Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt hiertoe in het bijzonder het volgende.
De verklaringen van aangeefsters
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (hierna ook te noemen aangeefsters, en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ) hebben verklaard in het najaar van 1992 tegen hun wil seks te hebben gehad met verdachte. Zij hebben elk driemaal een verklaring afgelegd: tijdens het informatieve gesprek bij de zedenpolitie, tijdens de aangifte en als getuige bij de rechter-commissaris. Die drie verklaringen bevatten naar het oordeel van het hof geen wezenlijke tegenstrijdigheden ten aanzien van het ten laste gelegde. Het hof acht de verklaringen van aangeefsters - anders dan de raadsman - betrouwbaar. Zij hebben weliswaar pas in het recente verleden verklaard over gebeurtenissen die zich lang geleden hebben afgespeeld, maar gelet op de gedetailleerdheid van die verklaringen, de authenticiteit alsmede de consistentie van de verklaringen ziet het hof geen aanleiding aan de betrouwbaarheid en derhalve bruikbaarheid voor het bewijs ervan te twijfelen. Dat er wel enige verschillen aan te wijzen zijn in de verklaringen over het moment en de wijze waarop aangeefsters in 2014 over misbruik zijn gaan praten maakt dit oordeel niet anders.
Is voldaan aan het bewijsminimum?
Het hof heeft te beoordelen of de aangiften voldoende steun vinden in ander bewijs.
Het hof constateert dat de verklaringen van beide aangeefsters op essentiële punten overeenkomen en elkaar over en weer ondersteunen.
Zij hebben beiden verklaard:
- dat zij naar verdachte gingen zodat verdachte hun vader (mogelijk) zou kunnen genezen;
- zij moesten om de beurt de (soort van) spreekkamer in;
- die kamer was sober ingericht met een tafel, een matje op de grond, kaarsen en enkele stoelen. Er was niet veel licht;
- het ‘consult’ begon met zitten op de stoelen en met een gesprek met verdachte, dat (mede) ging over kwade invloeden/geesten die hun vader ziek hadden gemaakt;
- het gesprek was in het Nederlands;
- het gesprek ging in eerste instantie over algemene dingen, maar werd later seksueel van aard;
- verdachte vroeg vervolgens of zij zich uit wilden kleden;
- zij moesten naakt op hun rug op het matje gaan liggen;
- verdachte kwam plotseling op hen liggen en penetreerde hen met zijn penis;
- zij hoefden zelf geen seksuele handelingen te verrichten;
- verdachte heeft zelf geen andere seksuele handelingen verricht;
- het stopte nadat verdachte was klaargekomen;
- met een keukendoek/(wc)papier werd het lichaam van de meisjes afgeveegd;
- daarna moesten zij zich weer aankleden;
- vervolgens was de sessie afgelopen en moesten zij teruggaan naar de ruimte waar hun ouders wachten.
Daarnaast heeft het hof gelet op het deel van de verklaring van [slachtoffer 1] , waarin zij heeft verklaard dat verdachte na afloop van de tweede keer seks heeft gezegd dat het met haar zuster gemakkelijker ging.
Naar het oordeel van het hof kunnen de aangiften daardoor bijdragen tot het bewijs van beide tenlastegelegde feiten. Anders dan door de verdediging bepleit is voor de toepassing van het zogenaamde schakelbewijs niet noodzakelijk dat één van de feiten bewezen kan worden zonder het gebruik van een bewijsmiddel dat op een ander feit betrekking heeft. (vergelijk: HR 12 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3118) De verklaringen van de ouders van aangeefsters
In de verklaringen van de ouders is steun te vinden voor de aangifte van hun dochters, zowel over het feitelijk verloop van de bezoeken aan verdachte als voor de verklaringen van aangeefsters dat verdachte de klachten van vader koppelde aan (onzichtbare) geesten. Bovendien verklaart vader dat verdachte hem heeft aangeboden ook zijn vrouw en dochters te beschermen, hetgeen past bij de verklaring van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris dat verdachte aangaf dat hij het gezin kon beschermen tegen kwade invloeden en ook past bij het feit dat verdachte bij twee gelegenheden de dochters alleen in zijn behandelkamer wilde zien. Deze verklaringen dienen daarom als steunbewijs voor de ten laste gelegde gedragingen.
