding van haar huidige president Paul Kagame, de voormalige bevelhebber van de RPF.
Transfer Law. Deze
Transfer Lawvoorziet in de berechting van overgedragen verdachten door een speciale kamer van het
High Courtin Kigali. De
Transfer Lawkent bepaalde procedurele waarborgen, zoals immuniteit voor de advocaten die de verdachte bijstaan. De personen die verdacht en veroordeeld worden onder het regime van de
Transfer Lawondergaan hun hechtenis respectievelijk gevangenisstraf in afzonderlijke, speciaal voor hen ingerichte (afdelingen van) penitentiaire faciliteiten.
‘fair trial guarantees’in de Transfer Law zijn opgenomen, (ii) informatie verschaft over de wijze waarop rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid zijn gewaarborgd ( [appellant] zal in eerste instantie worden berecht door het
High Court, waarvan de leden voor het leven zijn benoemd), (iii) de mogelijkheden voor hoger beroep en herziening uiteengezet en (iv) de garanties gegeven dat Nederland het proces van [appellant] zal kunnen monitoren, dat [appellant] zal worden gedetineerd in een penitentiaire inrichting die aan internationale eisen voldoet, dat de mogelijkheid bestaat om rechtsbijstandsfinanciering aan te vragen en dat een buitenlandse advocaat hem zal kunnen bijstaan indien deze voldoet aan de voorwaarden die de
Rwanda Bar Associationdaaraan stelt. Ten slotte hebben de Rwandese autoriteiten in het uitleveringsverzoek bevestigd dat aan [appellant] niet de doodstraf of een levenslange gevangenisstraf zonder de mogelijkheid van strafbekorting, voorwaardelijke vrijlating of gratie zal worden opgelegd.
International Commission of Jurists(ICJ), afdeling Kenia, het proces, de penitentiaire inrichting en het welbevinden van [appellant] zal kunnen monitoren.
4.De procedure bij de rechtbank
primaireen verbod aan de Staat hem uit te leveren aan Rwanda en
subsidiaireen verbod hem uit te leveren zonder concrete garanties dat zijn rechten uit de artt. 2, 3 en 6 EVRM en art. 10 Uw niet zullen worden geschonden. Onder die nader te verstrekken garanties zouden zich in ieder geval de garanties moeten bevinden dat [appellant] zich in Rwanda, op kosten van de Staat, in de breedste zin van het woord kan laten bijstaan door mr. [advocaat] , dat [appellant] ongelimiteerde toegang heeft tot de benodigde medicatie en dat hij niet zal worden uitgeleverd voordat de gevangenissen voldoende toegankelijk zijn voor mindervaliden.
5.Beoordeling van het hoger beroep
“would be exposed to a real risk of being subject to a flagrant denial of justice” [3] . Het EHRM oordeelde dat voor
“a flagrant denial of justice”niet genoeg is dat zich een situatie voordoet die op nationaal niveau een schending van art. 6 EVRM inhoudt. Voor een “
flagrant denial of justice”is nodig
“a breach of the principles of fair trial guaranteed by Article 6 which is so fundamental as to amount to a nullification, or destruction of the very essence, of the right guaranteed by that Article” [4] . “
Flagrant denial of justice” is synoniem met een proces dat “
is manifestly contrary to the provisions of Article 6 or the principles embodied therein”. [5]
als geheeleerlijk is verlopen, hetgeen meebrengt dat een uit een oogpunt van art. 6 EVRM bedenkelijke gang van zaken in beginsel kan worden hersteld, hetzij door de rechter zelf hetzij in hoger beroep. [6] Voor een verbod op uitlevering is dan ook niet alleen vereist dat een flagrante schending van art. 6 EVRM dreigt, maar ook dat, indien de verzoekende staat partij is bij het EVRM of (zoals in het geval van Rwanda) het IVBPR, aan de opgeëiste persoon na zijn uitlevering ter zake van die inbreuk niet een rechtsmiddel als bedoeld in art. 13 EVRM of art. 2 lid 3 IVBPR ten dienste staat. [7]
