ECLI:NL:GHSHE:2025:866

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
20-001860-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan criminele organisatie, openlijke geweldpleging en telen van hennep door lid van motorclub Bandidos

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1963 en lid van de motorclub Bandidos, is veroordeeld voor deelneming aan een criminele organisatie, openlijke geweldpleging en het telen van hennep. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder bedreiging en openlijk geweld, vooral gericht tegen de Hells Angels. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank voor een ander feit. De zaak is complex, met meerdere medeverdachten en een duidelijke structuur binnen de Bandidos, wat de criminele organisatie kenmerkt. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld in de organisatie en was verantwoordelijk voor de teelt van hennep in Duitsland. Het hof heeft de bewezenverklaring van de feiten gebaseerd op getuigenverklaringen en afgeluisterde gesprekken, die de betrokkenheid van de verdachte en de criminele activiteiten van de Bandidos onderbouwen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001860-21
Uitspraak : 28 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 juli 2021 in de strafzaak met parketnummer 03-702619-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder feit 4 tenlastegelegde.
De rechtbank heeft het overige tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als:
  • ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’ (feit 1);
  • ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 2), en
  • ‘het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad’ (feit 3),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ten slotte de teruggave aan de verdachte gelast van de op de bijgevoegde beslaglijst d.d. 22 mei 2021 vermelde voorwerpen (nummers 1, 2, 9, 18, 19, 22, 23 en 27).
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Met betrekking tot het beslag heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat hierover eenzelfde beslissing dient te worden genomen als de rechtbank.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het onder feit 1 tenlastegelegde bepleit. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman enkele opmerkingen gemaakt met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte en ten aanzien van feit 3 heeft hij aangevoerd dat de verdachte zich aan dit feit schuldig heeft gemaakt. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman geen standpunt ingenomen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het onder feit 4 tenlastegelegde, te weten van het – verkort weergegeven – in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 deelnemen aan een criminele organisatie die het oogmerk had tot het plegen van drugsdelicten. Het hof is van oordeel dat deze vrijspraak als een beschermde vrijspraak moet worden beschouwd.
Het hoger beroep is onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat tegen deze beschermde vrijspraak is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 in de gemeente Echt-Susteren en/of de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Roermond en/of de gemeente Valkenswaard en/of de gemeente Heerlen en/of de gemeente Kerkrade en/of de gemeente Schinnen, in elk geval in Nederland, en/of te Borgloon (B), in elk geval in België, en/of te Selfkant en/of te Alsdorf, in elk geval in Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard) en/of een samenwerkingsverband bestaande uit (onder meer) de volgende personen: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 16] en/of [medeverdachte 17] en/of [medeverdachte 18] en/of [medeverdachte 19] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:
- afpersing (art. 317 Sr) en/of
- diefstal met geweld (art. 312 Sr) en/of
- bedreiging (art. 285 Sr) en/of
- openlijk geweld (art. 141 Sr) en/of
- verboden wapenbezit (art. 26 WWM);
(zaak 1)
2.
hij op of omstreeks 19 maart 2015, in elk geval in de maand maart 2015, in de gemeente Viersen, in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres 2] ) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten (in totaal) ongeveer 1707 hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(zaak 8)
3.
hij op of omstreeks 7 mei 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Romeinenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (onder meer) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit (het met een boksbeugel) slaan en/of trappen/schoppen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , terwijl dit slaan en/of trappen/schoppen voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
(zaak 9)
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. Het hof overweegt in dat verband in het bijzonder het volgende. De steller van de tenlastelegging heeft de kennelijke misslag begaan door onder feit 2 als straatnaam ‘ [adres 2] ’ op te nemen, terwijl uit het dossier genoegzaam is gebleken dat het gaat om de ‘ [adres 2] ’. Het hof zal dit deel van de tenlastelegging verbeterd lezen en uitgaan van de straat ‘ [adres 2] ’. Het hof is van oordeel dat de verdachte als gevolg van deze verbeterde lezing van de tenlastelegging niet in zijn verdediging is geschaad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:
- bedreiging (art. 285 Sr) en
- openlijk geweld (art. 141 Sr) en
- verboden wapenbezit (art. 26 WWM);
2.
hij in de maand maart 2015 in Duitsland tezamen en in vereniging met anderen in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres 2] ) (in totaal) ongeveer 1707 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij op 7 mei 2015 te Sittard openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straat 1], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit (het met een boksbeugel) slaan en trappen/schoppen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , terwijl dit slaan en trappen/schoppen voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaringen opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk bedreiging, openlijk geweld en verboden wapenbezit (feit 1), dat hij in vereniging in de uitoefening van een beroep of bedrijf hennep heeft geteeld (feit 2) en daarnaast dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging bij café [café 1] (feit 3).
Ten aanzien van de hennepplantage had [medeverdachte 20] volgens de advocaat-generaal een grote rol in de planningsfase. [medeverdachte 6] had een grotere rol tijdens de bouw van de hennepplantage en voor het telen van de hennep was de verdachte verantwoordelijk. Daarbij is onder meer van belang dat de verdachte ’s nachts bij de kwekerij is aangehouden en dat hij door [getuige 1] is aangeduid als de persoon die ter plaatse verantwoordelijk was voor de teelt. Hij had de dagelijkse leiding over de plantage en werkte zelf ook in de kwekerij. De verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] over de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachten zijn volgens de advocaat-generaal voldoende betrouwbaar. De hennepteelt was professioneel en bedrijfsmatig, waardoor volgens de advocaat-generaal het beroeps- en bedrijfsmatig telen tevens kan worden bewezen.