De verklaringen van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat het weliswaar klopt dat hij de vier leden van het gezin ieder apart in zijn kamer heeft gesproken, maar dat zijn rol beperkt is gebleven tot het voorschrijven van kruiden, bidden, handoplegging op de schouders, en het kraken van de rug van één van de aangeefsters, dit alles geheel gekleed. Hij ontkent dat hij de ziekte van vader heeft gekoppeld aan kwade geesten, en dat hij ook de dochters heeft behandeld om hen te beschermen. Dat acht het hof volstrekt ongeloofwaardig, gelet op de verklaringen van de vier gezinsleden. Ook aan de verklaring van verdachte dat de minderjarige aangeefsters, hoewel verdachte slechts voor hun vader wilde bidden, zelf over seks begonnen te praten hecht het hof geen geloof. De verklaring van verdachte dat hij de moeder van aangeefsters niet anders dan door handoplegging op de schouder heeft aangeraakt strookt niet met haar verklaring dat hij haar overal gemasseerd heeft. Het hof hecht mede gelet op het voorgaande geen geloof aan de ontkenning van verdachte dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij de meisjes, en acht bewezen dat hij tweemaal seksuele gemeenschap heeft gehad met ieder van de aangeefsters.
Sprake van dwang?
Het hof dient de vraag te beantwoorden of er sprake is geweest van dwang door geweld of een andere feitelijkheid. Daarvan is eerst sprake indien verdachte door dat geweld of die andere feitelijkheid/feitelijkheden opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen zijn/haar wil heeft ondergaan en derhalve voor het slachtoffer geen mogelijkheid bestond daaraan weerstand te bieden. Dat het slachtoffer zich tegen de handelingen heeft verzet, is daarvoor niet vereist.
Het hof is van oordeel dat er sprake is geweest van dwang. Bij dat oordeel betrekt het hof dat aangeefsters 13 ( [slachtoffer 1] ) en 16 ( [slachtoffer 2] ) jaar oud waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten; verdachte was 37 jaar oud. Het leeftijdsverschil was dus zeer groot. Zij waren door hun ouders meegenomen naar verdachte omdat hij mogelijk hun vader zou kunnen genezen; het belang om te doen wat er gezegd werd was daarmee groot. Verdachte heeft ervoor gezorgd dat de aangeefsters alleen met hem waren, en heeft misbruik gemaakt van de afhankelijke positie waarin de aangeefsters verkeerden. Uit de verklaringen van aangeefsters blijkt dat zij totaal overvallen zijn door de onverhoedse penetratie door verdachte. Al hetgeen daaraan voorafging, waaronder het naakt op een matje gaan liggen, hebben zij geplaatst in de bijzondere context van de genezing van hun vader. Uit de verklaringen van aangeefsters en die van hun ouders blijkt zonneklaar dat verdachte niet alleen gebeden heeft voor genezing: hij heeft de suggestie gewekt dat hij in contact stond met geesten en bescherming van de familie tegen geesten kon bewerkstelligen. Voor [slachtoffer 2] geldt dat zij verklaart, op de vraag of er een mogelijkheid was om weg te gaan, dat dat voor haar gevoel absoluut niet kon, omdat zij dan de gezondheid van haar vader in gevaar zou brengen en zij ook niet wist of hij vloeken of dingen uit de geestenwereld in haar zou kunnen teweegbrengen. [slachtoffer 1] verklaart dat zij nooit zou hebben geweigerd te doen wat verdachte zei, want “we deden er alles aan om mijn vader beter te maken van de geelzucht en onszelf tegen de kwade geesten te beschermen”.
Het hof is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte door feitelijkheden telkens opzettelijk heeft veroorzaakt dat beide aangeefsters niet in staat waren aan zijn handelingen weerstand te bieden of zich daaraan te onttrekken.’