[appellant]bij uitlevering het slachtoffer zal worden van een flagrante schending van art. 6 EVRM. De uitlevering kan niet worden verboden op grond van de mensenrechtensituatie in Rwanda in het algemeen. Dit neemt niet weg dat het hof, bij de beoordeling van de vraag of een reëel risico bestaat dat [appellant] het slachtoffer wordt van een flagrante schending van art. 6 EVRM, alle relevante omstandigheden in aanmerking moet nemen. Tot die omstandigheden behoren niet alleen de berechting onder de Transfer Law en de verstrekte garanties, maar ook de algemene mensenrechtensituatie voor zover aannemelijk is dat deze van invloed zal zijn op de concrete situatie van [appellant] of van belang is voor de vraag of erop mag worden vertrouwd dat Rwanda de gegeven garanties zal naleven. Anders dan de Staat kennelijk voor ogen staat kan het hof er dus niet mee volstaan te toetsen of in het verleden mensenrechtenschendingen hebben plaatsgevonden bij de berechting van onder de Transfer Law berechte verdachten en meer in het bijzonder bij de berechting onder de Transfer Law van door Nederland uitgeleverde personen. De uitleveringsrechter in de zaak van K. heeft juist veel breder gekeken en de Hoge Raad overwoog dat dit oordeel geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. [12]
tezamende conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een reëel risico op schending van een fundamenteel recht. [15]
A. Een eerlijk proces voor tegenstanders van het regime in Rwanda?
Thematisch Ambtsbericht juni 2023 [27] p. 46-47 en 49-50: de invloed van de politiek en het veiligheidsapparaat op de rechtspraak was groot als de autoriteiten dat wensten – over het algemeen om redenen van nationale veiligheid of zelfbehoud van het regime; niet uitgesloten is dat rechters zich lieten beïnvloeden als gevolg van politieke druk, waarbij ook sprake kan zijn van zelfcensuur om de president te plezieren; politieke druk kan ook via de openbare aanklager of de griffier worden uitgeoefend, zo konden critici van de autoriteiten met veel publieke of internationale aandacht lange tijd in voorarrest doorbrengen, ook al werden zij uiteindelijk door de rechter vrijgesproken; er waren enkele berichten over beschuldigingen van manipulatie van getuigen door de autoriteiten, de verdachte of de samenleving.
Ibrahim Index of Governancescoort Rwanda laag in de categorie ‘Impartiality of the Judicial System’.
Human Rights Watch Submission to the Universal periodic Review of Rwanda, 9 juli 2019 [31] (par. 28):
Is [appellant] een (voldoende bekende) politieke tegenstander van het Rwandese regime?
Forces Démocratiques Unifiées Inkingi), is een oppositiepartij in Rwanda die onder leiding stond van [B] en waarvan thans [A] president is. De uitleveringsrechter verklaarde de uitlevering van deze persoon ontoelaatbaar.
elketegenstander van het regime met rechterlijke inmenging te maken zal krijgen. Aannemelijk is dat dit alleen het geval is indien het regime ervan op de hoogte is dat de desbetreffende persoon een politieke tegenstander is en dat het die tegenstand van een zekere importantie acht. Anderzijds is het ook niet zo dat alleen ‘prominente’ leden van de FDU-Inkingi in Rwanda voor hun veiligheid hebben te vrezen. Sinds de poging van FDU-Inkingi in 2010 om zich in Rwanda als partij in te schrijven en de aankondiging van [B] , destijds president van FDU-Inkingi, om mee te doen aan de presidentsverkiezingen, zijn meerdere leden van FPU-Inkingi verdwenen of vermoord, zoals [naam 4] , particulier secretaris van [B] (vermoord maart 2019), [naam 5] (ontvoerd juli 2019) en [naam 6] (ontvoerd november 2018). [36]
Rassemblement Républicain pour la Démocratie au Rwanda, een voorloper van FDU-Inkingi) en van FDU-Inkingi sinds haar oprichting in 2006;
the [achternaam appellant] have always been fraudsters”. Daarnaast bevat het artikel de volgende passage:
‘founding member’) en als een ‘senior member’ van de partij van Habyarimana die verantwoordelijk wordt gehouden voor de genocide tegen de Tutsi’s.