Ten aanzien van de openlijke geweldpleging kan volgens de advocaat-generaal worden vastgesteld dat de verdachte met een voorwerp naar [slachtoffer 3] heeft geslagen, dat hij op de benen van [slachtoffer 3] heeft getrapt en dat hij een motor richting [slachtoffer 3] om heeft geduwd. De advocaat-generaal heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat dit feit niet kan worden gekwalificeerd als de strafverzwarende vorm zoals bedoeld in artikel 141, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de deelname aan een criminele organisatie (feit 1) bepleit. Daartoe heeft hij in de kern aangevoerd dat er geen duurzaam of gestructureerde samenwerking binnen Bandidos was met het oogmerk op het plegen van strafbare feiten. Er is volgens de raadsman sprake van nagenoeg alleen maar handelingen van personen die op persoonlijke titel – los van Bandidos – zaken hebben gedaan, met uitzondering van het incident bij café [café 1] . Met betrekking tot de hennepplantage in Duitsland (feit 2) heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte weliswaar betrokken was bij de hennepplantage, maar enkel omdat hij vanuit de growshop waar hij werkzaam was goederen heeft verkocht en hij heeft – toen er zich problemen voordeden – een ziekte bestreden. Ten aanzien van de openlijke geweldpleging bij café [café 1] (feit 3) heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte zich daar schuldig aan heeft gemaakt.
Het hof overweegt als volgt.
Criminele organisatie (zaakdossier 1, feit 1)
Het hof zal hierna allereerst het juridisch kader behandelen, waarbij de volgende aspecten aan bod zullen komen:
criminele organisatie;
oogmerk van de organisatie;
deelneming aan de organisatie;
opzet van de verdachte.
In artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een ‘criminele organisatie’ (vgl. HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:575). Voor het bewijs van deelneming is in zijn algemeenheid niet vereist dat uit de bewijsvoering volgt dat met de deelneming is aangevangen op de in de tenlastelegging vermelde aanvangsdatum (vgl. HR 28 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1399).
1.
Criminele organisatie
Het bestanddeel ‘organisatie’ komt erop neer dat er sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Voor de bewezenverklaring van deelname is niet vereist dat vast komt te staan dat de verdachte moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Evenmin is vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (vgl. HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134). Niet is vereist dat het samenwerkingsverband dient te bestaan uit ten minste twee natuurlijke personen.
Voor een organisatie als bedoeld in art. 140 Sr is niet vereist dat sprake is van ‘geledingen’ en ‘hiërarchie’ (HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393). Gemeenschappelijk optreden tegenover derden kan eveneens een indicatie zijn voor het bestaan van een organisatie, maar is daarvoor niet noodzakelijk. Het oordeel dat van een samenwerkingsverband pas sprake is als komt vast te staan dat binnen die groep gemeenschappelijke regels en een gemeenschappelijke doelstelling hebben bestaan, waaraan de individuele leden gebonden waren en door welke gemeenschappelijkheid op die leden een zekere druk kon worden uitgeoefend zich aan die regels te houden en aan die doelstelling gebonden te achten getuigt daarom van een te strikte opvatting van het bestanddeel ‘organisatie’ (HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5193).
2.
Oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, doch niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Het is niet vereist dat dat doel bij het ontstaan van de organisatie werd geformuleerd. Evenmin is nodig dat het plegen van misdrijven het einddoel van de organisatie is. Het hoeft ook niet de voornaamste bestaansgrond van de organisatie te zijn (HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969). Het oogmerk ziet op het feitelijke- en gewenste doel van de organisatie alsmede het naaste doel dat de organisatie nastreeft (vgl. HR 6 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:AB9524). Dat een organisatie is opgericht als een motorclub betekent niet dat het plegen van misdrijven niet eveneens een doel van de organisatie kan zijn. Daarbij is voor een bewezenverklaring voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Het oogmerk op het plegen van één misdrijf is overigens onvoldoende (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
3.
Deelneming aan de organisatie
Om als deelnemer van een criminele organisatie te worden aangemerkt, dient de verdachte te behoren tot het samenwerkingsverband en dient vast komen te staan dat de verdachte een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk danwel die gedragingen ondersteunt. Een incidentele bijdrage – bijvoorbeeld door één van de door de organisatie beoogde misdrijven te plegen – zonder verdere binding met die organisatie te hebben, levert niet zonder meer ‘deelneming’ aan een criminele organisatie op. Elke bijdrage aan een criminele organisatie kan strafbaar zijn. Voldoende voor ‘deelneming’ aan de organisatie is bijvoorbeeld het (mede)plegen van enig misdrijf. Ook het verrichten van hand- en spandiensten – die op zichzelf niet strafbaar zijn – kan gekwalificeerd worden als deelneming, mits met die gedragingen een aandeel wordt geleverd in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk danwel die gedragingen ondersteunt gesproken (vgl. HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5178).
Onder deelneming wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke- of andere stoffelijke steun aan de organisatie alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de organisatie. Het betalen van contributie kan daarom onder omstandigheden ook worden aangemerkt als deelneming, mits die betaling het criminele oogmerk van de organisatie ondersteunt en/of daaraan bijdraagt. Het deelnemen kan eveneens worden afgeleid uit het deelnemen aan bijeenkomsten (vgl. HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW517). De Hoge Raad acht het laten ontstaan en in stand houden van een bedrijfscultuur waarbinnen strafbare feiten werden begaan voldoende om deelneming aan te nemen (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264). Naar het oordeel van het hof kan dit arrest ook in die zin worden geëxtrapoleerd op een bepaalde cultuur binnen een organisatie, zoals een motorclub.
