ECLI:NL:GHSHE:2025:888

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
20-001808-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan criminele organisatie en poging tot doodslag door lid van motorclub Bandidos

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie, als lid van de motorclub Bandidos, en aan meerdere geweldsdelicten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. De zaak betreft een reeks van strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, afpersing en zware mishandeling, die plaatsvonden in de periode van 2014 tot 2015. De verdachte was betrokken bij een criminele organisatie die zich richtte op het plegen van misdrijven, waaronder bedreiging en openlijk geweld, vooral gericht tegen de rivaliserende motorclub Hells Angels. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, heeft geprobeerd om een schuttingbouwer af te persen en dat hij betrokken was bij een gewelddadige confrontatie waarbij een slachtoffer ernstig letsel opliep. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank voor bepaalde feiten vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De strafmaat is mede bepaald door de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001808-21
Uitspraak : 28 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 juli 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-702610-15 en 03-702639-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 4 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 03-702639-17 onder feit 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 03-702610-15 is de verdachte door de rechtbank partieel vrijgesproken, te weten van het medeplegen van een poging tot afpersing van [slachtoffer 1] in of omstreeks de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015 te Helmond.
De rechtbank heeft het overige tenlastegelegde bewezenverklaard en dat gekwalificeerd als:
  • ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’ (parketnummer 03-702610-15, feit 1);
  • ‘poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen’ (parketnummer 03-702610-15, feit 2);
  • ‘medeplegen van poging tot doodslag’ (parketnummer 03-702610-15, feit 3 primair), en
  • ‘medeplegen van poging tot zware mishandeling’ (parketnummer 03-702639-17, feit 1 primair),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis beperkt hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij appelakte van 23 juli 2021 is namens de verdachte beperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht van 9 juli 2021. In de appelakte is uitdrukkelijk vermeld dat het hoger beroep niet is ingesteld tegen de vrijspraak van feit 4 in de zaak met parketnummer 03-702610-15 en de vrijspraak van feit 2 in de zaak met parketnummer 03-702639-17).
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde – voor zover nog aan de orde in hoger beroep – bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 7 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 1 en feit 3 primair tenlastegelegde, alsmede vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 03-702639-17 onder feit 1 primair tenlastegelegde bepleit. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde is partiële vrijspraak van het meermalen schoppen tegen het hoofd en het medeplegen bepleit en ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde is partiële vrijspraak van het tenlastegelegde letsel ‘een of meer gekneusde ribben’ bepleit. Daarnaast heeft de raadsman een straftoemetingsverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank partieel vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 2 tenlastegelegde, te weten van het medeplegen van een poging tot afpersing van [slachtoffer 1] in of omstreeks de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015 te Helmond. Het hof is van oordeel dat deze partiële vrijspraak als beschermde vrijspraak moet worden beschouwd.
Blijkens de appelakte van 23 juli 2021 is het hoger beroep tevens ingesteld tegen het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 2 tenlastegelegde. Derhalve is het hoger beroep mede gericht tegen deze partiële vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat tegen deze partiële beschermde vrijspraak is gericht.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 03-702610-15:1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 in de gemeente Echt-Susteren en/of de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Roermond en/of de gemeente Valkenswaard en/of de gemeente Heerlen en/of de gemeente Kerkrade en/of de gemeente Schinnen, in elk geval in Nederland, en/of te Borgloon (B), in elk geval in België, en/of te Selfkant en/of te Alsdorf, in elk geval in Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard) en/of een samenwerkingsverband bestaande uit (onder meer) de volgende personen: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of [medeverdachte 15] en/of [medeverdachte 16] en/of [medeverdachte 17] en/of [medeverdachte 18] en/of [medeverdachte 19] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:
- afpersing (art. 317 Sr) en/of
- diefstal met geweld (art. 312 Sr) en/of
- bedreiging (art. 285 Sr) en/of
- openlijk geweld (art. 141 Sr) en/of
- verboden wapenbezit (art. 26 WWM);
(zaak 1)
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015, in elk geval op 23 maart 2015 in de gemeente Helmond, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van 350.000 euro en/of 50.000 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) (-zakelijk weergegeven-) in de periode van 8 juli 2014 tot 23 maart 2015 - meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gebeld en/of gezegd dat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] een geldbedrag moest(en) betalen en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij, verdachte, bij de Bandidos zou zitten en wel langs zouden komen en/of
- die [slachtoffer 2] een boete van 50.000 euro opgelegd en/of tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij een groot probleem had en/of
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd: “Dan kom ik jou wel zoeken vriend. Goed? Dan doen we het zo. Als jij niet wilt praten. Als jij niet gewoon netjes met mij aan tafel wil gaan zitten dan gaan we het op een andere manier doen” en/of
- met die [slachtoffer 2] een afspraak gemaakt bij de McDonald’s te Helmond en/of
(vervolgens)
op 23 maart 2015 aldaar
- zich in het zichtveld van die [slachtoffer 2] gesitueerd en/of gezeten en/of (vervolgens) met zijn (verdachtes) gezicht dicht bij het gezicht van die [slachtoffer 2] gezeten en/of (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] gezegd (-zakelijk weergegeven-):
- “ ik kom uit Zuid-Amerika, normaal zou ik je hele familie afknallen voor deze shit” en/of
- “ ik wil jouw toko met alles en iedereen in de fik steken”,
althans (telkens) woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaak 3)
3.
hij op of omstreeks 7 mei 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, door (met geschoeide voet) (met kracht) die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, (telkens) op en/of tegen het hoofd te schoppen en/of trappen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 mei 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door (met geschoeide voet) (met kracht) die [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, (telkens) op en/of tegen het hoofd te schoppen en/of trappen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 mei 2015 te Sittard, in de gemeente Sittard-Geleen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [straat] , in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (onder meer) [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit (het met een boksbeugel) slaan en/of trappen/schoppen van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] , terwijl dit slaan en/of trappen/schoppen voor die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 3] , enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
(zaak 9)
in de zaak met parketnummer 03-702639-17 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2015 in de gemeente Valkenswaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hebbende hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) die [slachtoffer 6] , meermalen, althans eenmaal (met (een) boksbeugel(s)) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 6] geslagen en/of met geschoeide voet die [slachtoffer 6] geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2015 in de gemeente Valkenswaard openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het [straat 2] , in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 6] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met (een) boksbeugel(s)) slaan en/of schoppen van die [slachtoffer 6] terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een of meer gekneusde ribben en/of een hoofdwond voor die [slachtoffer 6] ten gevolge heeft gehad.
(zaak 11)
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair en het in de zaak met parketnummer 03-702639-17 onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 03-702610-15:1.
