4.2.Voor zover het hof heeft kunnen reconstrueren, is het procesverloop bij de rechtbank met betrekking tot de weigering als volgt:
- bij tussenuitspraak van 28 januari 2020is de [gemachtigde] in een aantal andere zaken dan de zaken BRE 18/2447 tot en met BRE 18/2449 geweigerd in verband met het door hem gebezigde taalgebruik. Die weigering zag zowel op de [gemachtigde] zelf, als ook op de vennootschappen waarvan hij (indirect) aandeelhouder is, zoals [D BV] (hierna: [D BV] ) en [E BV] ;
- op 13 maart 2020 heeft de president van de rechtbank aan de [gemachtigde] , alsmede aan alle belanghebbenden die hij destijds vertegenwoordigde, een brief gestuurd waarin is medegedeeld dat wanneer de [gemachtigde] zich niet zou onthouden van grof en/of beledigend taalgebruik hij geweigerd zou kunnen worden in alle destijds lopende zaken;
- zeer kort voorafgaande aan de zitting van 11 september 2020, waar de zaken BRE 18/2447 tot en met BRE 18/2449 behandeld zouden worden, namelijk op 9 september 2020, heeft de [gemachtigde] een conclusie van repliek ingezonden alsook ondertekend waarin onnodig grievend taalgebruik wordt gebezigd;
- op 11 september 2020 zijn de zaken BRE 18/2447 tot en met BRE 18/2449 behandeld bij de rechtbank. Namens belanghebbende zijn de [gemachtigde] en [F] verschenen. De rechtbank heeft besloten de zitting te laten doorgaan, omdat zij, doordat zij de conclusie van repliek zo kort voor de zitting had ontvangen, geen mogelijkheid zag voorafgaande aan de zitting adequaat te reageren. Ter zitting heeft de rechtbank de [gemachtigde] aangesproken op diens taalgebruik. Desgevraagd heeft de [gemachtigde] aangegeven zijn taalgebruik niet, ook niet in de toekomst, aan te passen. De rechtbank heeft de [gemachtigde] voorgehouden dat zij zich zal beraden of zij gevolgen aan het taalgebruik zal verbinden. Vervolgens zijn de zaken BRE 18/2447 tot en met BRE 18/2449 inhoudelijk behandeld waarna het onderzoek ter zitting is gesloten;
- de rechtbank heeft op 15 oktober 2020 het onderzoek heropend;
- bij beslissing op grond van artikel 8.25 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van 15 oktober 2020heeft de rechtbank de [gemachtigde] en [D BV] , dan wel iedere andere vennootschap waarin de [gemachtigde] (indirect) aandeelhouder is, geweigerd om bijstand te verlenen aan belanghebbende dan wel hem verder te vertegenwoordigen. Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om, indien hij dit wenst, binnen vier weken na verzending van de genoemde beslissing een andere gemachtigde aan te wijzen voor het verdere verloop van de procedure;
- Belanghebbende heeft bij brief van 22 oktober 2020 laten weten geen nieuwe gemachtigde aan te zullen stellen en verzocht uitspraak te doen. Daarna heeft de rechtbank bij brieven van 2 november 2020 het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd op een termijn van zes weken.