4.
Opzet van de verdachte
Vereist voor een bewezenverklaring van deelneming – in welk bestanddeel de opzet-eis besloten ligt – is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij is echter niet vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven (vgl. onder meer HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969). Het enkel verrichten van hand- en spandiensten zonder de wetenschap dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven levert geen deelneming op (HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9814). Niet vereist is dat de verdachte precies wist op welke misdrijven het oogmerk van de organisatie is gericht (HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122). Evenmin is van belang dat de verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid van een misdrijf dat in het verband van de organisatie is begaan (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502). Voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie is evenmin vereist dat het opzet van de verdachte is gericht op het plegen van (meer) misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven. Evenwel dient uit de bewijsmiddelen te kunnen worden afgeleid dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (vgl. HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Hierna zal het hof uiteenzetten waarom het hof komt tot bewezenverklaring van het zijn van een criminele organisatie van de Bandidos MC , waarop het oogmerk van de organisatie was gericht en welke rol voor de verdachte bewezen kan worden. Het hof zal dit doen aan de hand van de navolgende onderdelen:
Ontstaansgeschiedenis van het Sittardse chapter van de Bandidos MC ;
De regels van de Bandidos ;
Problemen met de Hells Angels ;
Oogmerk bedreiging en openlijke geweldpleging;
Oogmerk verboden wapenbezit;
Conclusie.
a.
Ontstaansgeschiedenis van het Sittardse chapter van de Bandidos MC
In 1966 is door Don Chambers de Bandidos Motorcycle Club (verder: Bandidos ) opgericht in de Verenigde Staten van Amerika, meer specifiek de stad San Leon in Texas. De slogan van de club is ‘
We are the people your parents warned you about’. Op 15 maart 2014 werd het eerste chapter van de Bandidos door medeverdachte [medeverdachte 4] , een oud vice-president van de Hells Angels , opgericht in Nederland. Medeverdachte [medeverdachte 4] werd de president van het chapter, dat zich vestigde in Sittard. [1]
De oprichting van het Sittardse chapter van de Bandidos werd daags erna gevolgd door een granaataanslag op de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] . Nadien volgden nog twee granaataanslagen op de woningen van medeverdachte [medeverdachte 4] en [medeverdachte 11] (een ander lid van de Bandidos ) en een aanslag op een café in Echt waar de Bandidos regelmatig bij elkaar kwamen, allemaal in 2014. Hoewel daders van deze aanslagen nooit zijn gevonden, wordt hiermee de sfeer rondom Bandidos MC wel duidelijk. Uit hetgeen hierna onder het kopje ‘problemen met de Hells Angels ’ is beschreven, is af te leiden dat er animositeit tussen de Bandidos enerzijds en de Hells Angels anderzijds bestond. Dit lag tevens aan de basis van het geweld dat in zaaksdossier 9 ( [café 1] ) wordt beschreven.
Medio maart/april 2015 telde het Sittardse chapter ongeveer 22 leden, prospects en hangarounds. Leden betaalden contributie en men vergaderde nagenoeg wekelijks.
De regels van de Bandidos (de Bandidos -bijbel)
Tijdens het onderzoek werd bij medeverdachte [medeverdachte 4] een zogenaamde Bandidos -bijbel gevonden. Deze ‘bijbel’ bevindt zich in het procesdossier op pagina 1355-1428 (ZD1) en vermeldt onder meer het volgende:
(pagina 1365)
(…)
3. At the regional level, the Club consists of Chapters. Their bodies are the Executive Board and the General Meeting. Members of the Executive Board are the Chapter President, one or more Vice President(s), the Secretary, the Treasurer, the Sergeant at Arms and the Road Captain.
4. The Club is represented by the Chapter President and the Vice President(s),
each of them having sole power to represent the Club.
5.The Executive Board is responsible for all Club matters which are not specially
assigned to other bodies of the association or to the National Chapter
under the Articles of Association. The responsibilities of the Executive Board
include:
A) The preparation and calling of the General Meeting.
B) The implementation of decisions taken by the General Meeting, and of instructions of the National Chapter.
C) The making of decisions on the admission of Members.
(pagina 1367)
General Meeting
1. Once a week, each Chapter has to hold a Club meeting.
2. All upcoming decisions and current projects are to be discussed at the Club
meeting. Each Member/Candidate should be granted the right to raise matters
of concern at the Club meeting.
(pagina 1371)

President:

Represents the Chapter on Club President Meetings and is responsible for the Chapter within the Club. After voted in Chapter President, the President decides what Officers he wants In the Chapter. Delegates Club work to the other Officers in the Chapter. He is in charge of Chapter Meetings. Making sure the Chapter follows the Bylaws and in general running the Chapter on Club basis.

Vice President:

President’s right hand. Takes over the President’s office, when President is on trips or other functions. (when the President is elsewhere) Making sure, President’s orders is followed, regarding Club business.

Sgt At Arms:

In charge of the inner discipline in the Club. Making sure, President’s orders are carried out. (within the Club) Making sure, local Chapter rules and Bandidos MC Bylaws are followed within the Club. In charge of Chapter security, such as cameras, locks, alarms, guard lists and all security around the Chapter/Club. Making sure to update the Chapter on bad situations in the local area and on trips also checking out other areas with help from local Sgt. At Arms. Updates the President about Club spirit and situation.

Treasure:

Taking care of Chapter money and pays Member Donation. Keeping books on Members payments to the Chapter, collecting debts within the Chapter. In charge of the Account planning, together with all officers in the Chapter, to decide a budget for all officers and for the whole Chapter. Taking care of support and bar sales, pricing and planning.(Together with President and Secretary).

