Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Heffingsambtenaar als verweerder:
7. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld. Of verweerder daarin slaagt, hangt mede af van wat eiseres aanvoert.
8. In dit geval onderbouwt verweerder de waarde door middel van de huurwaardekapitalisatiemethode (hwk-methode). Tussen partijen is niet in geschil en de rechtbank sluit zich daarbij aan, dat dit een bruikbare methode is om in dit geval de waarde te onderbouwen.
9. In de onderbouwing door middel van de hwk-methode houdt verweerder een huurwaarde van € 56,- per m² aan. Dit is volgens verweerder gebaseerd op het eigen huurcijfer. Eiseres heeft hier tegen ingebracht dat zij nooit meer huur betaalt dan € 49,- per m², maar deze enkele stelling is onvoldoende om aan het huurcijfer van verweerder te twijfelen. Eiseres had immers haar huurcontract in geding kunnen brengen, zodat dit te controleren is.
Bovendien volgt uit de huurcijfers van drie goed vergelijkbare objecten die ook op de [locatie] zijn gelegen, [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] , dat een huurwaarde van € 56,- per m² niet te hoog is. Het gemiddelde huurcijfer hiervan is namelijk € 69,- per m² (55+94+58/3). En zelfs als de uitschieter van [adres 3] wordt weggelaten, ligt de huurwaarde van verweerder in lijn met de twee resterende huurcijfers van € 55,- en € 58,- per m².
10. Als kapitalisatiefactor houdt verweerder een factor van 9 aan. Verweerder onderbouwt deze factor met de bottom-up methode.
11. Verweerder gaat uit van een leegstandsrisico van 7,86 maanden op een huurovereenkomst van vijf jaar. Dat is 13,1 %. Verweerder baseert zich hierbij op de leegstandscijfers van de gemeente Sliedrecht. Eiseres heeft hier niets tegen ingebracht, behalve de enkele stelling dat het leegstandsrisico niet kan kloppen. Dat acht de rechtbank onvoldoende, temeer nu de bottum up berekening van de kapitalisatiefactor al bij de uitspraak op bezwaar was gevoegd en eiseres daar tot aan de zitting niets concreets over heeft opgemerkt, behalve de algemene stellingen in de pinpointbrieven die de gemachtigde van eiseres standaard in elke zaak herhaalt.
Voor het overige heeft eiseres de door verweerder in de berekening gebruikte gegevens niet bestreden en ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding deze voor onjuist te houden.
12. Daarnaast heeft eiseres ter zitting aangevoerd dat zij geen parkeerplaatsen heeft en al is dat wel het geval, dan is de waarde van de parkeerplaatsen te hoog vastgesteld.
Ook hiervoor geldt dat eiseres deze beroepsgrond pas ter zitting aanvoert, terwijl de parkeerplaatsen al in het taxatieverslag in bezwaar staan genoemd. Eiseres ontneemt daarmee verweerder de kans om hierop adequaat te kunnen reageren. Verweerder kon daarom volstaan met de verklaring dat deze parkeerplaatsen op het perceel zijn gelegen dat bij de onroerende zaak hoort en dat de waarde is gebaseerd op een vast bedrag per parkeerplaats.
13. De algemene stelling van de gemachtigde van eiseres dat te weinig rekening is gehouden met de coronacrisis en dat dit een onvoorziene omstandigheid was doet aan het voorgaande niet af. Verweerder heeft hiervoor een aftrek van € 20.000,- van de waarde toegepast. Voor zover er al een aftrek vanwege corona nodig is, acht de rechtbank dit afdoende.
14. De conclusie is dan dat verweerder aannemelijk maakt dat een waarde van € 370.000,- voor de onroerende zaak op de waardepeildatum niet te hoog is en slaagt in zijn bewijslast.
15. Voor het toekennen van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn bestaat geen aanleiding. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres ontvangen – met dagtekening 14 juni 2022 - op 16 juni 2022. De redelijke termijn is op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan dus niet verstreken.
16. Het beroep is ongegrond en het verzoek om schadevergoeding moet worden