ECLI:NL:HR:2004:AO8335
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de politierechter bij ongelijktijdige berechting van strafbare feiten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Marokko en destijds gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Rijnmond' te Rotterdam, was eerder door de politierechter schuldig verklaard aan een strafbaar feit zonder strafoplegging. De politierechter had in een vonnis van 9 januari 2002, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, de verdachte schuldig verklaard aan een misdrijf gepleegd op 4 mei 2001, maar geen straf opgelegd. In hoger beroep heeft het Hof de verdachte echter veroordeeld tot zes weken gevangenisstraf, waarbij het Hof de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in overweging nam.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de regel uit artikel 369, eerste lid, (oud) van het Wetboek van Strafvordering, die de politierechter beperkt in het opleggen van gevangenisstraf van meer dan zes maanden, niet van toepassing is bij ongelijktijdige berechting van strafbare feiten. De Hoge Raad oordeelde dat deze beperking alleen geldt bij gelijktijdige berechting van meerdere strafbare feiten, waarbij de politierechter in dat geval niet meer dan zes maanden gevangenisstraf mag opleggen. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof de wet correct had toegepast en dat de veroordeling van de verdachte tot zes weken gevangenisstraf rechtmatig was.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. Dit arrest is van belang voor de uitleg van de bevoegdheid van de politierechter en de toepassing van de samenloopbepalingen in het strafrecht.