Secretary:

Contact person, writes meeting reports and the monthly newsletter as well as he keeps lists of phone numbers and addresses within the Chapter and outside the Chapter (other Chapter’s addresses and phone numbers). Taking care of gifts and works as a ceremony master. Arranging tickets for trips and takes care of hosting guests, together with the Road Captain. Keeping fellow Chapter officers updated on the monthly Newsletter and updates all phone and address lists. President’s assistant at meetings. In charge of the Chapters bmcmail account. The Chapter’s office keeper, making sure that the Chapter’s computer is working and that the Chapter has pens, paper and everything a Chapter’s office needs.

Road Captain:

Planning routes & trips (with Treasure & Secretary). For trips fixing tickets and hotels etc.
Checking all Chapter bikes, also papers, passports and driver licenses. Making sure all bikes are in good shape. Only safe, fast and good bikes are allowed in a Bandidos MC pack. Making sure, the pack is on the right way and keeping all bikes in line on a road trip.
Checks tools and accessories before a road trip. Taking care of Customs, tickets and paying road toils on a road trip. Checking problems with Customs, Police and other outside situations along the road before and on road trips. Making sure the pack is riding safe on road trips. Closes crossroads and making sure the pack stays together at traffic lights, exits and other crossings. Orders and instructs everyone during road trips.
Het hof leidt uit deze zogenaamde Bandidos bijbel af dat de club zowel internationaal als nationaal strak is georganiseerd waarbij duidelijk is bepaald welke bevoegdheden bij welke rollen horen.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte de rol van secretary/treasurer had. Blijkens de Bandidos Bible was hij daarmee ook lid van Executive Board en daarmee bestuurslid van de Bandidos . Echter is slechts het lidmaatschap van de organisatie ten laste gelegd zodat het hof dat zal bewijzen.
Problemen met de Hells Angels
In augustus 2014 werd de rivaliteit tussen de motorclubs Bandidos en Hells Angels openlijk zichtbaar door een confrontatie tussen die twee clubs in Alkmaar. Begin 2015 zijn de eerste duidelijke tekenen van problemen met de motorclub Hells Angels zichtbaar in Limburg. Dat er ook daadwerkelijk sprake was van een vete tussen beide blijkt ook wel uit de diverse in de bewijsmiddelen opgenomen communicatie en verslagen. Zo volgt uit de bewijsmiddelen dat de motorclub de Hells Angels – die ook wel worden aangeduid als HA of 81 (de achtste en eerste letter van het alfabet, HA ) – regelmatig onderwerp van gesprek is. Daarbij heeft te gelden dat die gesprekken over de Hells Angels vaak agressief van aard zijn jegens hen.
Op 24 januari 2015, een dag nadat Bandidos -lid [betrokkene 1] problemen zou hebben gehad met Hells Angels of sympathisanten daarvan, vond een zogenaamde ‘klopjacht’ op leden van de Hells Angels plaats. Meerdere leden van de Sittardse Bandidos bezochten die avond diverse plekken waar kennelijk regelmatig leden van de Hells Angels of hun sympathisanten kwamen, doch zonder resultaat. Uit diverse afgeluisterde gesprekken blijkt echter wel dat men die avond op pad was met de bedoeling te vechten. Daarbij tekenend is dat [medeverdachte 9] in een OVC-gesprek vertelt een steekwerend vest aan te hebben.
Op 24 januari 2015 bezochten zeven leden van de Bandidos , aangevoerd door hun president, medeverdachte [medeverdachte 4] , het café ‘ [café 1] ’ in Sittard. Daarbij werd de uitbaatster in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat leden van de Hells Angels , ‘rood/wit’, of hun supporters niet meer welkom waren en dat medeverdachte [medeverdachte 4] het café zou sluiten als hij anders constateerde. Het hof constateert met betrekking tot de bedoeling van de Bandidos die avond dat één van de aanwezigen, [betrokkene 2] , zijn colors kon verdienen als hij met een lid van de Hells Angels in gevecht zou gaan.
Op 25 januari 2015 en 16 maart 2015 vonden vervolgens provocaties plaats van de zijde van de Hells Angels . Zo bezochten de Hells Angels café [café 2] in Kerkrade, gelieerd aan de Bandidos , en staken daar kennelijk banden lek. Tevens bezochten zij een lid van de Bandidos in Susteren. Op 25 maart 2015 vond vervolgens een brandstichting plaats bij genoemd café [café 2] . De op heterdaad aangehouden verdachte bleek een lid van de Supportcrew 81 , de officiële supportclub van de Hells Angels uit Kerkrade.
Op 7 mei 2015 vond de openlijke geweldpleging bij café [café 1] in Sittard plaats. Drie aan een supportclub van de Hells Angels te linken personen werden door een grote groep Bandidos mishandeld. Uit de afgeluisterde gesprekken kan geconcludeerd worden dat dit geen uit de hand gelopen gesprek en/of conflict is geweest, zoals een aantal verdachten ter terechtzitting in hoger beroep hebben verklaard. Een en ander is immers de dag van tevoren besproken, waarbij bijvoorbeeld was afgesproken dat hangaround Pim niet zou meegaan, omdat ‘je (…) niet weet wat zo iemand doet als hij vast komt te zitten’. Op de dag zelf werd tussen medeverdachte [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] besproken dat het ‘een beetje dom’ was onder cameratoezicht en dat ze hem maar eens even een half jaar het ziekenhuis in slaan ofzo, of steken. [medeverdachte 7] voegde toe dat hij wel meegaat, ook al is het dus ‘een beetje dom’. Uit onder andere dit vorenstaande volgt naar het oordeel van het hof dat de aanwezigen rekening hielden met het feit dat er geweld zou worden gebruikt.