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 27 mei 2015 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten de leden van MC Bandidos (chapter Sittard), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven te weten:
- bedreiging (art. 285 Sr) en
- openlijk geweld (art. 141 Sr) en
- verboden wapenbezit (art. 26 WWM);
2.
hij in de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015 in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), hebbende hij, verdachte, en/of zijn medeverdachten (-zakelijk weergegeven-) in de periode van 8 juli 2014 tot 23 maart 2015
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gebeld en gezegd dat die [slachtoffer 2] en een geldbedrag moest betalen en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij bij de Bandidos zou zitten en wel langs zouden komen en
- die [slachtoffer 2] een boete van 50.000 euro opgelegd en tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij een groot probleem had en
- tegen die [slachtoffer 2] gezegd: “Dan kom ik jou wel zoeken vriend. Goed? Dan doen we het zo. Als jij niet wilt praten. Als jij niet gewoon netjes met mij aan tafel wil gaan zitten dan gaan we het op een andere manier doen” en
- met die [slachtoffer 2] een afspraak gemaakt bij de McDonald’s te Helmond en
(vervolgens)
op 23 maart 2015 aldaar
- zich in het zichtveld van die [slachtoffer 2] gesitueerd en gezeten en (vervolgens) met zijn (verdachtes) gezicht dicht bij het gezicht van die [slachtoffer 2] gezeten en (vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] gezegd (-zakelijk weergegeven-):
- “ ik kom uit Zuid-Amerika, normaal zou ik je hele familie afknallen voor deze shit” en
- “ ik wil jouw toko met alles en iedereen in de fik steken”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 7 mei 2015 te Sittard, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, door met geschoeide voet met kracht die [slachtoffer 3] meermalen op en/of tegen het hoofd te schoppen en/of trappen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
in de zaak met parketnummer 03-702639-17 (ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
1.
hij op 10 mei 2015 in de gemeente Valkenswaard tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hebbende hij, verdachte en/of zijn medeverdachte die [slachtoffer 6] meermalen met een boksbeugel tegen het hoofd van die [slachtoffer 6] geslagen en met geschoeide voet die [slachtoffer 6] geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaringen opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
Het standpunt van de advocaat-generaal
Ten aanzien van het onder parketnummer 03-702610-15 tenlastegelegde heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk bedreiging, openlijk geweld en verboden wapenbezit (feit 1) en daarnaast dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing in vereniging van [slachtoffer 2] (feit 2) en een in vereniging gepleegde poging tot doodslag van [slachtoffer 3] (feit 3, primair).
Verder heeft de advocaat-generaal zich ten aanzien van het onder parketnummer 03-702639-17 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 6] (feit 1, primair).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft met betrekking tot het onder parketnummer 03-702610-15 tenlastegelegde in de kern het volgende naar voren gebracht.
Ten aanzien van de tenlastegelegde criminele organisatie (feit 1) is vrijspraak bepleit, omdat het oogmerk van de motorclub Bandidos niet is gericht op het plegen van misdrijven. Dat er door individuele leden strafbare feiten zijn gepleegd gedurende hun lidmaatschap of dat zij
club coloursdroegen ten tijde van die feiten, maakt nog niet dat daardoor die feiten zijn gepleegd uit naam van het chapter. Mocht het hof oordelen dat er wel sprake is van een criminele organisatie, dan is de verdediging van oordeel dat de verdachte aan de verwezenlijking van het criminele oogmerk van die organisatie niet heeft bijgedragen of daaraan ondersteunende handelingen heeft verricht. Ten aanzien van de poging tot afpersing in vereniging van [slachtoffer 2] (feit 2) heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdediging een bewezenverklaring van dit feit kan voorstellen en daarbij heeft de raadsman aandacht besteed aan de feiten en omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden.
Met betrekking tot het tenlastegelegde medeplegen van een poging tot doodslag (feit 3, primair) heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu er geen sprake was van een aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer 3] en de bewuste aanvaarding van die kans door de verdachte. Uit de camerabeelden kan enkel worden vastgesteld dat de verdachte éénmaal met zijn voet het hoofd van [slachtoffer 3] heeft geraakt. Niet is vast te stellen welk gedeelte van het hoofd, dan wel het gezicht, van [slachtoffer 3] door de verdachte met de voet is geraakt. Van ‘een aanloop nemen’, het meermalen trappen tegen het hoofd en het stuiteren van het hoofd van [slachtoffer 3] is daarnaast geen sprake. De verdediging betwist de eigen waarnemingen van de rechtbank met betrekking tot de camerabeelden en verzoekt het hof deze waarnemingen niet tot de zijne te maken, dan wel te bezigen voor het bewijs. Voorts ontbreekt enige medische informatie ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 3] en kan niet worden vastgesteld dat het aangetroffen letsel door de verdachte is veroorzaakt. Verder is er volgens de raadsman geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 2] dan wel dat de verdachte daar opzet op heeft gehad, waardoor het medeplegen niet kan worden aangenomen. De verdediging kan zich evenwel voorstellen dat het hof het handelen van de verdachte zou kwalificeren als een poging tot zware mishandeling (feit 3, subsidiair), maar bepleit partiële vrijspraak van het meermalen schoppen tegen het hoofd en het medeplegen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 03-702637-17 tenlastegelegde heeft de raadsman vrijspraak van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling (feit 1, primair) bepleit. Vastgesteld kan worden dat de verdachte een of meerdere klappen heeft gegeven en/of misschien een trap heeft gegeven tegen het lichaam van [slachtoffer 6] . Het (dubbel) opzet op het medeplegen van een poging tot zware mishandeling ontbreekt. Volgens de raadsman kan het handelen van de verdachte wel als een openlijke geweldpleging (feit 1, subsidiair) bewezen worden verklaard. Daarbij is partiële vrijspraak van het tenlastegelegde letsel ‘een of meer gekneusde ribben’ bepleit.
Het hof overweegt als volgt.
Criminele organisatie (zaakdossier 1, feit 1 in de zaak met parketnummer 03-702610-15)
Het hof zal hierna allereerst het juridisch kader behandelen, waarbij de volgende aspecten aan bod zullen komen:
criminele organisatie;
oogmerk van de organisatie;
deelneming aan de organisatie;
opzet van de verdachte.
In artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een ‘criminele organisatie’ (vgl. HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:575). Voor het bewijs van deelneming is in zijn algemeenheid niet vereist dat uit de bewijsvoering volgt dat met de deelneming is aangevangen op de in de tenlastelegging vermelde aanvangsdatum (vgl. HR 28 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1399).
1.
Criminele organisatie
Het bestanddeel ‘organisatie’ komt erop neer dat er sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Voor de bewezenverklaring van deelname is niet vereist dat vast komt te staan dat de verdachte moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Evenmin is vereist dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is (vgl. HR 22 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7134). Niet is vereist dat het samenwerkingsverband dient te bestaan uit ten minste twee natuurlijke personen.
Voor een organisatie als bedoeld in art. 140 Sr is niet vereist dat sprake is van ‘geledingen’ en ‘hiërarchie’ (HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130, NJ 2006/393). Gemeenschappelijk optreden tegenover derden kan eveneens een indicatie zijn voor het bestaan van een organisatie, maar is daarvoor niet noodzakelijk. Het oordeel dat van een samenwerkingsverband pas sprake is als komt vast te staan dat binnen die groep gemeenschappelijke regels en een gemeenschappelijke doelstelling hebben bestaan, waaraan de individuele leden gebonden waren en door welke gemeenschappelijkheid op die leden een zekere druk kon worden uitgeoefend zich aan die regels te houden en aan die doelstelling gebonden te achten getuigt daarom van een te strikte opvatting van het bestanddeel ‘organisatie’ (HR 2 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK5193).
2.
Oogmerk van de organisatie
Het oogmerk van de organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, doch niet is vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is (HR 15 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6148). Het is niet vereist dat dat doel bij het ontstaan van de organisatie werd geformuleerd. Evenmin is nodig dat het plegen van misdrijven het einddoel van de organisatie is. Het hoeft ook niet de voornaamste bestaansgrond van de organisatie te zijn (HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969). Het oogmerk ziet op het feitelijke- en gewenste doel van de organisatie alsmede het naaste doel dat de organisatie nastreeft (vgl. HR 6 oktober 1992, ECLI:NL:HR:1992:AB9524). Dat een organisatie is opgericht als een motorclub betekent niet dat het plegen van misdrijven niet eveneens een doel van de organisatie kan zijn. Daarbij is voor een bewezenverklaring voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie. Het oogmerk op het plegen van één misdrijf is overigens onvoldoende (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502, NJ 2008/559).
