In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van Dexia Nederland B.V. in verband met effectenleaseovereenkomsten die tot stand zijn gekomen via een tussenpersoon. De appellante, Dexia, had in eerste aanleg geprotesteerd tegen een vonnis van de kantonrechter in Rotterdam, waarin was geoordeeld dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door een effectenleaseovereenkomst aan te bieden via een tussenpersoon die niet beschikte over de vereiste vergunning om advies te geven. Het hof heeft vastgesteld dat de tussenpersoon, [naam] Advies B.V., daadwerkelijk advies heeft gegeven aan de geïntimeerden, [geïntimeerde 1] c.s., en dat Dexia hiervan op de hoogte was of had moeten zijn. Het hof concludeert dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij de volledige schade van [geïntimeerde 1] c.s. moet vergoeden. De uitspraak bevestigt dat de betrokkenheid van de tussenpersoon bij de advisering aan de afnemers vergunningplichtig was, en dat Dexia onvoldoende heeft gedaan om te waarborgen dat de tussenpersoon aan de wettelijke eisen voldeed. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en veroordeelt Dexia in de proceskosten van het hoger beroep.