Na het geweld bij café ‘ [café 1] ’, bezochten de Sittardse Bandidos de Markt in Kerkrade, waarbij zij zich, in colors, voor het café/restaurant [café 3] posteerden. Die locatie is net als café [café 1] gelieerd aan de Hells Angels . Dat volgt ook uit het op het café aanwezige plakkaat met ‘ 81 ’.
Het incident bij café [café 1] eindigde met een schot vanuit het café naar buiten. Uit de afgeluisterde gesprekken die avond blijkt dat dit ook reden voor diverse leden van de Bandidos is geweest om in het vervolg niet meer ongewapend ergens naartoe te gaan en dat ze zich willen bewapenen.
Oogmerk bedreiging en openlijke geweldpleging
Uit vorenstaande uiteenzetting volgt naar het oordeel van het hof dat de Bandidos van meet af aan een rivaliteit koesterden jegens de Hells Angels , die onder meer in bovengenoemde incidenten (over en weer) tot uitdrukking kwam. De sfeer tussen de motoclubs was letterlijk en figuurlijk explosief van aard. Uit de getapte gesprekken en de OVC-gesprekken tussen de leden van de Bandidos volgt dat de houding van de Bandidos jegens de Hells Angels gewelddadig was en erop neerkwam dat de Hells Angels op een gewelddadige wijze ‘bestreden’ c.q. ‘bejaagd’ dienden te worden. Het vorenstaande maakt naar het oordeel van het hof dat MC Bandidos het oogmerk had tot bedreiging en openlijke geweldpleging, in het bijzonder gericht tegen de Hells Angels .
Oogmerk tot ‘verboden wapenbezit’
Naar het oordeel van het hof heeft de criminele organisatie ook het oogmerk gehad op (kortgezegd) verboden wapenbezit. Daartoe overweegt het hof dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er verschillende malen wapens bij de leden van de organisatie aanwezig zijn geweest, de andere leden daar in veel gevallen van op de hoogte waren en er op enig moment onder de leden is besproken dat de club zich moet gaan ‘bewapenen’, onder meer naar aanleiding van het incident bij café [café 1] .
Besproken wordt dat er ‘een ding’ bij [betrokkene 3] moet worden gehaald, die ‘een stuk of zes’ zou moeten hebben. In een garagebox van [betrokkene 3] aan de [straat 2] in Geleen zijn meerdere vuurwapens en ook 5 raketwerpers en 2 handgranaten aangetroffen.
Uit het procesdossier volgt verder dat [medeverdachte 12] de schuld op zich heeft genomen met betrekking tot een wapen dat in de kofferbak van medeverdachte [medeverdachte 4] is gevonden, hetgeen voor dit clublid een positieve consequentie in de interne club hiërarchie tot gevolg had. Hij werd namelijk bevorderd van hangaround tot prospect.
Dan is ook nog in de Bandidos bijbel vermeld dat er een ‘sergeant at arms’ is die behalve voor de interne discipline daarnaast o.a. verantwoordelijk is voor de veiligheid van de club en de clubleden. Deze sergeant at arms voor de Bandidos MC Sittard is [medeverdachte 1] . In het dossier is communicatie aangetroffen tussen medeverdachte [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] die elkaar spreken na het geweldsincident bij [café 1] . In dat gesprek zegt medeverdachte [medeverdachte 7] tegen [medeverdachte 1] dat ze ‘oude ijzers’ bij elkaar moeten rapen. Gezien de context van dit gesprek in samenhang met de hieraan vooraf gegane gesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] en een verwijzing in dit gesprek naar de president van Haarlem die is opgepakt en ‘van alles thuis had liggen’, en uit het dossier kan blijken dat de president van de Hells Angels Haarlem op 29 april 2016 is opgepakt in verband met vuurwapens [2] , verstaat het hof dit gesprek aldus dat het daarbij gaat om vuurwapens.
Het hof leidt hieruit af dat de rol van de sergeant at arms mede inhoudt om desgevraagd en desnodig leden van wapens te voorzien als de situatie daarom vraagt.
In het vorenstaande ligt besloten dat een clubcultuur is ontstaan en in stand is gehouden, waarbinnen verboden wapenbezit werd begaan als onderdeel daarvan. Naar het oordeel van het hof had de organisatie daarom ook oogmerk op het plegen van (kortgezegd) verboden wapenbezit.
Conclusie
Naar het oordeel van het hof was Bandidos MC een criminele organisatie met het oogmerk tot het plegen van de misdrijven ‘(bedreiging met) geweld’ en ‘verboden wapenbezit’.
De rol van de verdachte in deze organisatie heeft eruit bestaan dat hij secretary/treasurer is geweest van de criminele organisatie Bandidos , waarmee hij lid is geweest van de criminele organisatie Bandidos .
Hennepplantage in Duitsland (zaakdossier 8, feit 4)
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen volgt dat er op 19 maart 2015 in een hal gelegen aan [adres 2] een hennepplantage is gevonden met in totaal 1871 hennepplanten. Nadat de politie bij de hennepplantage was gearriveerd hebben zij gezien dat een poort werd geopend, personen naar buiten kwamen en twee voertuigen uit de hal reden. In de voertuigen bevonden zich onder meer [getuige 1] , [getuige 2] en de verdachte.