3.
Deelneming aan de organisatie
Om als deelnemer van een criminele organisatie te worden aangemerkt, dient de verdachte te behoren tot het samenwerkingsverband en dient vast komen te staan dat de verdachte een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk danwel die gedragingen ondersteunt. Een incidentele bijdrage – bijvoorbeeld door één van de door de organisatie beoogde misdrijven te plegen – zonder verdere binding met die organisatie te hebben, levert niet zonder meer ‘deelneming’ aan een criminele organisatie op. Elke bijdrage aan een criminele organisatie kan strafbaar zijn. Voldoende voor ‘deelneming’ aan de organisatie is bijvoorbeeld het (mede)plegen van enig misdrijf. Ook het verrichten van hand- en spandiensten – die op zichzelf niet strafbaar zijn – kan gekwalificeerd worden als deelneming, mits met die gedragingen een aandeel wordt geleverd in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk danwel die gedragingen ondersteunt gesproken (vgl. HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5178).
Onder deelneming wordt mede begrepen het verlenen van geldelijke- of andere stoffelijke steun aan de organisatie alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de organisatie. Het betalen van contributie kan daarom onder omstandigheden ook worden aangemerkt als deelneming, mits die betaling het criminele oogmerk van de organisatie ondersteunt en/of daaraan bijdraagt. Het deelnemen kan eveneens worden afgeleid uit het deelnemen aan bijeenkomsten (vgl. HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW517). De Hoge Raad acht het laten ontstaan en in stand houden van een bedrijfscultuur waarbinnen strafbare feiten werden begaan voldoende om deelneming aan te nemen (HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264). Naar het oordeel van het hof kan dit arrest ook in die zin worden geëxtrapoleerd op een bepaalde cultuur binnen een organisatie, zoals een motorclub.
4.
Opzet van de verdachte
Vereist voor een bewezenverklaring van deelneming – in welk bestanddeel de opzet-eis besloten ligt – is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarbij is echter niet vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de criminele organisatie beoogde concrete misdrijven (vgl. onder meer HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969). Het enkel verrichten van hand- en spandiensten zonder de wetenschap dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven levert geen deelneming op (HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9814). Niet vereist is dat de verdachte precies wist op welke misdrijven het oogmerk van de organisatie is gericht (HR 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122). Evenmin is van belang dat de verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid van een misdrijf dat in het verband van de organisatie is begaan (HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502). Voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie is evenmin vereist dat het opzet van de verdachte is gericht op het plegen van (meer) misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven. Evenwel dient uit de bewijsmiddelen te kunnen worden afgeleid dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (vgl. HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0502).
Hierna zal het hof uiteenzetten waarom het hof komt tot bewezenverklaring van het zijn van een criminele organisatie van de Bandidos MC , waarop het oogmerk van de organisatie was gericht en welke rol voor de verdachte bewezen kan worden. Het hof zal dit doen aan de hand van de navolgende onderdelen:
Ontstaansgeschiedenis van het Sittardse chapter van de Bandidos MC ;
De regels van de Bandidos ;
Problemen met de Hells Angels ;
Oogmerk bedreiging en openlijke geweldpleging;
Oogmerk verboden wapenbezit;
Conclusie.
a.
Ontstaansgeschiedenis van het Sittardse chapter van de Bandidos MC
In 1966 is door Don Chambers de Bandidos Motorcycle Club (verder: Bandidos ) opgericht in de Verenigde Staten van Amerika, meer specifiek de stad San Leon in Texas. De slogan van de club is ‘
We are the people your parents warned you about’. Op 15 maart 2014 werd het eerste chapter van de Bandidos door medeverdachte [medeverdachte 4] , een oud vice-president van de Hells Angels , opgericht in Nederland. Medeverdachte [medeverdachte 4] werd de president van het chapter, dat zich vestigde in Sittard. [1]
De oprichting van het Sittardse chapter van de Bandidos werd daags erna gevolgd door een granaataanslag op de woning van medeverdachte [medeverdachte 4] . Nadien volgden nog twee granaataanslagen op de woningen van medeverdachte [medeverdachte 4] en [medeverdachte 11] (een ander lid van de Bandidos ) en een aanslag op een café in Echt waar de Bandidos regelmatig bij elkaar kwamen, allemaal in 2014. Hoewel daders van deze aanslagen nooit zijn gevonden, wordt hiermee de sfeer rondom Bandidos MC wel duidelijk. Uit hetgeen hierna onder het kopje ‘problemen met de Hells Angels ’ is beschreven, is af te leiden dat er animositeit tussen de Bandidos enerzijds en de Hells Angels anderzijds bestond. Dit lag tevens aan de basis van het geweld dat in zaaksdossier 9 ( [café 1] ) wordt beschreven.
Medio maart/april 2015 telde het Sittardse chapter ongeveer 22 leden, prospects en hangarounds. Leden betaalden contributie en men vergaderde nagenoeg wekelijks.
De regels van de Bandidos (de Bandidos -bijbel)
Tijdens het onderzoek werd bij medeverdachte [medeverdachte 4] een zogenaamde Bandidos -bijbel gevonden. Deze ‘bijbel’ bevindt zich in het procesdossier op pagina 1355-1428 (ZD1) en vermeldt onder meer het volgende:
(pagina 1365)
(…)
3. At the regional level, the Club consists of Chapters. Their bodies are the Executive Board and the General Meeting. Members of the Executive Board are the Chapter President, one or more Vice President(s), the Secretary, the Treasurer, the Sergeant at Arms and the Road Captain.
4. The Club is represented by the Chapter President and the Vice President(s),
each of them having sole power to represent the Club.
5.The Executive Board is responsible for all Club matters which are not specially
assigned to other bodies of the association or to the National Chapter
under the Articles of Association. The responsibilities of the Executive Board
include:
A) The preparation and calling of the General Meeting.
B) The implementation of decisions taken by the General Meeting, and of instructions of the National Chapter.
C) The making of decisions on the admission of Members.
(pagina 1367)
General Meeting
1. Once a week, each Chapter has to hold a Club meeting.
2. All upcoming decisions and current projects are to be discussed at the Club
meeting. Each Member/Candidate should be granted the right to raise matters
of concern at the Club meeting.
(pagina 1371)

President:

Represents the Chapter on Club President Meetings and is responsible for the Chapter within the Club. After voted in Chapter President, the President decides what Officers he wants In the Chapter. Delegates Club work to the other Officers in the Chapter. He is in charge of Chapter Meetings. Making sure the Chapter follows the Bylaws and in general running the Chapter on Club basis.

Vice President:

President’s right hand. Takes over the President’s office, when President is on trips or other functions. (when the President is elsewhere) Making sure, President’s orders is followed, regarding Club business.

Sgt At Arms:

In charge of the inner discipline in the Club. Making sure, President’s orders are carried out. (within the Club) Making sure, local Chapter rules and Bandidos MC Bylaws are followed within the Club. In charge of Chapter security, such as cameras, locks, alarms, guard lists and all security around the Chapter/Club. Making sure to update the Chapter on bad situations in the local area and on trips also checking out other areas with help from local Sgt. At Arms. Updates the President about Club spirit and situation.

Treasure:

Taking care of Chapter money and pays Member Donation. Keeping books on Members payments to the Chapter, collecting debts within the Chapter. In charge of the Account planning, together with all officers in the Chapter, to decide a budget for all officers and for the whole Chapter. Taking care of support and bar sales, pricing and planning.(Together with President and Secretary).

