ECLI:NL:HR:2002:AF2283
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- J.C. van Oven
- C.J.J. van Maanen
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over ontvankelijkheid van cassatieberoep in onteigeningszaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [eiser] tegen de Staat der Nederlanden. De zaak betreft een onteigening in het kader van het bestemmingsplan 'Westerschelde Oeververbinding' van de gemeente Borsele. De eiser had op 21 mei 2002 een gewaarmerkte afschrift van een verklaring ex artikel 52 van de Onteigeningswet aan de Staat doen betekenen, waarin hij aangaf cassatie te willen instellen tegen een vonnis van de Rechtbank Middelburg van 24 april 2002. De Staat voerde aan dat de eiser niet-ontvankelijk was in zijn cassatieberoep, omdat de verklaring mondeling ter griffie had moeten worden afgelegd, zoals vereist door de wet. De Hoge Raad oordeelde echter dat de schriftelijke verklaring, die tijdig was ingediend, ook geldig was en dat de ontvankelijkheid van het cassatieberoep niet in het geding was. De Hoge Raad verwierp het beroep van de eiser en oordeelde dat de kosten van het geding in cassatie voor rekening van de eiser kwamen, die tot een bedrag van € 1.666,34 werden vastgesteld. Dit arrest bevestigt de mogelijkheid om een cassatieberoep schriftelijk in te stellen, mits de procedurele vereisten in acht worden genomen.