Over de hennepplantage heeft [getuige 2] verklaard dat hij eind 2014 contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte 20] uit Roermond, welke een zoon had die een hoge functie bij de Bandidos bekleedde. Medeverdachte [medeverdachte 20] heeft hen medegedeeld dat indien zij een hal zouden regelen, men daar een hennepplantage zou kunnen installeren. Nadat de hal was geregeld heeft medeverdachte [medeverdachte 6] junior deze bekeken en goedgekeurd, waarna hij instructies heeft gegeven over de inrichting van de hal. Nadat de hal klaar was is de verdachte meermaals komen kijken en heeft hij met [getuige 2] een testrun gedaan. Hij heeft zich volgens [getuige 2] om de plantenteelt bekommerd. De verdachte regelde ook de potgrond.
[getuige 1] heeft verklaard dat het altijd via medeverdachte [medeverdachte 20] liep, die dan afspraken had gemaakt met medeverdachte [medeverdachte 6] . De contactpersoon was medeverdachte [medeverdachte 6] junior, medeverdachte [medeverdachte 20] had hem voorgesteld. De beide [medeverdachte 6] gaven de instructie over wat er in de hal moest worden geplaatst. [getuige 1] heeft verklaard dat hij, [getuige 2] en de verdachte hebben geoogst en de verdachte de oogst heeft vervoerd en medeverdachte [medeverdachte 6] junior de betaling aan hen heeft gedaan. De verdachte was verantwoordelijk voor het beheer van de hal en de teelt van de hennep.
Uit de bewijsmiddelen volgt eveneens dat in het voertuig van medeverdachte [medeverdachte 7] op 28 maart 2015 is gesproken over een hennephok in Duitsland van onder meer [medeverdachte 6] (
het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 6]) en [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte), waarbij deze laatste is ‘gevat’
(het hof begrijpt: aangehouden)nadat hij naar buiten kwam lopen. Het hof overweegt dat deze beschrijving van gebeurtenissen naadloos overeenkomt met de gang van zaken omtrent de aanhouding van de verdachte op 19 maart 2015 in Duitsland.
Betrouwbaarheid verklaringen [getuige 1] en [getuige 2]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet geloofwaardig zijn.
Anders dan de verdediging acht het hof deze verklaringen wel geloofwaardig, betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs. Beiden hebben reeds in juni 2015 en de daarop volgende maanden verklaringen afgelegd tegenover zowel de Duitse als Nederlandse politie. In die verklaringen verklaarden zij grotendeels overeenkomstig voor zover het betreft het opzetten en exploiteren van de hennepkwekerij alsmede de betrokkenheid van [medeverdachte 1] , de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 20] .
Dat de getuige [getuige 2] zich later ter gelegenheid van het verhoor bij der raadsheer-commissaris weinig meer kon herinneren doet naar het oordeel van het hof niet af aan zijn betrouwbaarheid, nu er tussen zijn verklaring bij de politie destijds en zijn verklaring bij de raadsheer-commissaris bijna 10 jaar zijn verlopen. De getuige [getuige 1] wist nog wel meer te verklaren ter gelegenheid van het verhoor in Duitsland in aanwezigheid van de raadsheer-commissaris en zijn verklaring volgt op grote lijnen zijn politieverklaring. Namens de verdachte heeft de verdediging, gezien al het vorenstaande, onvoldoende onderbouwing gegeven aan het gevoerde verweer.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de bewijsmiddelen aldus dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de teelt van een grote hoeveelheid hennepplanten in Duitsland. De rol van de verdachte heeft eruit bestaan dat hij zich over de teelt heeft ontfermd.
Openlijke geweldpleging bij café [café 1] in Sittard (zaakdossier 9, feit 3)
Het juridisch kader
Voor een veroordeling ter zake van openlijke geweldpleging als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht is onder meer vereist dat het geweld ‘in vereniging’ is gepleegd. Van zulks plegen is sprake indien en voor zover er een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld is geleverd (vgl. onder meer HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1328). Het dient daarbij te gaan om een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan het openlijk in vereniging gepleegde geweld (HR 13 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3029). Voor een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld is echter niet vereist dat de deelnemers gelijktijdig aan het geweld zijn begonnen (vgl. HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:132). Daarbij heeft te gelden dat de enkele omstandigheid dat de dader de groep getalsmatig versterkt ‘niet zonder meer’ een voldoende significante of wezenlijke bijdrage oplevert. Dat geldt eveneens voor het enkele niet-distantiëren (vgl. HR 1 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT1819, NJ 2011/519 en HR 26 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1328). Het is niet vereist dat de dader zelf geweld pleegt of daaraan fysiek deelneemt. Van een significante en wezenlijke bijdrage kan eveneens sprake zijn wanneer verdachte, zonder aan de geweldpleging deel te nemen, die geweldpleging heeft ‘bevorderd en wellicht zelfs uitgelokt’ (HR 5 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ0132, NJ 2011/174).
Niet is vereist dat de dader zelf geweld heeft gepleegd. Het gebruik van ‘in vereniging’ geeft aan dat voldoende is dat wordt bewezen dat de betrokkene opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Enerzijds is het enkele getalsmatig versterken van een groep niet voldoende, anderzijds is het plegen van een gewelddadige handeling niet nodig, maar kan de significante of wezenlijke bijdrage ook bestaan uit bijvoorbeeld vocale aanmoedigingen. Welbewust een bijna zekere confrontatie aangaan en meegaan in de aanvalsgolf met anderen is meer dan getalsmatig versterken van een groep (HR 8 februari 2011,
NJ2011/82).