Secretary:

Contact person, writes meeting reports and the monthly newsletter as well as he keeps lists of phone numbers and addresses within the Chapter and outside the Chapter (other Chapter’s addresses and phone numbers). Taking care of gifts and works as a ceremony master. Arranging tickets for trips and takes care of hosting guests, together with the Road Captain. Keeping fellow Chapter officers updated on the monthly Newsletter and updates all phone and address lists. President’s assistant at meetings. In charge of the Chapters bmcmail account. The Chapter’s office keeper, making sure that the Chapter’s computer is working and that the Chapter has pens, paper and everything a Chapter’s office needs.

Road Captain:

Planning routes & trips (with Treasure & Secretary). For trips fixing tickets and hotels etc.
Checking all Chapter bikes, also papers, passports and driver licenses. Making sure all bikes are in good shape. Only safe, fast and good bikes are allowed in a Bandidos MC pack. Making sure, the pack is on the right way and keeping all bikes in line on a road trip.
Checks tools and accessories before a road trip. Taking care of Customs, tickets and paying road toils on a road trip. Checking problems with Customs, Police and other outside situations along the road before and on road trips. Making sure the pack is riding safe on road trips. Closes crossroads and making sure the pack stays together at traffic lights, exits and other crossings. Orders and instructs everyone during road trips.
Het hof leidt uit deze zogenaamde Bandidos bijbel af dat de club zowel internationaal als nationaal strak is georganiseerd waarbij duidelijk is bepaald welke bevoegdheden bij welke rollen horen.
Problemen met de Hells Angels
In augustus 2014 werd de rivaliteit tussen de motorclubs Bandidos en Hells Angels openlijk zichtbaar door een confrontatie tussen die twee clubs in Alkmaar. Begin 2015 zijn de eerste duidelijke tekenen van problemen met de motorclub Hells Angels zichtbaar in Limburg. Dat er ook daadwerkelijk sprake was van een vete tussen beide blijkt ook wel uit de diverse in de bewijsmiddelen opgenomen communicatie en verslagen. Zo volgt uit de bewijsmiddelen dat de motorclub de Hells Angels – die ook wel worden aangeduid als HA of 81 (de achtste en eerste letter van het alfabet, HA ) – regelmatig onderwerp van gesprek is. Daarbij heeft te gelden dat die gesprekken over de Hells Angels vaak agressief van aard zijn jegens hen.
Op 24 januari 2015, een dag nadat Bandidos -lid [betrokkene 1] problemen zou hebben gehad met Hells Angels of sympathisanten daarvan, vond een zogenaamde ‘klopjacht’ op leden van de Hells Angels plaats. Meerdere leden van de Sittardse Bandidos bezochten die avond diverse plekken waar kennelijk regelmatig leden van de Hells Angels of hun sympathisanten kwamen, doch zonder resultaat. Uit diverse afgeluisterde gesprekken blijkt echter wel dat men die avond op pad was met de bedoeling te vechten. Daarbij tekenend is dat [medeverdachte 8] in een OVC-gesprek vertelt een steekwerend vest aan te hebben.
Op 24 januari 2015 bezochten zeven leden van de Bandidos , aangevoerd door hun president, medeverdachte [medeverdachte 4] , het café ‘ [café 1] ’ in Sittard. Daarbij werd de uitbaatster in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat leden van de Hells Angels , ‘rood/wit’, of hun supporters niet meer welkom waren en dat medeverdachte [medeverdachte 4] het café zou sluiten als hij anders constateerde. Het hof constateert met betrekking tot de bedoeling van de Bandidos die avond dat één van de aanwezigen, [betrokkene 2] , zijn colors kon verdienen als hij met een lid van de Hells Angels in gevecht zou gaan.
Op 25 januari 2015 en 16 maart 2015 vonden vervolgens provocaties plaats van de zijde van de Hells Angels . Zo bezochten de Hells Angels café [café 2] in Kerkrade, gelieerd aan de Bandidos , en staken daar kennelijk banden lek. Tevens bezochten zij een lid van de Bandidos in Susteren. Op 25 maart 2015 vond vervolgens een brandstichting plaats bij genoemd café [café 2] . De op heterdaad aangehouden verdachte bleek een lid van de Supportcrew 81 , de officiële supportclub van de Hells Angels uit Kerkrade.
Op 7 mei 2015 vond de openlijke geweldpleging bij café [café 1] in Sittard plaats. Drie aan een supportclub van de Hells Angels te linken personen werden door een grote groep Bandidos mishandeld. Uit de afgeluisterde gesprekken kan geconcludeerd worden dat dit geen uit de hand gelopen gesprek en/of conflict is geweest, zoals een aantal verdachten ter terechtzitting in hoger beroep hebben verklaard. Een en ander is immers de dag van tevoren besproken, waarbij bijvoorbeeld was afgesproken dat hangaround Pim niet zou meegaan, omdat ‘je (…) niet weet wat zo iemand doet als hij vast komt te zitten’. Op de dag zelf werd tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] besproken dat het ‘een beetje dom’ was onder cameratoezicht en dat ze hem maar eens even een half jaar het ziekenhuis in slaan ofzo, of steken. Medeverdachte [medeverdachte 6] voegde toe dat hij wel meegaat, ook al is het dus ‘een beetje dom’. Uit onder andere dit vorenstaande volgt naar het oordeel van het hof dat de aanwezigen rekening hielden met het feit dat er geweld zou worden gebruikt.
Na het geweld bij café [café 1] , bezochten de Sittardse Bandidos de Markt in Kerkrade, waarbij zij zich, in colors, voor het café/restaurant [Cafe] posteerden. Die locatie is net als café [café 1] gelieerd aan de Hells Angels . Dat volgt ook uit het op het café aanwezige plakkaat met ‘ 81 ’.
Het incident bij café [café 1] eindigde met een schot vanuit het café naar buiten. Uit de afgeluisterde gesprekken die avond blijkt dat dit ook reden voor diverse leden van de Bandidos is geweest om in het vervolg niet meer ongewapend ergens naartoe te gaan en dat ze zich willen bewapenen.
Oogmerk bedreiging en openlijke geweldpleging
Uit vorenstaande uiteenzetting volgt naar het oordeel van het hof dat de Bandidos van meet af aan een rivaliteit koesterden jegens de Hells Angels , die onder meer in bovengenoemde incidenten (over en weer) tot uitdrukking kwam. De sfeer tussen de motoclubs was letterlijk en figuurlijk explosief van aard. Uit de getapte gesprekken en de OVC-gesprekken tussen de leden van de Bandidos volgt dat de houding van de Bandidos jegens de Hells Angels gewelddadig was en erop neerkwam dat de Hells Angels op een gewelddadige wijze ‘bestreden’ c.q. ‘bejaagd’ dienden te worden. Het vorenstaande maakt naar het oordeel van het hof dat MC Bandidos het oogmerk had tot bedreiging en openlijke geweldpleging, in het bijzonder gericht tegen de Hells Angels .
Oogmerk tot ‘verboden wapenbezit’
Naar het oordeel van het hof heeft de criminele organisatie ook het oogmerk gehad op (kortgezegd) verboden wapenbezit. Daartoe overweegt het hof dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er verschillende malen wapens bij de leden van de organisatie aanwezig zijn geweest, de andere leden daar in veel gevallen van op de hoogte waren en er op enig moment onder de leden is besproken dat de club zich moet gaan ‘bewapenen’, onder meer naar aanleiding van het incident bij café [café 1] .
