In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor de jaren 2012 en 2013. De belanghebbende, die in hoger beroep ging tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die door de inspecteur van de Belastingdienst waren opgelegd. De inspecteur had geconcludeerd dat de belanghebbende niet in staat was geweest om de aangeschafte auto’s te betalen met het bij de Belastingdienst bekende inkomen en vermogen, en had daarom navorderingsaanslagen opgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de inspecteur niet aan zijn verplichtingen op grond van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht heeft voldaan, maar heeft geen gevolgen verbonden aan deze schending. Het hof oordeelde dat de inspecteur de navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw voor 2012 terecht had opgelegd, omdat de belanghebbende geen toereikende verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld waarmee hij de auto’s had gekocht. Ook de aanslagen voor 2013 werden door het hof bevestigd, omdat de inspecteur aannemelijk had gemaakt dat de belanghebbende inkomsten had genoten uit hennepteelt. Het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.