Voldoende is dat degene die zelf geen geweld heeft gepleegd ‘opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad, en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd’ (Kamerstukken II 1998/99, 26519, 3, p. 6). De dader dient zich aldus te manifesteren als lid van een groep die openlijk geweld pleegt, bijvoorbeeld door aan die groep ‘vocale, intellectuele of andere bijdragen’ te leveren (Kamerstukken II 1998/99, 26519, 3, p. 4). Bij geweldshandelingen binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan ontstaan samenwerkingsverband kan uit de omstandigheid dat de betrokkene zich ervan bewust was dat ook anderen deelnamen aan de openlijke geweldpleging worden afgeleid dat verdachte opzet had op het in vereniging plegen van geweld (HR 27 september 2016, NJ 2016/437).
Vaststelling van de feitenOp 7 mei 2015 vond op en nabij het terras van café [café 1] in Sittard een vechtpartij plaats. Die vechtpartij vond plaats tussen diverse leden van de Bandidos en drie personen die kennelijk betrokkenheid hadden bij (supportclubs van) de Hells Angels . Uit de bewijsmiddelen volgt – voor zover in hoger beroep aan de orde – dat de verdachte en medeverdachten [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] zelf actief geweld hebben uitgeoefend door te slaan en/of te trappen tegen een of meer van de slachtoffers. Daarbij komt dat medeverdachte [medeverdachte 6] een kopstoot aan een van de slachtoffers heeft gegeven en dat medeverdachte [medeverdachte 8] op het hoofd van een van de slachtoffers is gesprongen. Medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 17] waren bij het geweld, doch hebben zelf geen direct (fysiek) geweld tegen de drie slachtoffers toegepast.
Oordeel van het hofNaar het oordeel van het hof zijn de gedragingen van de verdachten als ‘groep’ te kenschetsen als een welbewuste deelname aan een aanvalsgolf. Het hof neemt daarbij in het bijzonder in overweging dat elk van de betrokkene door middel van het dragen van de ‘colors’ danwel anderszins uiterlijk kenbaar heeft gemaakt dat zij behoren tot de Bandidos . Elk van de verdachten heeft (daarmee) reeds niet enkel de groep getalsmatig versterkt maar door deze kleding aangegeven dat zij deel uitmaakten van de aanvallende groep.
Met betrekking tot de verdachte geldt dat hij zelf ook actief heeft deelgenomen aan het gepleegde geweld door te slaan of te trappen naar één of meer van de slachtoffers.
Het hof komt dan ook tot bewezenverklaring van dit feit. Gezien het feit dat de door verdachte feitelijk gepleegde geweldshandelingen niet bewijsbaar tot enig lichamelijk letsel heeft geleid, zal het hof hem, evenals de rechtbank, vrijspreken van de strafverzwarende omstandigheid van het ontstane lichamelijke letsel.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder feit 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de advocaat-generaal rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een taakstraf. Daarbij heeft de raadsman onder meer verwezen naar het aandeel van de verdachte in de verweten gedragingen, de overschrijding van de redelijke termijn, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat er geen vrees is voor herhaling.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie. Deze criminele organisatie bestond uit diverse leden van het Sittardse chapter van de motorclub Bandidos , te weten: medeverdachte [medeverdachte 4] als president, vice-president medeverdachte [medeverdachte 2] , sergeant of arms [medeverdachte 1] en [medeverdachte 9] , de verdachte als secretary/treasurer, road captain medeverdachte [medeverdachte 6] , full members [medeverdachte 13] , medeverdachte [medeverdachte 8] , [medeverdachte 11] , medeverdachte [medeverdachte 7] , medeverdachte probationary [medeverdachte 17] en hangaround [medeverdachte 14] . De criminele organisatie had als oogmerk het plegen van bedreigingen en openlijke geweldpleging – in het bijzonder tegen de motorclub Hells Angels – en het voorhanden hebben van verboden wapens.
Het Sittardse chapter van motorclub Bandidos zorgde voor een explosieve sfeer in Sittard en omgeving. Zo vond vlak na de oprichting in maart 2014 een granaataanslag plaats op de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] . Korte tijd later volgden nog twee granaataanslagen, één op diezelfde woning en één op de woning van [medeverdachte 11] . Al eind maart 2014 werden enkele leden aangehouden en later ook veroordeeld wegens verboden wapenbezit. Gaandeweg werd in de zomer van 2014 de rivaliteit tussen de motorclubs Bandidos en Hells Angels openlijk zichtbaar door een confrontatie tussen die twee clubs in Alkmaar. Uit het dossier blijkt ook van een daadwerkelijke vete tussen beide clubs in Limburg, zowel uit afgeluisterde gesprekken als uit diverse incidenten. Dit alles lijkt voort te komen uit een diepgewortelde, langdurende en zich over meer landen uitstrekkende strijd om hegemonie.
Die vete en de bedoelingen van het Sittardse chapter van Bandidos kwamen in januari en mei 2015 tot uiting. Op 24 januari 2015 vond een zogenaamde klopjacht plaats op leden van de Hells Angels . Meerdere leden van de Sittardse Bandidos bezochten die avond diverse plekken waar kennelijk regelmatig leden van de Hells Angels of hun sympathisanten kwamen. De bedoeling die avond was duidelijk: vechten met de Hells Angels .
Toevalligerwijs werd er die avond nergens een Hells Angel aangetroffen, omdat er een clubfeest gehouden werd op een locatie die niet door Bandidos werd bezocht. Op 7 mei 2015 was het zogezegd wel raak met de openlijke geweldpleging bij café [café 1] in Sittard en de provocatie van de Hells Angels daarna in Kerkrade. Hierdoor kreeg het Sittardse chapter meer en meer een bedreigende en gewelddadige reputatie. Het lijkt erop dat de Bandidos de enige motorclub in de omgeving, of zelfs van heel Nederland, wilden worden. Alles was erop gericht de baas te zijn. Dit werd onderling besproken en ook uitgedragen door intimidaties en geweld. Daarbij was het gebruik van wapens uitdrukkelijk een optie, niet alleen is dat gezien bij het geweldsincident bij de [café 1] , maar ook blijkt uit de gesprekken dat wapens beschikbaar zijn of zouden zijn, als ze nodig zijn.