Besproken wordt dat er ‘een ding’ bij [betrokkene 3] moet worden gehaald, die ‘een stuk of zes’ zou moeten hebben. In een garagebox van [betrokkene 3] aan de [straat 3] in Geleen zijn meerdere vuurwapens en ook 5 raketwerpers en 2 handgranaten aangetroffen.
Uit het procesdossier volgt verder dat [medeverdachte 12] de schuld op zich heeft genomen met betrekking tot een wapen dat in de kofferbak van medeverdachte [medeverdachte 4] is gevonden, hetgeen voor dit clublid een positieve consequentie in de interne club hiërarchie tot gevolg had. Hij werd namelijk bevorderd van hangaround tot prospect.
Dan is ook nog in de Bandidos bijbel vermeld dat er een ‘sergeant at arms’ is die behalve voor de interne discipline daarnaast o.a. verantwoordelijk is voor de veiligheid van de club en de clubleden. Deze sergeant at arms voor de Bandidos MC Sittard is [medeverdachte 1] . In het dossier is communicatie aangetroffen tussen medeverdachte [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] die elkaar spreken na het geweldsincident bij café [café 1] . In dat gesprek zegt medeverdachte [medeverdachte 6] tegen [medeverdachte 1] dat ze ‘oude ijzers’ bij elkaar moeten rapen. Gezien de context van dit gesprek in samenhang met de hieraan vooraf gegane gesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] en een verwijzing in dit gesprek naar de president van Haarlem die is opgepakt en ‘van alles thuis had liggen’ en dat uit het dossier kan blijken dat de president van de Hells Angels Haarlem op 29 april 2016 is opgepakt in verband met vuurwapens [2] , verstaat het hof dit gesprek aldus dat het daarbij gaat om vuurwapens.
Het hof leidt hieruit af dat de rol van de sergeant at arms mede inhoudt om desgevraagd en desnodig leden van wapens te voorzien als de situatie daarom vraagt.
In het vorenstaande ligt besloten dat een clubcultuur is ontstaan en in stand is gehouden, waarbinnen verboden wapenbezit werd begaan als onderdeel daarvan. Naar het oordeel van het hof had de organisatie daarom ook oogmerk op het plegen van (kortgezegd) verboden wapenbezit.
Conclusie
Naar het oordeel van het hof was Bandidos MC een criminele organisatie met het oogmerk tot het plegen van de misdrijven ‘(bedreiging met) geweld’ en ‘verboden wapenbezit’.
De rol van de verdachte in deze organisatie heeft eruit bestaan dat hij lid is geweest van de criminele organisatie Bandidos .
Poging afpersing [slachtoffer 2] (zaakdossier 3, feit 2 in de zaak met parketnummer 03-702610-15)
De verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer 2] af te persen.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof, grotendeels met de rechtbank, het volgende vast.
Op 8 juli 2014 werd [slachtoffer 2] gebeld door medeverdachte [medeverdachte 6] . Zijn vriendin [slachtoffer 1] nam op. Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft tegen haar gezegd dat [slachtoffer 2] hen bedreigd zou hebben en dat hij daarom een bedrag van € 10.000,00 moet betalen. In de zomer van 2014 heeft ook de verdachte contact opgenomen met [slachtoffer 2] . Hij heeft aan [slachtoffer 2] medegedeeld dat hij lid is van motorclub Bandidos , dat hij boos is omdat [slachtoffer 2] tegen zijn vrouw heeft gescholden en [slachtoffer 2] een boete opgelegd krijgt van € 50.000,00. [slachtoffer 2] zou een groot probleem hebben. Op 11 juli 2014 heeft [slachtoffer 2] een melding gemaakt in verband met een bedreiging door medeverdachte [medeverdachte 6] . Vervolgens bleef het – kennelijk op advies van medeverdachte [medeverdachte 2] – een half jaar stil.
Op 9 maart 2015 heeft medeverdachte [medeverdachte 6] met de verdachte besproken dat hij gaat proberen om de man van de schuttingen (het hof begrijpt: [slachtoffer 2] ) te bereiken. Op 20 maart 2015 vond er in de auto van medeverdachte [medeverdachte 6] een telefoongesprek plaats waarin deze zei dat hij wilde praten over de bedreigingen van zijn familie. Hij zei daarbij onder andere: ‘Nee, dan kom ik jou wel zoeken vriend. Goed? Dan doen we het zo. Als jij niet wilt pra ... Als jij niet gewoon netjes met mij aan de tafel wil gaan zitten dan gaan we het op een andere manier doen.’ Uiteindelijk werd een afspraak gemaakt met [slachtoffer 2] om elkaar op maandagavond 23 maart 2015 om 20.00 uur te ontmoeten bij de McDonald’s in Helmond.
Op 23 maart 2015 omstreeks 19.45 uur reed medeverdachte [medeverdachte 6] met [medeverdachte 14] – via Valkenswaard om de verdachte op te halen – naar Helmond. In de auto praatte medeverdachte [medeverdachte 6] [medeverdachte 14] bij over het conflict met [slachtoffer 2] , de schuttingbouwer en de bedoeling van de ontmoeting, namelijk de betaling van € 25.000,00 binnen 48 uur. In hetzelfde gesprek werd – nadat de verdachte was opgehaald – ook besproken hoe [slachtoffer 2] zal worden benaderd. Op de camerabeelden van de McDonald’s is vervolgens gezien dat tijdens de betreffende ontmoeting [slachtoffer 2] eerst werd toegesproken door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] , waarbij zij veelvuldig in [slachtoffer 2] zijn richting hebben gewezen. [medeverdachte 14] zat aanvankelijk bij een tafeltje gesitueerd in het gezichtsveld van [slachtoffer 2] en voegde zich op enig moment ook in het gesprek, waarbij hij zeer dicht bij het gezicht van [slachtoffer 2] is gekomen. Uit de OVC-gesprekken die na de ontmoeting hebben plaatsgevonden, kan worden afgeleid dat [medeverdachte 14] tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd: ‘Ik kom uit Zuid-Amerika, normaal zou ik je hele familie afknallen voor deze shit’ en ‘Ik wil jouw toko met alles en iedereen in de fik steken.’ Dat deze bewoordingen zijn geuit, wordt naar oordeel van het hof bevestigd door de verklaring van getuige [slachtoffer 1] dat [slachtoffer 2] die avond tegen haar heeft gezegd dat hij moest gaan betalen en er anders een huurmoordenaar kwam en dat deze huurmoordenaar ook binnen bij de McDonald’s was.
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 6] , de verdachte en [medeverdachte 14] in de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015 tezamen en in vereniging – te weten in een nauwe en bewuste samenwerking die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering – hebben geprobeerd om [slachtoffer 2] af te persen.
Poging doodslag [slachtoffer 3] (zaakdossier 9, feit 3 in de zaak met parketnummer 03-702610-15)
Aan de verdachte is ter zake van het gepleegde feit bij de ‘ [café 1] ’ – anders dan aan de meerderheid van de daarbij betrokken medeverdachten – tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag op [slachtoffer 3] . Dat medeplegen van die poging tot doodslag zou eruit hebben bestaan dat de verdachte, nadat [slachtoffer 3] reeds meerdere malen door medeverdachte [medeverdachte 2] tegen onder meer het hoofd is geslagen, op het hoofd van [slachtoffer 3] is gesprongen en geland met zijn voeten.