C. Transfer Law, garanties en monitoring
its declaration under Article 34(6) was being exploited by convicted genocide fugitives’. [44] Waarom ‘
convicted genocide fugitives’ geen klacht bij het ACHPR zouden mogen indienen blijft daarbij onduidelijk.
reparations’ ingediend. Rwanda is in die procedure niet verschenen. Bij uitspraak van 7 december 2018 heeft het ACHPR Rwanda veroordeeld om bepaalde bedragen aan [B] te betalen wegens materiële en immateriële schadevergoeding. De Staat heeft niet weersproken dat Rwanda deze bedragen niet aan [B] heeft betaald.
was extradited by the Government of Canada”en dat hij in Rwanda in detentie verbleef in verband met de vervolging voor genocide gepleegd in 1994. Rwanda verscheen niet in die procedure. Het ACHPR oordeelde dat Rwanda (i) het
‘right to a defence’(art. 7(1)(a) Charter) had geschonden, (par. 47) (ii) dat [naam 7] het slachtoffer was geworden van
“cruel, inhuman and degrading treatment”(art. 5 Charter), (par. 91-93), (iii) dat de door [naam 7] ondergane behandeling, gezien zijn gevorderde leeftijd, neerkwam op een schending van zijn recht op leven (art. 4 Charter) (par. 107) en (iv) dat het beperkte contact dat hij met zijn gezin mocht onderhouden een schending opleverde van zijn
‘right to family’(art. 18(1) Charter), (par. 121). Het ACHPR heeft Rwanda veroordeeld schadevergoeding aan [naam 7] te betalen, om een onafhankelijke arts te benoemen om de gezondheidstoestand van [naam 7] te onderzoeken en om maatregelen voor te stellen die hem zouden kunnen helpen, en om aan het ACHPR te rapporteren welke maatregelen zijn genomen om de uitspraak uit te voeren. De Staat heeft niet betwist dat Rwanda aan deze verplichtingen niet heeft voldaan.
Subcommittee on Prevention of Torture and Other Cruel, Inhuman and Degrading Treatment or Punishmenteen bezoek bracht aan Rwanda, deze commissie door de Rwandese autoriteiten zodanig werd tegengewerkt dat de commissie haar bezoek aan Rwanda heeft opgeschort. In het najaar van 2022 heeft de Rwandese minister van Justitie toegezegd dat het VN-subcomité welkom zou zijn Rwanda te bezoeken, maar of dat inmiddels is gebeurd blijkt niet. [49]
‘whether the assurances are specific or are general and vague’. In het uitleveringsverzoek heeft Rwanda onder het hoofd ‘
Fair trial guarantees’ erop gewezen dat de Transfer Law een aantal garanties bevat, waaronder “
the right to a fair and public hearing by a competent, independent and impartial court.” Het hof constateert in de eerste plaats dat deze ‘garantie’ niet specifiek voor de zaak van [appellant] is gegeven of voor de berechting van politieke tegenstanders in algemene zin, maar dat de garantie onderdeel is van de Transfer Law en dus, ook indien daarover in het uitleveringsverzoek niets zou zijn gezegd, toch al op [appellant] van toepassing zou zijn.
