In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag is behandeld, gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen de uitspraak van de kantonrechter in Den Haag. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst die tot stand is gekomen tussen Dexia en de geïntimeerden, die via een tussenpersoon, Spaar Select, zijn geadviseerd. De centrale vraag is of Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door te vertrouwen op een tussenpersoon die niet de vereiste vergunning had om financieel advies te geven. Het hof verwijst naar het bestreden vonnis van 22 februari 2024 en de procedure in eerste aanleg. Dexia heeft gevorderd dat de kantonrechter verklaart dat zij aan haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan de geïntimeerden verschuldigd is. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Dexia wel degelijk aansprakelijk is voor de schade die de geïntimeerden hebben geleden door het onrechtmatige advies van de tussenpersoon. Het hof bevestigt deze conclusie en oordeelt dat Dexia wist of behoorde te weten dat de tussenpersoon vergunningplichtig advies gaf. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en veroordeelt Dexia in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 23 september 2025.