Het hof zal de feiten vaststellen, mede gebaseerd op de waarnemingen die het hof ter terechtzitting heeft gedaan van de camerabeelden en die gelijkluidend zijn aan de waarnemingen van de rechtbank.
Medeverdachte [medeverdachte 2] nodigt op sarcastische wijze [slachtoffer 3] uit om zijn brother [slachtoffer 5] te hulp te komen, terwijl hij de weg voor [slachtoffer 3] blokkeert. Nog voor [slachtoffer 3] bij [slachtoffer 5] in de buurt is, start medeverdachte [medeverdachte 2] het geweld tegen [slachtoffer 3] door hem meerdere keren tegen het hoofd te slaan. [slachtoffer 3] wijkt daarop in gebogen houding achteruit, duidelijk aangeslagen. Vervolgens wordt [slachtoffer 3] door medeverdachte [medeverdachte 2] in de nek geslagen, waarbij ook medeverdachte [medeverdachte 10] zich niet onbetuigd laat. Hierdoor valt [slachtoffer 3] over de terrasafscheiding op de grond, tussen een motor en het café. Medeverdachte [medeverdachte 2] slaat nog een keer en trapt vervolgens meerdere keren, over de terrasafscheiding heen, op de benen van [slachtoffer 3] . Op dat moment komt de verdachte aangerend. Hij springt en landt op het hoofd van [slachtoffer 3] , dat naar de grond beweegt en weer omhoog komt. Medeverdachte [medeverdachte 10] duwt vervolgens de motor die naast [slachtoffer 3] staat om richting [slachtoffer 3] . Medeverdachte [medeverdachte 2] is inmiddels met een been over de terrasafscheiding heen gestapt en stampt meerdere malen met zijn voet op [slachtoffer 3] .
Aangezien [slachtoffer 3] op een bepaald moment deels buiten zicht van de camerabeelden ligt, is niet te zien hoe en waar medeverdachte [medeverdachte 2] en de verdachte [slachtoffer 3] raken, nadat de verdachte boven op het hoofd van [slachtoffer 3] is gesprongen. Echter, wel is duidelijk dat zowel medeverdachte [medeverdachte 2] als de verdachte nog steeds trappende/stampende bewegingen maken. Het hof ziet, met de rechtbank, geen aanleiding om te veronderstellen dat die bewegingen niet tegen [slachtoffer 3] waren. Daarvoor ziet zij ook steun in de opgenomen gesprekken in de auto van medeverdachte [medeverdachte 6] na afloop. Zo vertelde de verdachte zelf dat hij de persoon die door medeverdachte [medeverdachte 2] over het terrasschot werd geslagen ‘flink te pakken’ heeft gehad en die ‘op zijn kop (heeft) staan stampen.’ Medeverdachte [medeverdachte 6] vertelde op verschillende momenten, hoe hij medeverdachte [medeverdachte 2] te keer zag gaan en die persoon schopte, trapte en in het Spaans uitschold.
De verdediging heeft zich onder meer op het standpunt gesteld dat – kort gezegd – geen sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat geen sprake was van medeplegen.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het betreffende gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip “aanmerkelijke kans” afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard (vgl. HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049, NJ 2003/552 m.nt. Buruma; Vgl. HR 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:973 en HR 14 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2855). Voorwaardelijk opzet kan uit omstandigheden waaronder het gedrag plaatsvond worden afgeleid. Het opzet op de dood kan tevens besloten liggen in de aard van de gedraging (vgl. HR 23 juli 1937,
NJ1938/869).
Het hof overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is en dat het uitoefenen van geweld op het hoofd levensbedreigende situaties c.q. de dood tot gevolg kan hebben. Naar het oordeel van het hof levert het springen danwel stampen op het hoofd van een persoon een aanmerkelijke kans op de dood op. Dat geldt te meer in een geval als dit waarin aangever met zijn hoofd bijna op de straat lag op het moment dat de verdachte met een geschoeide voet op het hoofd van aangever sprong, waardoor het hoofd op de straat stuiterde. Bij een dergelijke geweldsinwerking op het hoofd, die ook nog voorafgegaan en gevolgd werd van meerdere klappen danwel trappen op het hoofd, is de aanmerkelijke kans enkel groter dat het slachtoffer hersenletsel oploopt waardoor hij komt te overlijden. Naar het oordeel van het hof is de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte zodanig gericht op de dood dat het niet anders kan dan dat de verdachte het gevolg bewust heeft aanvaard. Het hof overweegt daarenboven dat de verdachte heeft gezegd dat het schot dat de vechtpartij eindigde net op tijd kwam, omdat je hem ‘anders (…) dood stampt’. Gezien het tot dat moment uitgeoefende geweld, acht het hof deze uitspraak van de verdachte alles behalve grootspraak.
Met betrekking tot het medeplegen van de poging tot doodslag stelt het hof voorop dat de kwalificatie medeplegen alleen gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij medeplegen is van belang dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict (vgl. HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3356, NJ 2010/193). Met betrekking tot het medeplegen dient uit de bewijsvoering te volgen dat er zodanig bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen.
Het hof heeft reeds vastgesteld dat aangever reeds meerdere klappen en trappen had gekregen van medeverdachte [medeverdachte 2] , op het moment dat de verdachte op het hoofd van [slachtoffer 3] sprong danwel stampte waarna hij [slachtoffer 3] meerdere malen op het hoofd heeft getrapt. Hiermee heeft de verdachte zich bij de geweldplegingen jegens [slachtoffer 3] aangesloten, terwijl medeverdachte [medeverdachte 2] na het op het hoofd springen c.q. stampen door de verdachte ook is doorgegaan met het trappen van [slachtoffer 3] . Hiermee is er naar het oordeel van het hof een gezamenlijke uitvoering geweest, althans is minstgenomen sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Aldus heeft de verdachte zich naar het oordeel van het hof schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag jegens aangever [slachtoffer 3] .
Poging zware mishandeling [slachtoffer 6] (zaakdossier 11, feit 1 in de zaak met parketnummer 03-702639-17)
De verdachte wordt verweten dat hij samen met een ander zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling (feit 1, primair) dan wel openlijke geweldpleging (feit 1, subsidiair) tegen [slachtoffer 6] .
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof, grotendeels met de rechtbank, het volgende vast.
Op 10 mei 2015 hebben medeverdachte [medeverdachte 6] en de verdachte fors geweld toegepast op [slachtoffer 6] door deze meermalen met een boksbeugel tegen het hoofd te slaan en hem te schoppen. Ten gevolge van deze mishandeling heeft [slachtoffer 6] letsel opgelopen, waaronder een hoofdwond.
Uit de opgenomen gesprekken in de auto van medeverdachte [medeverdachte 6] tijdens en direct na het incident blijkt hoe heftig het geweld is geweest. De andere aanwezigen in de auto zijn duidelijk geschrokken en men verbaasde zich erover dat [slachtoffer 6] nog kon weglopen. Uit afgeluisterde gesprekken blijkt dat zowel medeverdachte [medeverdachte 6] als de verdachte het erover hebben dat ze [slachtoffer 6] goed te pakken hebben gehad. Medeverdachte [medeverdachte 6] vertelde naderhand in de auto tegen de verdachte dat hij [slachtoffer 6] een paar klappen heeft gegeven met een boksbeugel waarbij hij, op het moment dat [slachtoffer 6] op de grond lag en [verdachte] hem vast had, twee keer ‘volle gas’ achter op zijn hoofd heeft geslagen met de boksbeugel. De verdachte heeft naar eigen zeggen ‘flink gestampt’.