High Courten het
Supreme Court. Deze algemene informatie kan niet als afdoende garantie tegen politieke inmenging worden beschouwd, aangezien wel duidelijk is dat de rechterlijke macht in zaken tegen politieke tegenstanders van het regime niet in alle, maar wel in veel gevallen juist niet onafhankelijk van de politiek opereert. Meer in het bijzonder adresseren deze garanties en wettelijke bepalingen in het geheel niet de in de hiervoor genoemde bronnen gesignaleerde problemen van politieke inmenging en het (hierna te noemen) uitoefenen van ongeoorloofde druk op getuigen.
“the length and strength of bilateral relations between the sending and receiving States, including the receiving State’s record in abiding by similar assurances”. Over de bilaterale verhoudingen tussen Rwanda en Nederland heeft geen van partijen in dit verband iets gesteld. Wel heeft de Staat aangevoerd dat Rwanda de garanties die zij had gegeven inzake eerdere uitleveringen vanuit Nederland is nagekomen.
under duress” gedwongen werd een verklaring te ondertekenen en dat hij werd geslagen en bedreigd; [55]
had been undergoing torture and harsh treatment by the prison officials”. [56]
High Courtaan de verdediging heeft meegedeeld dat zij zal onderzoeken of de beweringen waar zijn. [58]
witnesses” – betrekking hebben op de aantijgingen van dezelfde getuige, en dat dit ook ‘bedoeld incident’ is waarop de Staat in zijn memorie van antwoord [59] doelt en waarover het hof heeft geoordeeld in het arrest van 4 mei 2021. Dat laat in ieder geval incidenten (i) en (iv) onvoldoende weersproken. [60] Het hof kan in dit kort geding niet vaststellen of de beweringen van de getuigen waarop [appellant] zich beroept op waarheid berusten. Het is verder juist dat het
High Courtaan de verdediging heeft meegedeeld dat zij zal onderzoeken of de beweringen waar zijn. Niet blijkt echter dat, waar het incident (ii)/(iii) betreft, inderdaad onderzoek naar deze (zeer ernstige) beschuldigingen is gedaan en wat daarvan het resultaat was. Hetzelfde geldt voor incident (i), dat eveneens ter zitting van het
High Courtter sprake kwam. Hoewel dus niet vaststaat dat de bewuste aantijgingen op waarheid berusten, kan wel worden vastgesteld dat de Rwandese rechter daarnaar geen afdoende onderzoek heeft ingesteld. [61]
flagrant denial of justice” is. [62]
High Courtstaat beroep open op het
Supreme Court. Ook bestaat de mogelijkheid van ‘
review’ (kennelijk: herziening) bij het
High Courtzelf. [63] Het hof ziet echter geen aanleiding voor de veronderstelling dat het risico op politieke inmenging (waaronder begrepen rechterlijke zelfcensuur) bij het
Supreme Courtkleiner zou zijn dan bij het
High Court. Daar komt bij dat het uitoefenen van ongeoorloofde druk op getuigen zich meestal buiten het zicht van de rechters van het
High Courtzal afspelen. Het valt dan ook niet te verwachten dat het
Supreme Courtdaartegen een effectieve remedie zal kunnen bieden. Het is dus niet aannemelijk dat voor [appellant] een effectief rechtsmiddel zal openstaan. Die conclusie wordt ondersteund door het gegeven dat Rwanda niet heeft voldaan aan de uitspraken van het ACHPR inzake [B] en [naam 7] , waaruit blijkt dat in ieder geval in deze zaken dit rechtsmiddel (dat na intrekking van het individuele klachtrecht inmiddels niet meer bestaat) niet effectief was.
in eerste aanlegop € 86,-- aan griffierecht en € 129,14 aan kosten dagvaarding, en op € 1.079,-- aan salaris van de advocaat, en
in hoger beroepop € 343,- aan griffierecht en € 129,14 aan kosten dagvaarding, en op € 3.549,-- aan salaris van de advocaat, en op € 173,-- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 90,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 90,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen tot aan de dag van voldoening;