In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag is behandeld, gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen [geïntimeerde 1] c.s. inzake effectenleaseovereenkomsten. De kern van de zaak betreft de vraag of Dexia aansprakelijk is voor schade die [geïntimeerde 1] c.s. heeft geleden door advies dat is gegeven door een tussenpersoon zonder de vereiste vergunning. Het hof verwijst naar het bestreden vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2021, waaruit blijkt dat Dexia vorderingen heeft ingesteld om te verklaren dat zij aan haar verbintenissen heeft voldaan. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Dexia niets meer aan [geïntimeerde 1] c.s. verschuldigd is, wat Dexia in hoger beroep aanvecht.
Het hof heeft vastgesteld dat de tussenpersoon, [naam] Financieel Advies B.V., advies heeft gegeven aan [geïntimeerde 1] c.s. zonder de benodigde vergunning. Dit advies was gepersonaliseerd en gericht op de specifieke situatie van [geïntimeerde 1] c.s., wat betekent dat Dexia, die op de hoogte was van deze advisering, aansprakelijk is voor de schade. Het hof concludeert dat de vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s. niet zijn verjaard, omdat zij tijdig hebben gecommuniceerd over hun schade en de aansprakelijkheid van Dexia. De Hoge Raad heeft eerder bevestigd dat de vergoedingsplicht van Dexia in stand blijft als zij wist of behoorde te weten dat de tussenpersoon zonder vergunning adviseerde. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt Dexia in de proceskosten van het hoger beroep.