Het hof stelt op grond van de verklaring van [slachtoffer 6] en de opgenomen gesprekken vast dat medeverdachte [medeverdachte 6] in ieder geval twee keer met een boksbeugel met kracht tegen de achterkant van het hoofd van [slachtoffer 6] heeft geslagen, terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag en werd vastgehouden door de verdachte. Ook heeft de verdachte met geschoeide voet [slachtoffer 6] geschopt. Hoewel [slachtoffer 6] in de veronderstelling was dat ook de verdachte hem met een boksbeugel heeft geslagen, is daarvoor onvoldoende steun in het dossier. Het hof gaat er dus vanuit dat enkel medeverdachte [medeverdachte 6] een boksbeugel heeft gehanteerd.
Naar het oordeel van het hof kunnen deze gedragingen, mede gelet op de opgenomen gesprekken tussen medeverdachte [medeverdachte 6] en de verdachte, naar hun uiterlijke verschijningsvorm redelijkerwijs niet anders worden opgevat dan handelingen gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 6] . Daartoe overweegt het hof in het bijzonder het volgende.
Het hof acht met name het in de auto van medeverdachte [medeverdachte 6] opgenomen gesprek op 7 april 2015 tussen hem en de verdachte van belang. De verdachte zei in dat gesprek dat hij zich had voorgenomen om [slachtoffer 6] ‘te pakken te nemen’ als hij hem weer tegen zou komen. Er wordt daarbij gesproken over het van de weg rijden van [slachtoffer 6] , hem op zijn flikker schieten en het desnoods een half jaar daarvoor gaan zitten. Daarbij gaf de verdachte aan dat hij eigenlijk die week een boksbeugel moest hebben. Het hof leidt daaruit af dat de verdachte zelf kennelijk ook de bedoeling had om een boksbeugel te gebruiken. Voorts heeft het hof hiervoor in het kader van de openlijke geweldpleging bij café [café 1] (zaakdossier 9) vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte 6] op 7 mei 2015 ook al gebruik heeft gemaakt van een boksbeugel, hetgeen na afloop van dat geweld met de verdachte is besproken. De verdachte wist dus dat medeverdachte [medeverdachte 6] enkele dagen vóór de confrontatie met [slachtoffer 6] een boksbeugel voorhanden had en deze ook daadwerkelijk heeft gebruikt bij het uitoefenen van geweld.
Op 10 mei 2015 zijn de voornemens om [slachtoffer 6] te grazen te nemen daadwerkelijk door medeverdachte [medeverdachte 6] en de verdachte uitgevoerd op een moment dat ze [slachtoffer 6] toevallig zagen. Wat daarbij hun bedoelingen waren, blijkt niet alleen uit hetgeen zij van tevoren al hadden besproken, maar ook uit wat zij na afloop van het geweld in de auto bespraken. Uit de opgenomen gesprekken, in het bijzonder diverse uitlatingen van de verdachte, blijkt namelijk dat de verdachte eigenlijk nog niet helemaal tevreden was. Zo zei de verdachte dat hij [slachtoffer 6] eigenlijk helemaal ‘total loss’ had moeten slaan, dat hij dat liever had gehad en dat zij eigenlijk nog ‘effen hadden moeten kunnen doorpakken, een minuutje’.
Gelet op het handelen van medeverdachte [medeverdachte 6] en de verdachte, alsmede de door hen gedane uitlatingen zoals hiervoor uiteen gezet en in de bewijsmiddelen weergegeven, is het hof van oordeel dat beide verdachten vol opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 6] hebben gehad. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [slachtoffer 6] onder meer letsel had op zijn hoofd en dat het een feit van algemene bekendheid is dat het hoofd, met name ter hoogte van de slapen, kwetsbare delen bevat. Door het onder meer meermalen slaan met een boksbeugel tegen het hoofd, kan dit aldus leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Tevens is het hof op basis van vorenstaande van oordeel dat er sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen medeverdachte [medeverdachte 6] en de verdachte, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 6] en de verdachte op 10 mei 2015 in Valkenswaard tezamen en in vereniging hebben gepoogd om aan [slachtoffer 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door meermalen met een boksbeugel tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en door met geschoeide voet te schoppen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 3 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van poging tot doodslag.
Het in de zaak met parketnummer 03-702639-17 onder feit 1 primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 7 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij heeft de advocaat-generaal rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht aan de verdachte een straf op te leggen die er op neer komt dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Mocht het hof van oordeel zijn dat een deels onvoorwaardelijke straf op zijn plaats is, dan wordt verzocht te volstaan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Indien het hof van oordeel is dat een dergelijke straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde, dan wordt door de raadsman verzocht om geen hoge gevangenisstraf op te leggen zoals door de rechtbank is gedaan, en zo mogelijk te bepalen dat een onvoorwaardelijk deel van 6 maanden zal worden omgezet naar een maximale taakstraf. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar de feiten en omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, de schending van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie. Deze criminele organisatie bestond uit diverse leden van het Sittardse chapter van de motorclub Bandidos , te weten: medeverdachte [medeverdachte 4] als president, vice-president medeverdachte [medeverdachte 2] , sergeant of arms [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] , secretary/treasurer medeverdachte [medeverdachte 10] , road captain medeverdachte [medeverdachte 7] , full members [medeverdachte 13] , de verdachte, [medeverdachte 11] , medeverdachte [medeverdachte 6] , probationary medeverdachte [medeverdachte 17] en hangaround [medeverdachte 14] . De criminele organisatie had als oogmerk het plegen van bedreigingen en openlijke geweldpleging – in het bijzonder tegen de motorclub Hells Angels – en het voorhanden hebben van verboden wapens.
Het Sittardse chapter van motorclub Bandidos zorgde voor een explosieve sfeer in Sittard en omgeving. Zo vond vlak na de oprichting in maart 2014 een granaataanslag plaats op de woning van medeverdachte en president van Bandidos , [medeverdachte 4] . Korte tijd later volgden nog twee granaataanslagen, één op diezelfde woning en één op de woning van [medeverdachte 11] . Al eind maart 2014 werden enkele leden aangehouden en later ook veroordeeld wegens verboden wapenbezit. Gaandeweg werd in de zomer van 2014 de rivaliteit tussen de motorclubs Bandidos en Hells Angels openlijk zichtbaar door een confrontatie tussen die twee clubs in Alkmaar. Uit het dossier blijkt ook van een daadwerkelijke vete tussen beide clubs in Limburg, zowel uit afgeluisterde gesprekken als uit diverse incidenten. Dit alles lijkt voort te komen uit een diepgewortelde, langdurende en zich over meer landen uitstrekkende strijd om de hegemonie.
Die vete en de bedoelingen van het Sittardse chapter van Bandidos kwamen in januari en mei 2015 tot uiting. Op 24 januari 2015 vond een zogenaamde klopjacht plaats op leden van de Hells Angels . Meerdere leden van de Sittardse Bandidos bezochten die avond diverse plekken waar kennelijk regelmatig leden van de Hells Angels of hun sympathisanten kwamen. De bedoeling die avond was duidelijk: vechten met de Hells Angels .
Toevalligerwijs werd er die avond nergens een Hells Angel aangetroffen, omdat er een clubfeest gehouden werd op een locatie die niet door Bandidos werd bezocht. Op 7 mei 2015 was het zogezegd wel raak met de openlijke geweldpleging bij café [café 1] in Sittard en de provocatie van de Hells Angels daarna in Kerkrade. Hierdoor kreeg het Sittardse chapter meer en meer een bedreigende en gewelddadige reputatie. Het lijkt erop dat Bandidos de enige motorclub in de omgeving, of zelfs van heel Nederland, wilde worden. Alles was erop gericht de baas te zijn. Dit werd onderling besproken en ook uitgedragen door intimidaties en geweld. Daarbij was het gebruik van wapens uitdrukkelijk een optie, niet alleen is dat gezien bij het geweldsincident bij de [café 1] , maar ook blijkt uit de gesprekken dat wapens beschikbaar zijn of zouden moeten zijn, als ze nodig zijn.