Los van het voorgaande, bleken er nog tal van omstandigheden die duidden op de criminele aard van het samenwerkingsverband. Zo probeerde men op allerlei manieren uit het zicht van politie en justitie te blijven. Leden werden gemaand voorzichtig om te gaan met communicatiemiddelen, men had zogenaamde PGP-telefoons en er werd een coöperatie opgericht die als dekmantel had te gelden voor een clubhuis, waarbij ook wachtgelopen werd. Deze omstandigheden staan weliswaar niet in directe relatie tot de bedreigingen en het geweld tegen de Hells Angels , maar tonen wel het karakter van de club.
Kortom, de aanwezigheid van het Sittardse chapter van Bandidos zorgde voor een aantasting van de openbare orde. Het liet zich leiden door territoriumdrift en plaatste zichzelf buiten de democratische rechtsorde.
Met betrekking tot de op te leggen straf ten aanzien van de deelneming aan de criminele organisatie neemt het hof 12 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de leden members en probationaries, 14 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de bestuursleden en 18 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de leiders/oprichters van de criminele organisatie. Omdat de verdachte secretary/treasurer was van Bandidos en hij aldus een bestuursfunctie binnen de criminele organisatie vervulde, acht het hof voor dit feit in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden passend.
Daarnaast is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich op 7 mei 2015 schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging bij café [café 1] . Hij heeft daarbij zelf actief geweld uitgeoefend. Het geweld vond plaats in het kader van de territoriumdrift van het Sittardse chapter van Bandidos en hun vijandigheid tegen de Hells Angels . Bovendien was er sprake van nietsvermoedende slachtoffers die zonder enige aanleiding werden mishandeld door een veel grotere groep in
colorsgeklede leden van de Sittardse Bandidos .
Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het tezamen met anderen beroep- of bedrijfsmatig opzettelijk telen van ruim 1700 hennepplanten. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de productie van softdrugs. Deze productie houdt de illegale handel in softdrugs in stand en veroorzaakt bovendien allerlei maatschappelijk ongewenste effecten. Daarnaast is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van softdrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het psychische aandoeningen betreft. De verdachte heeft zich van de negatieve gevolgen van zijn handelen onvoldoende rekenschap gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd.
Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 oktober 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde eerder meermalen onherroepelijk voor soortgelijke strafbare feiten was veroordeeld. Uit voornoemd uittreksel blijkt dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Deze omstandigheden hebben ten aanzien van de strafmaat in strafverzwarende zin meegewogen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte verklaard dat hij een baan heeft en daarnaast mantelzorger is voor zijn vrouw. De verdachte heeft twee kinderen en twee kleinkinderen. Echter hebben deze omstandigheden, gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, nauwelijks een rol gespeeld bij het bepalen van de strafmaat.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof acht voor de bewezenverklaarde feiten oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden passend en geboden. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder dat hij mantelzorger is voor zijn vrouw, ziet het hof echter aanleiding deze straf te matigen met 3 maanden. Aldus acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 23 maanden passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. In gevallen waarin de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeerde, moet de zaak telkens binnen zestien maanden worden afgedaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 27 mei 2015 in verzekering is gesteld en hij vervolgens gedurende de behandeling in eerste aanleg 185 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft vervolgens op 9 juli 2021 vonnis gewezen. Aldus is niet binnen zestien maanden na aanvang van de redelijke termijn vonnis gewezen en is de redelijke termijn in eerste aanleg met bijna 5 jaren overschreden. Voorts stelt het hof vast dat namens de verdachte op 23 juli 2021 hoger beroep is ingesteld, terwijl het hof heden op 28 maart 2025 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. Aldus is de redelijke termijn in hoger beroep met ruim 20 maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die de overschrijdingen van de redelijke termijn rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
Het hof zal de overschrijdingen van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof de gevangenisstraf zal matigen met 5 maanden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is.
Beslag
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder de verdachte diverse goederen – waaronder geld, een motorfiets, een horloge, een computer, een printer, een iPhone, een BlackBerry en een simkaart – in beslag zijn genomen. Het hof is van oordeel dat deze inbeslaggenomen goederen moet worden teruggegeven aan de verdachte, nu naar het oordeel van het hof het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57, 63 140 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder feit 4 tenlastegelegde;
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de
teruggaveaan de verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 2.330,00 (goednummers 613502, 613482 en 613493);
- een motorfiets met kenteken [kenteken] (Harley Davidson Electra GL 1994);
- een Breitling horloge (goednummer 614361);
- een computer (DVD-writer, goednummer 614301);
- een printer (HP deskjet, goednummer 614304);
- een iPhone (met bruine hoes, goednummer 614257);
- een BlackBerry (goednummer 614258);
- een simkaart (telefoonnummer 06-29779562, goednummer 614270).
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker en mr. N. van Abeelen, griffiers,
en op 28 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F. van Es en mr. S. van den Akker zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Naar het oordeel van het hof zijn dit alle feiten van algemene bekendheid.
2.Een krantenbericht d.d. 29 april 2016, dossierpagina’s 68-9 ZD1, met de kop ‘Kopstuk Hells Angels opgepakt’.