In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een effectenleaseovereenkomst tussen Dexia Nederland B.V. en een consument, aangeduid als [geïntimeerde]. De consument had een overeenkomst afgesloten via de tussenpersoon Duinstede Adviesgroep, die niet beschikte over de vereiste vergunning om financieel advies te geven. De consument stelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door deze tussenpersoon in te schakelen, terwijl zij op de hoogte was of had moeten zijn van het ontbreken van de vergunning. Het hof oordeelde dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en dat zij de volledige schade van de consument diende te vergoeden. De vordering van de consument was niet verjaard, omdat deze tijdig was gestuit door middel van sommatiebrieven. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarin was vastgesteld dat Dexia niets meer aan de consument verschuldigd was, nadat Dexia was overgegaan tot uitbetaling van de schadevergoeding. Dexia werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.