Los van het voorgaande, bleken er nog tal van omstandigheden die duidden op de criminele aard van het samenwerkingsverband. Zo probeerde men op allerlei manieren uit het zicht van politie en justitie te blijven. Leden werden gemaand voorzichtig om te gaan met communicatiemiddelen, men had zogenaamde PGP-telefoons en er werd een coöperatie opgericht die als dekmantel had te gelden voor een clubhuis, waarbij ook wachtgelopen werd. Deze omstandigheden staan weliswaar niet in directe relatie tot de bedreigingen en het geweld tegen de Hells Angels , maar tonen wel het karakter van de club.
Kortom, de aanwezigheid van het Sittardse chapter van Bandidos zorgde voor een aantasting van de openbare orde. Het liet zich leiden door territoriumdrift en plaatste zichzelf buiten de democratische rechtsorde.
Met betrekking tot de op te leggen straf ten aanzien van de deelneming aan de criminele organisatie neemt het hof 12 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de leden (full members), 14 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de bestuursleden en 18 maanden gevangenisstraf als uitgangspunt voor de leiders/oprichters van de criminele organisatie. Omdat de verdachte full member van de criminele organisatie Bandidos (chapter Sittard) was, acht het hof voor dit feit in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend.
Daarnaast is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag tijdens de openlijke geweldpleging op 7 mei 2015 bij café [café 1] . Daarbij nam de verdachte een aanloop en sprong hij met kracht op het hoofd van het slachtoffer, dat daardoor tegen en van de grond stuiterde. Vervolgens trapten de verdachte en zijn medeverdachte nog meermalen op het op de grond liggende slachtoffer. Het slachtoffer had geen mogelijkheid om te vluchten en de verdachte en zijn medeverdachte stopten pas met trappen nadat er vanuit café [café 1] een schot werd gelost. Dat het slachtoffer geen ernstiger letsel heeft opgelopen, is niet aan de verdachte en zijn medeverdachte te danken. De poging tot doodslag vond plaats in het kader van de territoriumdrift van het Sittardse chapter van Bandidos en hun vijandigheid tegen de Hells Angels . Bovendien was er sprake van slachtoffers die zonder enige aanleiding daartoe werden mishandeld door een veel grotere groep in
colorsgeklede leden van de Sittardse Bandidos .
Verder heeft de verdachte samen met anderen een schuttingbouwer proberen af te persen voor duizenden euro’s. Na een conflict over een geplaatste schutting en vermeende bedreigingen van de schuttingbouwer tegen de vrouw van medeverdachte [medeverdachte 6] toen de betaling van de schutting uitbleef, werd een afspraak gemaakt bij de McDonald’s in Helmond. Daar werd aan de schuttingbouwer op zeer intimiderende wijze een zogenaamde boete opgelegd voor veronderstelde bedreigingen aan het adres van de vrouw en kinderen van medeverdachte [medeverdachte 6] . Uit de verklaringen van de schuttingbouwer en zijn partner blijkt dat zij grote angsten hebben uitgestaan en oprecht gedacht hebben dat de schuttingbouwer oog in oog had gestaan met zijn huurmoordenaar.
Ten slotte heeft de verdachte zich samen met zijn zoon medeverdachte [medeverdachte 6] schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte had al langere tijd onenigheid met het latere slachtoffer. Toen ze hem toevallig zagen lopen hebben de verdachte en zijn zoon het slachtoffer mishandeld. Medeverdachte [medeverdachte 6] maakte daarbij gebruik van een boksbeugel. Het geweld hield pas op toen het slachtoffer wist te vluchten. Uit de OVC-gesprekken blijkt voorts dat twee jonge kleinkinderen van de verdachte vanuit de auto het zinloos geweld dat door hun vader en opa werd verricht hebben waargenomen, hetgeen bezwaarlijk als een goed voorbeeld voor hun eigen latere gedrag kan worden gekwalificeerd.
Het dossier en dan vooral de opgenomen gesprekken in de auto van medeverdachte [medeverdachte 6] ademen een normalisatie van geweldgebruik. Conflicten worden bij voorkeur met hulp van vuisten, voeten maar ook boksbeugels of andere wapens uitgevochten. Naderhand wordt er dan tussen de verdachte en zijn zoon opgeschept over hoe ze iemand te pakken hebben genomen. Het hof acht dit enorm zorgelijk, mede gezien het feit dat de verdachte noch zijn zoon zich laten weerhouden door de aanwezigheid van hun (klein)kinderen en die daarmee een ongelooflijk slecht voorbeeld geven hoe zij op hun beurt hun latere conflicten kunnen oplossen.
Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 25 oktober 2024, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde eerder meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten was veroordeeld, waaronder meermalen voor geweldsmisdrijven, doch niet recent. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht meermalen van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman onder meer naar voren gebracht dat de verdachte mede de zorg draagt over zijn kleinkinderen. Deze omstandigheden hebben voor het hof nauwelijks meegewogen in het bepalen van de straf, nu de ernst van de bewezenverklaarde feiten zwaarder gewogen heeft dan verdachte’s persoonlijke omstandigheden.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 92 maanden voor alle feiten passend en geboden.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling en afdoening van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een vonnis binnen twee jaren nadat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. In gevallen waarin de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeerde, moet de zaak telkens binnen zestien maanden worden afgedaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak het volgende.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 27 mei 2015 in verzekering is gesteld en hij vervolgens gedurende de behandeling in eerste aanleg 185 dagen in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft vervolgens op 9 juli 2021 vonnis gewezen. Aldus is niet binnen zestien maanden na aanvang van de redelijke termijn vonnis gewezen en is de redelijke termijn in eerste aanleg met bijna 5 jaren overschreden. Voorts stelt het hof vast dat namens de verdachte op 23 juli 2021 hoger beroep is ingesteld, terwijl het hof heden op 28 maart 2025 – en derhalve niet binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep – arrest wijst. Aldus is de redelijke termijn in hoger beroep met ruim 20 maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die de overschrijdingen van de redelijke termijn rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
Het hof zal de overschrijdingen van de redelijke termijn verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof de gevangenisstraf zal matigen met 20 maanden.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is.
Gelet op het vorenstaande zal het hof tevens de gevangenneming van de verdachte bevelen met ingang van heden, welk bevel apart zal worden geminuteerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 47, 57, 63, 140, 287, 302 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de partiële vrijspraak van het medeplegen van een poging tot afpersing van [slachtoffer 1] in of omstreeks de periode van 8 juli 2014 tot en met 23 maart 2015 te Helmond (parketnummer 03-702610-15, feit 2);
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair en het in de zaak met parketnummer 03-702639-17 onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 03-702610-15 onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair en het in de zaak met parketnummer 03-702639-17 onder feit 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S. van den Akker en mr. N. van Abeelen, griffiers,
en op 28 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. F. van Es en mr. S. van den Akker zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Naar het oordeel van het hof zijn dit alle feiten van algemene bekendheid.
2.Een krantenbericht d.d. 29 april 2016, dossierpagina’s 68-9 ZD1, met de kop ‘Kopstuk Hells Angels opgepakt’.